
Johannesburg –Vroeger was alles duidelijker, zeker in Zuid-Afrika. Daar was het zwart-wit, letterlijk en figuurlijk. Een symbolische datum die helder inzoomde op dat antagonisme was 21 maart 1960, toen de blanke politie 69 zwarte demonstranten doodschoot in Sharpeville, een township ten zuiden van Johannesburg. Veel slachtoffers hadden rugwonden. Het incident werd bekend als de ‘Sharpeville-slachting’ en betekende een omslagpunt in de Zuid-Afrikaanse geschiedenis.
Dit was het moment waarop de nationale en internationale strijd tegen het apartheidsregime werkelijk gestalte kreeg. De verhoudingen waren duidelijk. Voor het apartheidsregime waren de zwarte bevrijdingsbewegingen de vijand. Voor de onderdrukte zwarte bevolking en de progressieve buitenwacht symboliseerde het blanke minderheidsregime het grote kwaad.
We verplaatsen ons naar 16 augustus 2012, ruim achttien jaar nadat apartheid haar laatste adem heeft uitgereuteld. In Marikana bij het mijnbouwstadje Rustenburg, 122 kilometer ten noordwesten van Johannesburg, opent de politie het vuur op een grote groep stakende mijnwerkers. Er vallen 34 doden en 78 gewonden. Dit voorval zal de geschiedenis in gaan als de ‘Marikana-slachting’, opnieuw een symbolisch moment. Alleen waren het ditmaal zwarte politiemannen die in opdracht van een zwarte overheid op zwarte stakers schoten.
Een week na het voorval riep president Jacob Zuma een onderzoekscommissie in het leven, de Farlam Commissie, vernoemd naar de gepensioneerde rechter Ian Farlam die het onderzoek leidt. De commissie moet de slachting en de aanloop ernaartoe ontrafelen. Vorige maand sloot ze haar hoorzittingen af. In maart zal Farlam de bevindingen aan Zuma presenteren. Dankzij eindeloze getuigenverhoren en de dit jaar verschenen documentaire Miners Shot Down zijn de feiten inmiddels genoegzaam bekend.
De setting voor de slag is een open veld bij Marikana. Het oogt en ruikt er naar armoede: dor en stoffig, wat geiten, stekelige struiken waarin weggewaaid plastic is blijven hangen, hard geel gras en veel zwerfvuil, van plastic flessen tot wegwerpluiers, afkomstig van de nabijgelegen krottenwijken waar veel mijnwerkers verblijven. Twee rotsformaties, waarvan de grootste Wonderkop heet, zorgen voor afwisseling in het landschap.
De staking bij de Lonmin-platinamijn begint op 10 augustus en betreft in eerste instantie een groep rotsboorders die een fikse loonsverhoging eisen; ze verdienen zo’n vierduizend rand (destijds vierhonderd euro) per maand en eisen 12.500 voor het uitputtende, ongezonde werk. Ze krijgen geen steun van de aan het anc gelieerde vakbond National Union of Mineworkers (num), zodat het een wilde staking is. Lonmin weigert te onderhandelen. De multinational, met zijn hoofdkwartier in Londen, praat alleen met de num.
De stakers volharden en bewapend met speren, machetes en knobkerries (stokken met een stevig rond uiteinde) maken ze het werkwilligen onmogelijk om aan de slag te gaan. Er doen zich diverse gewelddadige confrontaties voor tussen de mijnwerkers en de politie, Lonmin-beveiligers en leden van de num. Zoals gebruikelijk in Zuid-Afrika gaat het er hard aan toe. Er vallen tien doden, onder wie twee bewakers en twee politiemannen die op gruwelijke wijze om het leven zijn gebracht. ‘Een van de bewakers probeerde te ontkomen in zijn auto. Die hebben ze toen in brand gestoken. De man was geheel verkoold, afschuwelijk’, zegt de Engelse mensenrechtenadvocaat Jim Nichol die de families van de gedode mijnwerkers vertegenwoordigt.
