In zijn slaap, uit het niets. Rood haar, groene ogen, en zijn voorkomen verhult plotseling dat hij de afgelopen jaren een vrij gemiddelde, zwoegende Nigeriaan is geweest.

Dat biedt mogelijkheden. Nadat hij ongezien zijn ouderlijk huis is uitgeglipt – van achter zijn slaapkamerdeur praat hij met zijn moeder, zijn stem klinkt nog wel hetzelfde – merkt Wariboko direct dat de buitenwereld hem anders behandelt. Een blanke is een zeldzaamheid in de working class-buurten van Lagos; mensen roepen ‘Oyibo’ naar hem (‘witte man’); passanten verbazen zich erover dat hij foutloos Nigeriaans dialect spreekt, willekeurige vrouwen bieden hem hun diensten aan, taxichauffeurs spreken hem aan omdat ze meer kunnen verdienen aan blanken dan aan zwarten. Wariboko besteedt er zo min mogelijk aandacht aan, want hij ziet een kans: met zijn nieuwe verschijning kan hij eindelijk doordringen tot een betere wereld. Een wereld van werk, van geld, van luxe.

En inderdaad, moeiteloos krijgt hij nu een goed betaalde baan waar hij voorheen alleen maar van kon dromen. Ineens is Wariboko welkom in buurten waar hij tot dan toe werd weggekeken, hij houdt alle familie en vroegere vrienden op afstand en bouwt een volwaardig nieuw, succesvol leven op. Niet langer als Furo Wariboko, hij noemt zichzelf voortaan Frank White – een gedaantewisseling die me met weemoed deed terugdenken aan de (naar huidige maatstaven zonder meer racistische) eighties-komedie Trading Places, waarin een armoedige, kansloze Eddie Murphy van leven ruilt met de succesvolle Dan Ackroyd.

Maar duidelijker nog is Blackass van A. Igoni Barrett een variatie op Kafka’s Die Verwandlung – mocht dat op grond van het verhaal nog niet duidelijk zijn, dan wordt het dat wel dankzij de naar Kafka verwijzende achterflap en het aan Kafka ontleende motto. Net als Die Verwandlung begint Blackass met de lijflijke metamorfose, die het hoofdpersonage voor de buitenwereld verborgen probeert te houden. En net als Die Verwandlung wordt dit verhaal het interessantst wanneer de fysieke aanpassing psychologische effecten blijkt te hebben.

Bijvoorbeeld, een mooie scène, wanneer Wariboko/White in zijn nieuwe gedaante anders gaat lopen, met iets rechtere rug en kordatere passen. Omdat hij denkt dat het zo hoort. Dat wit worden niet alleen een kwestie is van uiterlijk maar ook van gedrag. Ook goed zijn de scènes waarin Barrett (1979, Lagos; publiceerde eerder al twee verhalenbundels) op satirische wijze de mensen om Wariboko heen beschrijft. Dat de zwarte omgeving zich bijvoorbeeld meer en meer opportunistisch opstelt, en hoe vreselijk vlak die felbegeerde witte bovenklasse uiteindelijk blijkt te zijn, waar White zich verliest in oppervlakkige dineetjes en nietsige gesprekken.

Was deze moderne Verwandlung maar iets kafkaësker geweest, met iets meer vervreemding

Daar zitten bijzonder komische scènes tussen. Barrett schrijft met vaart en smaak, wat Blackass ondanks het serieuze decor een prettig leesbare roman maakt. Maar hoe langer het nieuwe leven van Wariboko aanhoudt, hoe meer de roman uit balans raakt. Wat is nu werkelijk het verhaal dat Barrett wil vertellen? Is Blackass satire? Een ode aan Franz Kafka, met een raciaal sausje eroverheen? Een spiegel die Barrett zijn lezers wil voorhouden, over hoe we met zwart en wit omgaan?

Op de beste momenten maakt juist de combinatie van deze elementen, van licht en zwaar, van ernst en absurd, Blackass de moeite waard, maar gaandeweg raakt het evenwicht steeds verder zoek. Er worden te veel bijpersonages opgevoerd, lang niet altijd met een duidelijke functie. Er is een hoofdstuk dat volledig bestaat uit tweets, geschreven door Wariboko’s zusje – het hangt er nogal bij, en het past ook niet bij de steeds nadrukkelijker satirische ondertoon.

‘Kafkaësk’ is een van de meest afgesleten termen in literatuurrecensies, maar bij deze roman dacht ik: was deze moderne Verwandlung maar iets kafkaësker geweest, trad er maar iets meer vervreemding op, iets meer duisternis, en was er maar iets meer schaamte: Wariboko ondergaat alle ontwikkelingen vrij mak, hij kent tot mijn verbazing amper pijn of angst.

Waar het contrast tussen het absurde uitgangspunt en een gedetailleerd beschreven binnenwereld bij Kafka’s metamorfose het geheel juist zo pijnlijk maakt, voelt Blackass na het intrigerende begin meer en meer als een behendig vertelde maar inhoudelijk vlakke roman.

Is het Barrett vooral te doen om het scherpzinnig bespotten van menselijk gedrag? Om het doorprikken van vaste vooroordelen tegenover de ander? (Later wordt er ook nog een schrijver opgevoerd genaamd Igoni, die plotseling getransformeerd is tot een vrouw.) Prima, maar over die vaste vooroordelen wordt uiteindelijk weinig echt schokkends gezegd: ja, in een arme Nigeriaanse stad wordt een blanke nu eenmaal vijandiger aangekeken dan een zwarte, ja, een witman krijgt nu eenmaal eerder werk bij een groot internationaal bedrijf, allemaal kwalijke zaken natuurlijk, maar Barrett kaart ze nergens origineel of werkelijk beklijvend aan.

Je kunt niet ontvluchten waar je vandaan komt, lijkt het einde van Blackass te zeggen. Is dat wat Barrett duidelijk wil maken? Wellicht, maar het is een open deur. Natuurlijk kun je na decennia Nigeriaanse armoede niet zomaar met leugens een succesnummer worden. Natuurlijk gaat het nog mis met White. Maar wanneer we eenmaal in dat hoofdstuk zijn aanbeland, weet ik al niet meer of ik medelijden moet hebben of erom moet lachen, of dat ik gewoon mijn schouders zal ophalen.


Beeld: is Igoni Barretts Blackass satire? (Victor Ehikhamenor/Graywolf Press)