De computerrevolutie van de jaren tachtig ging gepaard met een even korte als felle taalstrijd. ‘Monitor’, ‘keyboard’, ‘hard disk’. De Duitsers spraken volkseigen over ‘Speicher’ en de Fransen noemden een computer ‘ordinateur’. Waarom konden wij niet zeggen: ‘Jaap, ik heb dit spreidlaken even door de rekenaar gehaald.’ Of zoiets.
Het Nederlands neemt met groot gemak nieuwe woorden op die soms behouden blijven (flat, tram, enveloppe), maar net zo makkelijk plaats maken voor een eigen-taal-eerst-variant. Nu spreekt iedereen over ‘beeldscherm’, ‘toetsenbord’ en ‘harde schijf’. Allemaal zonder dwang of drang. Vergelijk dat eens met Frankrijk, waar ooit een wet werd aangenomen om het aantal anderstalige liedjes op de radio te beperken tot vijf procent.
Gisteren las ik een tekst van P.C. Hooft uit 1568 (‘Waerschowinghe des Princen van Oraengien’) en kwam ik dit tegen: ‘(…) dat de boekcxkens daer af geprint t’ uwer handen ende kennissen ghecomen sullen zijn’.
Geprint, een Nederlands woord. Ik moet de neiging onderdrukken om het oeuvre van Hooft door te vlooien op zoek naar meer. Misschien is dat hele Engels eigenlijk deep down Nederlands. Net als New York.
Het is een raar soort Nederlands dat Hooft schrijft, met zinnen die soms een Latijnse grammatica volgen. Maar schrijven kon hij wel. Niet dat iemand hem nog leest, anders dan bleekneuzige studenten en beroepsmatig geïnteresseerde neerlandici, maar dat is het lot van al onze literatuur. Vestdijk is vergeten, Hermans wordt nauwelijks nog gelezen en ik vermoed dat het ook voor Mulisch vechten tegen de vergetelheid is. Er is alleen nog hier en nu. Ik zeg het met de berusting van de boer die weet dat aan het weer niets te doen is.
Printen… Tot mijn verbazing zag ik dat dat in Her nog steeds werd gedaan. In de hele film komt geen invoerapparaat voor. Toetsenbord, muis, ze zijn verdwenen. Maar aan het einde van de dag gooit professioneel brievenschrijver Theodore zijn afgedrukte dagproductie in een soort brievenbus. Een voorzichtige verwijzing naar de hardnekkige relevantie van papier? Een hoogtepunt in zijn leven is zelfs als zijn zelfdenkende en gezellig-empatische besturingssysteem (Scarlett Johansson) een keuze uit zijn beste brieven heeft aangeboden aan een uitgever ‘die nog steeds met papier werkt’. Uitgever enthousiast, boek komt in de post. Spuuglelijk, zoals de meeste Amerikaanse boeken, maar daar gaat het nu niet om.
‘Waarom papier?’ zei ik tegen mijn vrouw.
Jaren geleden, toen de kinderen nog klein waren, haalde ik ze een keer uit school. Ik was bezig een fietsje in de laadruimte van de Volvo te wurmen toen een bezorgde Turkse man op mij af liep. ‘Waarom foto?’ zei hij. Zoon, dochter en ik keken hem zonder begrip aan. ‘Foto?’ probeerde ik. ‘Waarom foto?’ Wat ongeduldiger nu. Gedurende een milliseconde of twee voelde ik de vage paniek van iemand aan wie een vraag van buitengewone filosofische importantie wordt gesteld, zo’n vraag die tot de oplossing van het wereldraadsel kan leiden en waarvoor jouw brein, maar dat ontdek je nu pas, helemaal niet is toegerust, want dat zit vol met P.C. Hoofts latinismen en melk die op is en vuilniszakken die morgen naar buiten moeten.
‘Ik begrijp niet wat u bedoelt’, zei ik tegen de zichtbaar verontruste man. Zijn blik hield het midden tussen gespannen afwachting en ergernis. ‘Waarom foto!’ eiste hij. Mijn zoon, een jaar of tien, bekeek mij met de soort grijns op zijn gezicht die ik uit mijn eigen jeugd kende. Het is de hoe-gaat-mijn-vader-dit-oplossen-blik.
Ik stak een lang betoog af: dat ik nooit fotografeer, uit principe, omdat mijn beste vriend (‘Maar u kent Harry waarschijnlijk niet’) fotograaf is en ik mij daarom van de plicht ontslagen voel om zelf nog foto’s te maken en dat die van hem (Harry) overigens stukken beter zijn dan die van mij en dat het verder trouwens nogal laat begint te worden en ik niet alleen mijn nageslacht naar huis moet brengen, maar ook nog koken. Dat helpt altijd, zo’n lang ongerelateerd antwoord op een vraag waarop geen antwoord mogelijk is. Ik heb dat ooit ontdekt toen ik met Harry’s vrouw door een slechte buurt in Parijs liep en zij ongure types met een slechte jeugd verdreef door eindeloos en ongerelateerd in het Nederlands te antwoorden op hun vraag hoe het zat met onze behoefte aan coke of garageboxseks.
Waarom papier?
Ik druk per roman wel tienduizend vel af, want het scherm leest anders dan papier. En er zit iets in dat hele proces van met een vulpen boven een vel zweven, op zoek naar zinnen en woorden die anders en beter kunnen. Een traagheid, een bedachtzaamheid die ik niet kan reproduceren achter het scherm. Maar ik moet voorzichtig zijn, want ik begeef mij gevaarlijk dicht bij het pad dat wordt belopen door types die beweren dat het allemaal bergafwaarts is gegaan met de roman sinds de kroontjespen het veld ruimde voor de schrijfmachine.
Waarom papier… Misschien omdat ik, en mijn leeftijdgenoten, een tussenfase ben in de digitale evolutie. Zeg maar, zoals de eerste auto’s nog veel kenmerken vertoonden van de koets. Ooit komt de dag waarop schrijven, net als in Her, praten tegen de computer is. Ik kan er zelf nog niet erg in geloven, maar het gaat vast een stuk makkelijker als Scarlett Johansson in mijn computer zit.