Ik voelde me nooit zo aangetrokken tot deze icoon van de lesbische literatuur, met wier historische romans de plaatselijke vrouwenboekhandel die zich geheel volgens de tijdgeest geen vrouwenboekhandel meer wil noemen steevast haar etalage vol plempt. Eenmaal overstag gegaan met Vingervlug (Fingersmith, 2002) was ik echter verkocht. Sarah Waters schrijft spannend, mooi en opwindend, en is er een meester in de lezer op het verkeerde been te zetten. Buitengewoon behendig goochelt ze in haar romans met dubbele perspectieven en onbetrouwbare vertellers. De unieke kracht van Waters is dat ze amuseert en shockeert tegelijkertijd. Ze schrijft geen pastiches op de Victoriaanse roman, maar heeft het genre een heel nieuw leven ingeblazen: vlezig, duister, sinister zelfs. Dat laatste geldt in sterke mate voor haar roman Affiniteit (Affinity, 1999), waarin een schroomvallige ‘spinster’ als een blok valt voor een Jomanda-achtige. Net als in Vingervlug, waarin twee meisjes als baby worden verwisseld, laat Waters zien dat mensen geneigd zijn datgene wat ze zien te interpreteren in het licht van wat ze verwáchten te zien. Ze maakt dit niet alleen aanschouwelijk, maar aan den lijve voelbaar door ook de lezer zand in de ogen te strooien. Haar debuutroman, Fluwelen begeerte (Tipping the Velvet, 1998) is een heuse roman scandaleuse die iedereen, lesbisch of niet-lesbisch, weke knieën bezorgt. Ik beken: ik ben een fan.

Toch is dat niet de reden dat ik blind vind dat Waters de Booker Prize moet krijgen. Met de roman waarmee ze dit jaar vriend en vijand verraste, overtreft ze zichzelf. In De nachtwacht (Night Watch) schrijft ze over een voor haar doen nabij verleden: Londen gedurende de Tweede Wereldoorlog. Wederom springt de uitgekiende compositie in het oog. We leren vier personages kennen en gaan met hen terug in de tijd. De rusteloze, mannelijke Kay, de jongen Duncan die bij een oude man inwoont en te slim lijkt voor het fabriekswerk dat hij doet, diens zus Viv die in een uitzichtloze relatie met een getrouwde man zit, en Helen die bij een datingbureau werkt en hengelt naar de liefde van haar partner Julia. In eerste instantie ontvouwen hun respectieve geschiedenissen zich wat onbestemd, zoals levensverhalen nu eenmaal voort kunnen kabbelen, met onopgeloste en onverklaarde tics en obsessies. Door twee keer een paar jaar terug te gaan in de tijd leren we hen iets beter kennen en duiden. Maar niet helemaal, en hierin openbaart zich de genius. Waters laat de lezer hard werken, gissen, invullen, op een perfect gedoseerde manier. Het retrospectieve vertelprocédé zet de levensloop van haar personages in een treurig en onverbiddelijk licht. Aan het eind weten we niks, maar genoeg.