De stakers, zo’n drieduizend, veranderen de rotspartij Wonderkop, dicht bij de Lonmin-mijnschacht, in hun hoofdkwartier. Elke dag trekken ze met hun ‘traditionele wapens’ van hun krotten naar de ‘berg’, gekleed in het armenuniform van afgetrapte trainers, goedkope Chinese T-shirts, jeans van onbekend merk en sportjekkies. Het is koud. Een man met een groene deken werpt zich op als een van de leiders. Zoals veel stakers is ook hij ongeletterd. Ze komen van ver. Het zijn gastarbeiders uit de rurale streken in de Oostkaap-provincie en het door Zuid-Afrika omgeven bergstaatje Lesotho. Ze blijven hameren op een onderhoud met Lonmin. Het management blijft weigeren, herhaalt dat ze alleen met erkende bonden willen onderhandelen.
De spanning loopt verder op. Lonmin wil een snel einde aan de staking omdat het bedrijf zich gezien de lage platinaprijs en eerdere stakingen geen lange werkonderbreking zegt te kunnen veroorloven. De mijnbouwgigant maant de overheid tot ingrijpen, wijzend op het geweld dat zich al heeft voorgedaan. Een van de Lonmin-bestuurders is anc-topman Cyril Ramaphosa, die begin jaren tachtig nog aan het hoofd stond van de num en toen bij massale protesten een belangrijke rol speelde in de capitulatie van het apartheidsregime. Maar nu behoort Lonmin-aandeelhouder Ramaphosa tot de klasse van nieuwe zwarte kapitalisten. Forbes schat zijn bezit op zevenhonderd miljoen dollar. Ook politiek is hij een zwaargewicht. In 2012 werd hij vice-president van het anc en in 2014 vice-president van het land.
Ramaphosa stuurt e-mails aan de ministers van Politie en Mijnbouw waarin hij aandringt op ‘passende maatregelen’, omdat het hier in Marikana niet langer een loondispuut betreft maar ‘criminele activiteiten’. Ook de overheid wil een snel einde aan de staking, omdat die kan overslaan op andere sectoren en zo het hele land kan ontwrichten. Honderden leden van de oproerpolitie en speciale eenheden worden naar Marikana gestuurd, evenals vier lijkwagens.
Op de dag voor de schietpartij probeert een num-vertegenwoordiger de stakers nog toe te spreken, maar hij wordt weggehoond. Naar Joseph Mathunjwa, de leider van de veel kleinere, niet aan het anc gelieerde vakbond Amcu, willen ze nog wel luisteren. Mathunjwa gaat bij de ‘berg’ op zijn knieën, de stakers smekend om hun wapens in te leveren en terug te keren naar hun golfplaten onderkomens. ‘Zwarte levens zijn niets waard’, waarschuwt hij. Maar de mijnwerkers willen pas aan dat verzoek gehoor geven als Lonmin de onderhandelingen opent. Lonmin weigert.

Op 16 augustus krijgt de politie opdracht om de stakers, die inmiddels als ‘gewapende criminelen’ te boek staan, van de ‘berg’ te halen. De politie legt een cordon van scheermesjesprikkeldraad om Wonderkop en laat een nauwe uitgang open. De stakers dalen af en bewegen zich in de richting van de uitgang die hen bij het krottenkamp Nkaneng moet brengen. Eerst gebeurt dat langzaam, maar als de politie om onduidelijke redenen traangas en rubberen kogels op hen afvuurt beginnen ze te rennen. Dan gaat het droge geknal van de rubberen kogels plotseling over in het geknetter van semi-automatische geweren. Stof, vluchtende en vallende mensen. Een kleine groep stakers komt met speren en stokken op de politie af. Die maait ze neer. De man met de groene deken wordt later met veertien kogelwonden morsdood teruggevonden.
Er vallen zeventien doden bij ‘scene 1’, de ‘berg’. Een andere groep stakers is naar de rotsblokken een paar honderd meter verderop gevlucht, ‘scene 2’. Ze worden door de politie achtervolgd. Nog eens zeventien mijnwerkers vinden hier hun einde. Uit forensisch onderzoek blijkt dat de politie in sommige gevallen boven op de rotsblokken stond en van dichtbij in ‘executiestijl’ naar beneden schoot.
