Maar toch. Vanuit dat oerhonk maak ik graag en vaak reizen. Korte intense reizen het liefst. Ik word dan altijd zowel van de uitreis als de thuisreis blij.
Het geval wil dat de overheidsinstantie die gaat over het promoten van Nederlandse films in den vreemde mijn in het najaar uitkomende film heeft gezien. Men oordeelt dat de film flink zal gaan reizen. Naar buitenlandse festivals dus. De film reist dan in de praktijk met mij en soms met andere medewerkers erbij.
Het is voor mij de belangrijkste beloning voor het filmen. De reizen naar verre steden. Het hoeven voor mij niet eens hippe steden of aansprekende festivals te zijn. Ik zou bijna zeggen: liever niet. Want dan heb je daar ter plekke in de regel veel meer verplichtingen dan bij de wat minder mondaine festivals.
Dat betekent struinen door steden waar je anders waarschijnlijk niet zou komen. Vilnius, Haiderabad, Shanghai, Cotonou, Pretoria. Dat soort plekken.
Op terrasjes voor koffiehuizen zitten, hangen aan balustrades bij riviertjes waarvan je de naam niet kent, kruideniers binnenlopen om lokale snacks te kopen. Dat soort dingen.
Bijna honderd landen heb ik bezocht. En zeker de helft ervan in het kader van dit soort reisjes.
Ik doe niets liever, kort ergens heen. De sfeer snuiven. Korte plichtplegingen. Mijn film bijwonen. Question and answer-sessie. Wat met pers praten. Et cetera.
Ook allemaal leuk en altijd interessant en leerzaam om je film met buitenlands publiek te zien. Maar het leukste komt dan erna. De twee of drie dagen die ik eraan vast plak waarin ik de gaststad ontdek. En dan het liefst een stad waar je als toerist niet gauw komt: Cluj, Archangelsk, Tbilisi, Talca, Matanzas.
Ik had de wanderlust ook al toen mijn films mij nog niet over de wereld voerden.
Als twintiger had ik als freelance belichter wat geld verdiend en dat gebruikte ik voor reizen. Ik ging toen speciaal naar plekken waar maatschappelijke of politieke veranderingen gaande waren. Nieuwsgierig was ik naar hoe de mens reageert op verandering. En misschien wilde ik vooral de geschiedenis van dichtbij zien.
Hongkong, Cuba, de Balkan, het Midden-Oosten, Zuid-Afrika. Daar gebeurde wat in die jaren en ik schuifelde er rond met mijn rugzakje.
Maar toen moest ik er zelf voor betalen. Nu meestal niet meer.
Ik zou het ook niet goed kunnen betalen. Van mijn soort films word je niet rijk. Maar ze leiden je in de praktijk wel rond de wereld.
De enige rekening waar genoeg op staat is mijn mijlensom op de frequent flyer-kaart van de nationale luchtvaartmaatschappij.
Als in plaats daarvan mijn bankrekening vol was geweest, vrees ik dat ook in dat geval de uitkomst hetzelfde zou zijn geweest. Ik zou er vliegtickets voor hebben gekocht. Veel.