In december 1988, het jaar waarin de Poolse filmer Krzysztof Kieslowski (1941-1996) de tien delen van zijn televisieserie Dekalog draaide, interviewde ik hem in Warschau. Het was het aller-, allerlaatste jaar van het communisme in Oost-Europa, je kon dat in Moskou al zien aankomen, maar de Polen durfden er niet zo goed meer op te hopen, nadat in 1981, zeven jaar eerder, in de grote tijd van de vakbond Solidariteit, de hoop op een liberale omwenteling de kop in was geslagen toen Jaruzelski de staat van beleg afkondigde.
Kieslowski, die ik kende als een politiek zeer geëngageerde filmer, zei dat hij genoeg had van politiek, van films waarin een communist discussieerde met een vertegenwoordiger van Solidariteit en met iemand van de katholieke kerk. Zijn tien films die door zijn scenarioschrijver Krzysztof Piesiewicz losjes waren gebaseerd op de bijbelse Tien Geboden, onttrekken zich aan een politieke interpretatie. Ze gaan, in Kieslowski’s eigen woorden, over ‘dood, liefde, eenzaamheid, lijden, God. Over de emoties die werkelijk ons leven beheersen, die de drijvende krachten in ons leven zijn.’ Ze gaan over de extreme en heftige gevoelens, die je zou kunnen zien als je heel goed uit je raam kijkt, naar gewone mensen.
Kieslowski constateert dat de Tien Geboden een morele code vormen waar niet aan wordt getwijfeld, maar die toch steeds wordt overtreden. Hij wilde zijn films maken over mensen voor wie het pijnlijk is deze geboden te overtreden: ‘Misschien wel omdat er zoveel mensen zijn die helemaal geen pijn voelen als ze dat doen.’
Daardoor onttrekken zijn films zich merkwaardig aan de tijd en de plek waar ze zijn ontstaan: het grauwe Polen met zijn wijken vol sombere flatgebouwen. Het is een grijs land, maar niet speciaal communistisch, niet speciaal het einde van het tweede millennium en ook niet het land waarin de katholieke kerk een onwaarschijnlijke opgang maakte als enig overgebleven oppositie tegen het communisme. Daarom is het toch niet zo gek dat regisseur Johan Simons ze, samen met dramaturg Koen Tachelet, tot toneel heeft bewerkt, eerst in München, in het Duits, en nu in twee delen in Gent.
In het eerste deel, dat nu op tournee gaat, zijn vijf van die verhalen achter elkaar gezet in een decor van allerlei stoelen en andere meubelstukken. Op een heldere en eenvoudige manier worden de verhalen verteld. Het verhaal van de man die niet in God gelooft, maar in de wetenschap. Zijn computer berekent wanneer het ijs sterk genoeg is om te schaatsen. Er is ergens een wak en zijn zoontje zakt door het ijs en verdrinkt (Gij zult geen afgoden vereren). De vrouw die in verwachting is, maar het kind is niet van haar eigen man, die stervende is. Moet zij het kind houden of weg laten maken (Gij zult de naam van de Heer niet ijdel gebruiken)? Op Kerstavond zoekt een vrouw haar vroegere minnaar op en haalt hem weg uit zijn gezin, misschien om samen zelfmoord te plegen (Gedenk de dag des Heren)? Een vader houdt meer van zijn dochter dan gepast is. Er is een brief van haar overleden moeder, die misschien onthult of hij wel de vader is. Moeten ze de brief niet liever ongelezen laten (Eert uw vader en uw moeder)? Een jonge, net afgestudeerde advocaat krijgt zijn eerste zaak toegewezen: een jongen heeft zomaar een taxichauffeur gedood, op een gruwelijke manier. Waarom? De jongen krijgt de doodstraf. Waarom? Een klein meisje, het zusje van de jongen, is ooit overreden door zijn vriend. Waarom? Waarom? Waarom (Gij zult niet doden)?
Kieslowski en NT Gent laten kleine mensen zien, niets spectaculairs, mensen die in troosteloze flatgebouwen wonen en die of ze het zelf nu weten of niet worstelen met grote morele dilemma’s en niet te beantwoorden vragen.
Tien Geboden deel 1 wordt t/m 19 april gespeeld in onder meer Haarlem, Amsterdam, Delft, en Breda