Alles was live op de televisie te zien. Het land reageerde verbouwereerd. ‘Dit was de dag waarop het nieuwe Zuid-Afrika zijn ziel verloor’, schreef Branko Brkic op de nieuwssite Daily Maverick die de gebeurtenissen rond Marikana op de voet volgde. Het was de eerste keer sinds de afschaffing van de apartheid dat de politie zo tekeerging. President Zuma en politiecommissaris Riah Phiyega maanden tot kalmte en zeiden dat dit niet de tijd was voor beschuldigende vingers. Maar al snel gingen die vingers natuurlijk toch wijzen. Wie had het bevel gegeven om met scherp te schieten? Was het politiecommissaris Phiyega? Haar provinciale collega? Zaten de toenmalige ministers van Mijnbouw en Politie erachter? Zon de politie op wraak na de dood van twee van hun collega’s? Had de vakbond num ermee te maken, omdat de wilde staking haar positie ondermijnde? Waren het de managers van Lonmin in Johannesburg en Londen die op veilige afstand kil en berekenend aan de touwtjes trokken? Of was de stem van Cyril Ramaphosa, met één been in het anc en één in Lonmin, doorslaggevend geweest? In totaal waren er 45 doden gevallen, maar ieders naam was Haas.
In 1994 kwam het anc aan de macht en de partij won alle daaropvolgende verkiezingen met ruim zestig procent van de stemmen. Die overmacht heeft het anc deels te danken aan de steun van de vakbondsfederatie Cosatu, waarbij ook de mijnwerkersbond num is aangesloten. Al jarenlang betogen politiek analisten dat de alliantie van anc, Cosatu en de South African Communist Party, die het land nu al twintig jaar regeert, onwerkbaar is. Hoe kun je als vakbond een regering onder druk zetten als je zelf (indirect) deel uitmaakt van die regering?
‘Marikana’ was uiterst problematisch voor het anc en Cosatu. De stakers waren aanvankelijk lid van de num, maar voelden zich door de bond verraden toen die zich niet voor hun belangen wilde inzetten. Na de schietpartij sloten tienduizenden num-leden zich aan bij de Amcu van Joseph Mathunjwa (de knielende, smekende man), die niets met het anc te maken wil hebben. Dit jaar brak de machtige metaalwerkersbond Numsa met Cosatu en het anc en kondigde aan een United Front te zullen oprichten dat het anc links wil inhalen. ‘Ik denk dat Marikana de Numsa het laatste duwtje gaf. Ze walgden’, zegt advocaat Nichol.
Met Marikana veranderde ook het vijandbeeld. Binnen- en buitenlandse lefties, zoals de maker van de documentaire Miners Shot Down Rehad Desai, schilderen de zwarte coryfeeën van weleer, Ramaphosa voorop, nu af als de slechteriken. De stakers, toch zeker geen lieverdjes (afgezien van de moorden hadden zij ook gedreigd vrouwelijke journalisten ‘als honden te zullen verkrachten’) zijn voor hen helden die manmoedig de macht van het gezag hebben weerstaan. Want de ‘slachting’ kreeg de stakers niet klein. Ondanks de voortdurende intimidatie zetten zij hun actie nog bijna vijf weken voort, totdat Lonmin eindelijk toegaf en de lonen opkrikte.
Marikana gaf de oppositie ruimte om verbaal met scherp te schieten en de vijand nauwkeuriger te definiëren. Leden van de Economic Freedom Fighters van de populist Julius Malema schreeuwden president Zuma tijdens een wilde, chaotische parlementszitting toe dat hij ‘bloed aan zijn handen’ had. En een jonge eff’er maakte vice-president Cyril Ramaphosa uit voor ‘moordenaar’. Toen de eff’er de zaal moest verlaten omdat hij dat woord weigerde terug te nemen, gaf hij Ramaphosa de middelvinger. Plotseling werd het parlement, jarenlang gevuld met ja-knikkers, weer interessant.
