Ursula Schulz-Dornburg, uit: Bus Stops in Armenia, 1997-2004. Erevan-Parakar, 2004

Altijd een mooi, raadselachtig moment: de bioscoopzaal stroomt leeg en jij staat te wachten, voor de film die zij net zagen. Je probeert de blikken te peilen. Zijn ze opgewekt, bedrukt, opgelucht? Aangeraakt of onverschillig? Niet dat je, met een kaartje op zak, alsnog zou vertrekken, maar het verandert toch iets aan je verwachting.

Soms is het een trap waar die twee stromen publiek elkaar kruisen. Dan is het als bij uitzichtpunten. Je bent op weg naar een ervaring die de ander net achter de rug heeft. De film bestaat in twee versies, als verwachting en als herinnering, die rakelings langs elkaar scheren.

Op iffr is dit jaar, in de Doelen, een wachtruimte ingericht. Een rijtje stoelen langs de muur. Tijdschriften op tafel. Monitor aan de muur. Het is het hart van het programma Wait and See. Die precies dit als uitgangspunt heeft: de verwachtingen van de kijker, de film die al in je hoofd bestaat voor hij begint, en alles wat verder nog met wachten en geduld te maken heeft.

Het zaalprogramma bestaat uit zo’n tien langere speelfilms en drie verzamelprogramma’s, met kortere films en compilaties. In de wachtkamer draaien daarnaast vooral films van beginnende makers, op onvoorspelbare tijdstippen. Af en toe gaat de deur open en wordt de bezoeker uitgenodigd in nog weer een andere ruimte, met installaties en andere verrassingen.

Wachtkamers van huisartsen en ziekenhuizen zijn ook goede plekken om gezichten te bespieden. Op de houten bankjes bestaan allerlei mogelijke diagnosen tegelijkertijd. Soms stapt iemand naar buiten en wisselt een blik met een nerveus wachtende geliefde. Het valt mee. Het valt niet mee. In één kantelmoment is het aantal uitkomsten gereduceerd, een weg ingeslagen, een alternatief scenario voorlopig afgewezen.

Wachtkamers zijn een uitvergroting van hoe in principe elke ervaring werkt. Ons bewustzijn, zo menen neurowetenschappers tegenwoordig, werkt anders dan dat we het ervaren. Het is niet zo dat er ergens achter onze ogen een wezentje zit dat toekijkt naar de werkelijkheid als door een raam. Die werkelijkheid is eerder een voortdurende constructie, een goed geïnformeerde gok over hoe ze kan zijn. Die gok, onze verwachting van de werkelijkheid, wordt telkens weer bijgestuurd door de zintuiglijke signalen die we eruit ontvangen. Optische illusies en andere grappige experimenten tonen dat aan. Denk aan filmpjes waarin je iemand die met een chimpanseemasker door het basketbalveld loopt zomaar kunt missen, omdat je aandacht zich concentreert op de bal.

Ervaren is inpassen. De concrete realiteit stelt de verbeelde bij, en wekt meteen weer nieuwe verwachtingen, dromen, verlangens of angstige voorgevoelens die de nieuwe sequentie van gebeurtenissen dan weer bruuskeren of bevestigen. Dat is de cyclus waarin we leven en waarmee filmmakers en schrijvers en andere verhalende kunsten ons bespelen.

Echiniadzin-Erevan, 2002

‘Verwachting is de eerste stap op weg naar teleurstelling.’ Dat heeft een wijsgeer uit het Oosten eens gezegd. Ik weet alleen niet welke. Maar het moet er eentje uit het Oosten zijn, want ik hoorde het bij vrienden die fanatiek aan oosterse meditaties en vechtsporten doen. De vriend zei het tegen zijn tienjarige dochter die enthousiast voor ons uit door het bos rende, op weg naar haar survivalclub waar ze wilde gaan survivalen met onze kinderen. De club bleek dicht. Tegen het ontroostbare meisje sprak haar vader: ‘Verwachting is de eerste stap op weg naar teleurstelling.’

