Geen enkele andere schilder kon de melancholie van het Zuid-Afrikaanse platteland zo treffend vastleggen als Walter Meyer, die eind vorig jaar door zijn 29-jarige vrouw Sophia werd doodgestoken. Ontelbare van zijn collega’s hebben het geprobeerd – het dramatische landschap smeekt er immers om – maar ze vielen voor kitsch of clichématige romantiek. Meyers werk daarentegen heeft soul. Hij haalde iets essentieel Zuid-Afrikaans naar boven: de hitte, de stilte, het trillende licht, de onttakelde dingen die de mensen hadden achtergelaten. Hij was het Zuid-Afrikaanse antwoord op Edward Hopper.

Het was niet voor niets dat de Zuid-Afrikaanse briljante rocker James Phillips een schilderij van Walter Meyer gebruikte voor zijn album Sunny Skies uit 1993. De hoes toont een schijnbaar verlaten huis in een nondescripte buitenwijk, met een tuin die is verruïneerd door meedogenloos brandend zonlicht. En dat tegen een omineuze achtergrond van een pikzwarte lucht.

Dit waren de problematische jaren negentig, voordat Mandela voor opluchting zou zorgen: de unheimische stilte in de witte buitenwijk, waar men wachtte op een ontlading, regen of anderszins. Het schilderij en het album waren politiek zonder politiek te zijn.

Meyer was een buitenstaander. Waar generatiegenoten als Kendell Geers en Belinda Blignaut zich toelegden op conceptuele kunst en heftige installaties ging hij zijn eigen weg, wars van wat ‘de ar _t__ scene’_ voorschreef. Geers zei in een documentaire dat hij vond dat Meyer honderd jaar te laat was geboren. ‘Ik kan dergelijk werk niet serieus nemen’, voegde hij bits toe. Meyers werk miste voor hem de urgentie, de zucht naar vernieuwing. Maar Meyer wilde niet baanbrekend zijn. Hij was een loner, iemand die geduldig luisterde naar de verhalen van de oude mannen uit het dorp in plaats van rond te hangen in de hippe bars van Jo’burg. Meer Tom Waits dan David Bowie.

Midden jaren tachtig – in Zuid-Afrika heerste de noodtoestand – besloot hij om zich op aandringen van een Duitse vriendin te melden bij de Staatliche Kunstakademie in Düsseldorf, waar onder meer Joseph Beuys en Gerhard Richter doceerden. Hij zocht het nummer van Beuys op in het telefoonboek en vroeg hem om advies. Beuys, die kort daarna zou overlijden, zei dat hij de andere docenten moest benaderen. Meyer toonde Richter daarop een provisorisch portfolio, waarna de meester mismoedig het hoofd schudde.

Hij toonde Richter een portfolio, en de meester schudde het hoofd

Maar op een of andere manier werd de jonge Zuid-Afrikaan, die nauwelijks Duits sprak, toch toegelaten. ‘Met name het eerste jaar was vreselijk. Ik kan niet communiceren. In de klas hadden ze van die lange discussies en ik zat daar maar, geen benul waar het over ging. Ik voelde me heel dom’, vertelde hij in 2009 aan journalist Sean O’Toole.

Hij experimenteerde met het expressionisme dat toen in zwang was, totdat hij op een dag Early Sunday Morning van Edward Hopper zag, een schilderij uit 1930 van een verlaten Seventh Avenue in Manhattan. Het werk, vol somber groen en dof rood, resoneerde. ‘De stemming en de leegte’ deden hem aan Zuid-Afrika denken. Eenmaal terug in zijn vaderland legde hij zich toe op landschappen. Kunst met een lage drempel, zoals hij het zelf noemde, zodat niemand zich hoefde af te vragen ‘wat het nou precies betekent’. Alhoewel trendies als Geers hem afserveerden als een belegen romanticus had hij ook veel bewonderaars. ‘Ik keek enorm tegen hem op’, zegt Jacques Coetzer die samen met Meyer aan de kunstacademie in Pretoria studeerde. ‘Hij was een weerbarstig genie, een jonge rebel die de dienstplicht in het oude Zuid-Afrika ontliep door zich in Düsseldorf op het expressionisme te storten. Hij kwam terug met een punky bravoure en een broek met smalle pijpen, die onder de verf zat. Walter en zijn werk waren cool as fuck.’

In de korte documentaire die Lloyd Ross in 1995 over hem maakte zie je hem rondsjouwen, lang en mager, in oude jeans, een geblokt shirt en breedgerande hoed. ‘Gevoel, verstand, ziel en lichaam waren bij hem zodanig met elkaar versleuteld dat de aard van het schilderij ook de werkelijke aard van het landschap weerspiegelde’, zegt galeriehouder Ricky Burnett in die documentaire. Meyer zelf had minder woorden nodig: ‘Het landschap weerspiegelt een emotie. Door het te schilderen begrijp je het beter.’

Hij had de pest aan de stad, verkaste naar het bloedhete plaatsje Uppington in de Noordkaap, achthonderd kilometer ten westen van Johannesburg. Daar werkte hij in de tuin en luisterde naar Johnny Cash. Hij kreeg diens autobiografie van een jonge dominee en las afgunstig hoe Cash zijn amfetamineverslaving had overwonnen. Zelf kampte Meyer met alcoholisme. Hij reisde steeds minder, schilderde het droge landschap dat zich om Uppington uitstrekte, zonder mensen, en steeds vaker zonder de dingen die de mensen hadden achtergelaten, bang dat ook hij in clichés zou vervallen. Het canvas werd leger, tot de inspiratie helemaal opdroogde. Zijn laatste tentoonstelling dateert volgens zijn website van 2009. Daarna kregen de depressies en de drank de overhand.

Hij trouwde met Sophia. Er waren drankgelagen en slaande ruzies. In september vorig jaar werd Meyer door Sophia op straat gezet, waarna hij bij een vriendin introk. Hij was weer begonnen met schilderen. Op 22 december was hij naar Sophia in Uppington gegaan, volgens de buren om zijn vijfjarige dochtertje Carla op te halen.