Het anc voelde zich als de keizer zonder kleren. De partij zocht ook naar een vijand en vond die bij buitenlandse agitatoren. Zuma had het over ‘duistere internationale elementen en bewegingen’. anc-secretaris-generaal Gwede Mantashe sprak van ‘anarchie, anarchie, anarchie, voortgebracht door mensen die van ver gekomen zijn… Zweden, Ierland.’
Desgevraagd verduidelijkte hij dat het ‘een Zweeds staatsburger is die een centrale rol speelt in de anarchie in de platinaregio’. Hoewel hij geen namen noemde, werd al snel duidelijk dat hij doelde op een jonge Zweedse vrouw, Liv Shange, aangesloten bij de militante, trotskistische Democratic Socialist Movement (dsm). Een opmerkelijke keuze voor een vijand, want de dsm heeft maar een paar honderd leden, en haar politieke partij Workers Socialist Party (wasp) kreeg bij de verkiezingen dit jaar slechts 0,05 procent van de stemmen.
Liv Shange zit achter een van de drie houten bureaus in het dsm-kantoor, op de vierde verdieping van het House of Movements in een deel van de binnenstad van Johannesburg waar snackbars, zooiwinkels en toeterende publieke taxi’s het straatbeeld bepalen. De muren van de benauwde dsm-ruimte zijn opgesierd met posters van de Srilankaanse United Socialist Party, Karl Marx en de Amerikaanse Black Panther Bobby Seale.
Met haar steile blonde haar, korte pony en vijf weken oude baby aan de borst ziet de 33-jarige Shange er niet uit zoals je je staatsvijand nummer 1 voorstelt. De media (zelfs de roddelbladen raakten geïnteresseerd omdat ze met een zwarte man is getrouwd en vloeiend Zoeloe spreekt) beschrijven haar steevast als ‘petite blonde’ en ‘diminutive’. Blond en slank is ze inderdaad, maar niet bijzonder klein of tenger. Wat vooral opvalt is het feit dat ze geen make-up draagt, waardoor haar intens blauwe ogen nog blauwer lijken. Je kunt je haar voorstellen als een bevlogen linkse figurante in een Scandinavische politieserie als The Killing of The Bridge.
Wat bezielt het anc om haar eruit te pikken als staatsvijand? ‘Dat moet je misschien aan Gwede [Mantashe] vragen’, zegt Shange lachend. Dan op serieuze toon: ‘Wat me vooral verbaast, is dat die aantijging zo consistent wordt toegepast. Het was niet gewoon Gwede’s onnozelheid of toeval. Het is een bewuste tactiek. Ons activisme heeft veel effect gesorteerd. De hele mijnbouwsector lag op z’n gat dankzij onze ideeën. Dat boezemt angst in.’
Na twee lange interviews en de nodige e-mailcorrespondentie wordt beter duidelijk waarom het anc zo met mensen als Shange in zijn maag zit. Je kunt haar enigszins vergelijken met de Amerikaanse radicale denker David Graeber, die lang als een obscure anarchist door het leven ging totdat hij plotseling de (anti)leider werd van Occupy Wall Street. Ineens vond de stekker het stopcontact. Voor Shange en de dsm kwam Marikana als geroepen. Dit was hun revolutionair moment. ‘In één klap werd duidelijk dat het anc niet de miljoenen arbeiders vertegenwoordigt die het beweert te vertegenwoordigen. Vóór Marikana was er al sprake van een veranderend bewustzijn onder de mijnwerkers. Ze wilden breken met de heersende klasse en de partij. De regering meende dat ze die beweging in bloed moest smoren, want als ze de boel niet in bedwang hield zouden de gevolgen rampzalig zijn. Dan zou de onrust zich over andere segmenten van de samenleving verspreiden.’
Dat is precies wat er gebeurde. De onrust verspreidde zich, en Shange’s dsm haakte in op de toenemende onvrede. De zelfbenoemde revolutionaire avant-garde ging omzichtig te werk. Eerst werden bestaande structuren geïnfiltreerd, vervolgens werden er vergaderingen met kleine comités georganiseerd en uiteindelijk kwamen er grote bijeenkomsten. Bewust maken, motiveren en activeren, daar ging het om. ‘De num ziet ons al sinds 2009 als de vijand. Ze intimideerden ons. Ze dreigden ons zelfs te zullen vermoorden toen een van ons een wat ondoordachte uitspraak deed. Maar na Marikana erkenden ze dat we gelijk hadden en nodigden ze me zelfs uit om te komen spreken. Wij slaagden erin om de verschillende stakingscomités met elkaar te verbinden.’ Loonsverhoging is niet genoeg. De dsm wil structurele veranderingen. ‘Wij willen zaken als Marikana combineren met een socialistische revolutie’, zegt Shange.
