George Elias Tobal als Semmier Kariem in Hoe ik talent voor het leven kreeg © Raymond van Olphen

‘Ik wil je helpen’, zegt de goedwillende jonge medewerkster van een asielzoekerscentrum tegen Semmier Kariem. Die steekt zijn hand uit en vraagt haar om het enige wat zij hem niet kan geven: een verblijfsvergunning. Semmier heeft geen paspoort en weet niet precies hoe oud hij is. Op een dag in zijn Iraakse geboortedorp werden alle kinderen van zijn moeder op volgorde van lengte werden gezet en kregen een geboortejaar toegewezen. Zoals acteur George Tobal het in Hoe ik talent voor het leven kreeg vertelt, is het een grappige anekdote. Maar de ambtenaar van de ind kan er uiteraard niets mee.

Over de negen jaar die Rodaan Al Galidi doorbracht in Nederlandse asielzoekerscentra kon hij nooit vertellen. Ook niet toen hij al een succesvol schrijver was. Uit het voorwoord op Hoe ik talent voor het leven kreeg blijkt dat dit boek er pas kwam toen iemand hem naar zijn azc-tijd bleef vragen. Iemand die werkelijk wilde weten hoe het er was. De voorstelling van theatergroep WAT WE DOEN trekt momenteel uitverkochte zalen, vol mensen die dat ook willen weten. Dat is een troostend en hoopvol gegeven. Niet alleen voor de fictieve Semmier, alter ego van Al Galidi, maar ook voor de vijftig statushouders die in wisselende samenstelling aan de productie meewerken. Zij zijn de hele voorstelling lang op het podium aanwezig. Soms dwarrelen ze uit naar de zaal, waar ze zich zonder commando ineens weer organiseren in een zwijgende rij.

Choreografen Pieter Scholten en Emio Greco van dansgroep ICK gaven bewegingen mee: zenuwachtig gefriemel met handen, een trillende zucht die door de rij gaat als Semmier deze doorsnijdt. Zittend op de rand van het podium zingen ze met z’n allen In de maneschijn bij de Nederlandse les. Een aantal van hen maakt muziek. Als Semmier zijn bed krijgt toegewezen, zit het orkestje daarop te spelen, waarmee meteen duidelijk wordt hoe weinig privacy een azc-bewoner heeft in het ‘dorp’ vol vreemdelingen.

De figuranten vormen het levende decor van Semmiers verhaal, waarin zes acteurs de rollen sterk en karaktervol neerzetten. Zo speelt Adam Kissequel sprankelend azc-bewoner Milton, die Semmier in de problemen brengt, en gaandeweg zijn levenslust verliest. Eran Ben-Michaël is wisselend een strenge ind-ondervrager en een toenemend wanhopige ind-medewerker, waardoor Semmier die twee door elkaar haalt. Wat de groep statushouders om hen heen voelbaar maakt, is het eindeloze wachten. Aan het begin vieren ze feest omdat baby Milaad is geboren. Als ze weer feestvieren is Milaad drie; later meldt Semmier dat het kind zeven is. ‘Ik kom uit het azc’, zegt George Tobal aan het eind van de voorstelling met tranen in zijn ogen. Net als voor Milaad is het vreemdelingendorp zijn enige werkelijkheid geworden. Alsof hij in de wachttijd zijn verleden en zijn toekomst is kwijtgeraakt.

Op tournee tot 19 april, watwedoen.nl