De Boeddha is het vast niet met me eens, maar tegen alle voorschriften in van ‘in het hier en nu leven’ enzovoort, heb ik toch altijd het sterke vermoeden gehad dat onze soort zich nu juist van alle andere onderscheidt door de verbeeldingskracht en de taal. Wat ons menselijk maakt is nu juist dat we de wereld níet neutraal en verwachtingloos ondergaan, dat we elders kunnen leven, vooruitkijken, fantaseren en ons overgeven aan voorpret.

Maar wachten werd verdacht, niet alleen bij beoefenaars van mindfulness die voortdurend zen willen zijn. Je hoort het ook in afgeluisterde telefoongesprekken: ‘Ik sta in de wachtstand.’ In het midden blijft of het over werk of liefdesleven gaat, maar de intonatie is ondubbelzinnig.

De wachtstand, dat is een ongehoorde stagnatie in een wereld waar alles bestaat bij gratie van de vooruitgang. Wachten is uit de tijd. Zelfs pretparken experimenteren met slimme apps om de rijen te laten oplossen: je ontvangt domweg een signaaltje zodra het jouw tijd is om naar binnen te mogen. Ongemerkt van het ene spektakel naar het andere verglijden, zonder ruimtes te passeren waarin je je ineens zou kunnen afvragen waar je eigenlijk mee bezig bent. We vermijden de luwte waarin iets windstil bezinkt, op adem komt, en stomen liever door, bang iets te zullen missen.

Erevan-Yegnward, 1997

Traditioneel waren er altijd twee hoofdvormen om die te bestrijden: wachtkamerlectuur en wachtmuziek. Mijn tandarts heeft nog altijd de ‘leesmap’, een fenomeen dat zozeer met mijn kindertijd is verbonden dat het verbijsterend is te constateren dat het nog bestaat. Het is een bundel tijdschriften die je wekelijks goedkoop bezorgd krijgt, in een blauwe kaft. Tijdschriften van minstens één of twee weken oud. Tijdschriften waarvan de datum is verlopen.

‘Verwachting is de eerste stap op weg naar teleurstelling’

Ze blijven onaangeroerd op de witte tafel liggen, zonder kreukje of andere gebruikssporen, alsof het kunstwerken of designobjecten zijn waarvan iedereen begrijpt dat je ze niet aan mag raken. Wachtkamerlectuur heeft zich naar onze broekzakken verplaatst. Voorheen kon je nog volhouden dat je de roddelbladen ‘bij de kapper’ had gelezen, maar bij kappers en tandartsen gaat iedereen verder met waar hij thuis mee bezig was.

Wat ook veranderd is: het wachten op nieuwe artikelen, nieuwe afleveringen, nieuwe tijdschriftedities. Alleen mijn kinderen kennen nog de magie van de Donald Duck die in het postvakje brandt, in vers cellofaan.

Een collega-publicist vertelde me laatst dat hij dertig, veertig jaar geleden wekelijks in alle vroegte naar het Centraal Station in Amsterdam trok, waar ze de weekbladen als eerste hadden. Opwinding om de nieuwe HP/DeTijd.

Een hele dimensie van de ervaringscyclus is geamputeerd, geleidelijk afgestorven, of in elk geval danig afgekneld geraakt. De technologie heeft ons weggevoerd van het wachten, het rusteloos hunkeren, van een ruimte waarin iets uit zichzelf kan ontstaan dat als klankkast van ervaringen werkt, een innerlijke resonantie die de ervaring completeert.

Verwachting mag dan de eerste stap zijn naar teleurstelling, verwachtingloosheid – of die nu door instant-bevrediging tot stand komt of door het opvullen van loze wachttijd – is de eerste stap weg van zowel die teleurstelling als blijdschap. Het is de eerste stap op weg naar de emotionele afvlakking.