De agitprop wierp zijn vruchten af. Twee jaar na Marikana vond er een nieuwe staking plaats in de platinasector. Deze keer legden zeventigduizend mijnwerkers van de drie platinagiganten (Lonmin, Anglo American Platinum en Impala Platinum) het werk neer. De staking werd nu geleid door de Amcu van Joseph Mathunjwa en duurde maar liefst vijf maanden. De effecten waren wereldwijd voelbaar, want Zuid-Afrika beschikt over tachtig procent van de mondiale platinavoorraden en levert zo’n zeventig procent van het metaal dat onder meer wordt gebruikt in de auto-industrie. In totaal kostte de staking de drie corporaties een geschatte 2,2 miljard dollar.
Toen dit conflict eindelijk voorbij was ging de metaalsector een maand lang plat. Ook daar hadden het anc en Cosatu hun invloed verloren nadat de metaalbond Numsa zich tegen hen had gekeerd. Vervolgens legden de posterijen bijna vier maanden lang het werk neer. Die voortdurende arbeidsonrust deed de economie van het land geen goed. De groei kwam nagenoeg tot stilstand, de inflatie steeg en investeerders hoorden bezorgd hoe Fitch Ratings de verwachtingen voor Zuid-Afrika bijstelde van ‘stabiel’ naar ‘negatief’.
Maar op lange termijn nog belangrijker was het feit dat Marikana eindelijk een einde maakte aan het in 1994 gesloten ‘convenant’ tussen bonden, mijnbouwcorporaties en overheid. Dit ongeschreven contract behelsde dat als iedereen zich aan de spelregels hield iedereen daar baat bij zou hebben. Hooggeplaatste anc’ers werden aandeelhouder bij de corporaties en vertegenwoordigers van bonden als de num konden rekenen op vette bonussen. En de mijnwerkers? Die bleven ondanks de regelmatige loonsverhogingen op het randje van de armoede balanceren, want zeven of acht procent van weinig blijft weinig. Goedkope arbeidskracht is essentieel voor de Zuid-Afrikaanse mijnbouw.
Maar met hun wilde staking hadden de koppige rotsboorders van Marikana bewezen dat de armen wel degelijk in staat zijn om zich buiten de bestaande structuren om te organiseren, ook al kostte dat 45 levens. En dat bracht een enorme omslag in het doen en denken teweeg. ‘De num heeft een slogan op haar poster: Socialism Means Freedom’, zegt Shange. ‘Dat is wat de mijnwerkers verwachtten. In plaats daarvan zagen ze hoe de mijnbouwbedrijven de lokale vakbondsleiders afkochten, zodat die uiteindelijk het tienvoudige verdienden van gewone leden. De mijnwerkers hadden lof voor de rol die wij speelden, want wij verwoordden wat zij dachten en wilden.’
Liv Shange werd in 1981 als Liv Gustavsson Rhodin geboren in Luleå, een kustplaatsje met zeventigduizend inwoners in het noorden van Zweden. Haar moeder is sportdocente, haar vader arts. Het was haar opa die haar politiek bewust maakte. ‘Hij was een belangrijke factor in mijn hang naar het socialisme, vooral vanwege zijn verhalen over de afschuwelijke armoede waarin hij opgroeide – hij werd geboren in 1908 – en de illusie die hij en miljoenen anderen hadden dat de sociaal-democraten de maatschappij ten goede zouden veranderen. Maar begin jaren negentig begonnen die sociaal-democraten met hun “wereldrecord aan bezuinigingen” en sneden in alles, van pensioenen tot onderwijs en volkshuisvesting. Ze kropen door het stof om “de markt” en de zakenwereld te behagen.’