Wachtkamermuziek dan, de tweede remedie. Deels is die het equivalent van ‘wachtrij-entertainment’, zoals luchthavens en pretparken die steeds vaker tijdens schoolvakanties aanbieden of opdringen. Maar muziek kan ook het verlangen optillen naar iets wat op zichzelf staat. Van de boog tussen de huidige en de gewenste toestand een brug maken die vleugels krijgt, zich loszingt en opstijgt. In de wachtkamers op wielen die treinen heten is het zoeken naar reizigers zonder oortjes of grote koptelefoons met noise-cancellation. Iedereen in zijn eigen droomwolk, opgetild boven de beperkingen van de materiële wereld.

Wie wacht, is op zichzelf teruggeworpen, en krijgt een heel andere relatie tot zijn omgeving. Dat is schitterend verbeeld in een van de hoofdfilms binnen Wait and See: Zumiriki, van de Spaans/Baskische regisseur Oskar Alegria.

Ashtarak-Alagyaz, 1998

De verwachtingen die ik van Zumiriki had, waren gebaseerd op de synopsis. Filmmaker keert terug naar het eiland van zijn jeugd, dat verdwenen is onder water. Hij bouwt een hut aan de rivieroever en verblijft daar vier maanden, omringd door een moestuin, twee kippen en een klok die voor altijd stilstaat op 11.36 uur en 23 seconden.

Half bewust was mijn verwachting waarschijnlijk gevoed door een film als Die große Stille (2005) van Philip Gröning die zijn maandenlange verblijf in een kartuizerklooster portretteert. Het klopte deels – er zitten tal van stille shots in, die zijn dagboek vormen – maar Alegria doorbreekt die verwachting op allerlei manieren. Onverwacht is de mysterieuze, poëtische en toch heel heldere onderstroom. ‘Mijn droom is onmogelijk’, kondigt Alegria in de voice-over aan, ‘filmen zoals mijn vader deed als schaapsherder, zonder te denken, zonder tijd.’

Op ‘plotniveau’, voor zover er hier van zoiets sprake kan zijn, is het een zoektocht naar één koe, die na de dood van een overbuurman is ontsnapt uit een kudde van honderd. ‘Deze film heeft als doel haar te vinden. En daarom is hij vol van wachten en mirakels.’ En dan zijn er ineens de 8mm-beelden die zijn vader schoot, en bovenal de montage van een ander project, waarvoor de filmmaker een aantal stokoude schaapsherders volgde op hun laatste avond, voor ze hun staf aan de wilgen hangen. Om exact twaalf uur stelt hij ze, in volledige duisternis, één vraag.

Zumiriki is het soort film waaruit dagen na het bekijken nog onderdelen boven komen. Hoe verstild en traag hij ook mag zijn, je hebt niet het gevoel dat je alle uitgestippelde lijnen en verbanden onmiddellijk vat. Dat gebeurt pas later. Want een film mag dan vooraf al zijn begonnen in je hoofd, ook achteraf werkt hij nog door. De beste drijven weken nadien nog boven, als het bezinksel is gaan liggen en het werk of een deel ervan helder overblijft, en veel meer als één totaliteit dan toen je het scène voor scène, beeld voor beeld, zat te absorberen. Herinneren is het omgekeerde van verwachten, maar het is een eender soort proces, dat ook een eigen ritme volgt, immuun voor kalender- en kloktijd.

Precies om dit proces te accentueren belooft Wait and See langere ‘intervallen’ tussen de afzonderlijke films in de verzamelprogramma’s. Muzikale onderbrekingen moeten de film wat langer laten ‘nagalmen’.

Het is erg mooi dat het festival op deze manier aandacht heeft voor het intensiveren van de ervaring. Of het in de hectiek van een filmfestival ook werkelijk lukt, is de vraag. Maar we wachten af.

De Waiting Room is van 23/1 t/m ½ te zien in de Doelen van 10.00-19.00 uur. Films: IFFR.com