Op haar dertiende liep Liv voor het eerst alleen mee met een demonstratie, tegen die bezuinigingsmaatregelen. In de jaren daarna, terwijl haar leeftijdgenoten zich aansloten bij trendy milieuclubs of naar de wanhopige woede van Nirvana luisterden, las zij het Communistisch Manifest. Voor haar geen moraliserend geleuter over het klimaat of dissonante gitaarakkoorden. Marx zette haar op het spoor van het grotere werk: de economie en de samenleving. Als je die kunt veranderen, volgt de rest vanzelf.
Ze sloot zich aan bij Rättvisepartiet Socialisterna, de Zweedse tak van het trotskistische Committee for a Workers’ International (cwi). In 2002 werd ze gekozen in de gemeenteraad van Luleå. Datzelfde jaar ontmoette ze tijdens een dsm-bijeenkomst in België haar toekomstige echtgenoot Xolani Shange. In 2004 volgde ze hem naar Zuid-Afrika, dat met zijn gigantische sociale, economische en raciale ongelijkheid en zijn feodale arbeidsverhoudingen een droom is voor iedere ambitieuze revolutionair.
Aan de Universiteit van KwaZulu-Natal in Durban studeerde ze economische geschiedenis en Zoeloe. Dat laatste was een gouden greep. Het leverde pakkende plaatjes op die mensen als anc-secretaris-generaal Gwede Mantashe ziedend moeten hebben gemaakt: een aantrekkelijke jonge blonde vrouw die met gebalde vuist duizenden stakers toespreekt in hun eigen taal. ‘De verwachting onder zwarte Zuid-Afrikanen is doorgaans dat blanken hen als oud vuil behandelen. Dus als je je normaal gedraagt en een beetje je best doet word je heel warm onthaald’, zegt ze.
In linkse kringen wordt misprijzend gedaan over Shange, de dsm en wasp. ‘Zij de vijand van het anc? Dat is allemaal onzin’, zegt mensenrechtenadvocaat Jim Nichol. ‘Het probleem met haar en zo veel anderen linksen is dat ze zichzelf veel te serieus nemen. Ze denken dat ze belangrijk zijn, maar ze is totaal irrelevant.’
Volgens Nichol is Joseph Mathunjwa, de leider van de vakbond Amcu die de num in de platina-industrie onttroonde, de echte vijand van het anc: ‘Mathunjwa heeft iets opgebouwd wat een directe bedreiging vormt voor de bestaande orde. Onder zijn leiding is de Amcu gegroeid van een paar duizend leden tot een geschatte 130.000. De Amcu is niet aan een partij verbonden en Mathunjwa is er alles aan gelegen om dat zo te houden.’
Shange ziet op haar beurt de verering van Mathunjwa (ook in Miners Shot Down wordt hij als een onverschrokken held gepresenteerd) als een menselijke behoefte aan drama en duidelijkheid. ‘De film suggereert dat de Amcu de staking leidde en voedde. Maar de Amcu was er aanvankelijk helemaal niet bij betrokken.’
De rol die de dsm in de staking speelde is helemaal weggelaten uit de documentaire. Jammer, zegt Shange, maar onvermijdelijk. ‘De film is gemaakt voor een buitenlands publiek en focust zich op de morele val van de anti-apartheidshelden. Daarom heb je ook die Engelse advocaat Nichol die commentaar geeft.’ De film simplificeert te veel, zegt ze. Het is te gemakkelijk om het anc als dé vijand af te schilderen. Het anc is slechts een vazal van de echte vijand. En die is? ‘White monopoly capital.’
Critici van de dsm vinden dat de beweging het revolutionaire moment van Marikana onvoldoende heeft weten te benutten. Ze zijn al weer in de marge gedrongen door de successen van Mathunjwa en zijn Amcu. Shange haalt haar schouders op. Een goede revolutionair wacht geduldig op het juiste moment. De ontbinding van het regeringstriumviraat anc/Cosatu/sacp biedt volop perspectieven, net als het United Front van de Numsa. En het feit dat Malema’s eff nationalisatie van de grond kreeg en de mijnen op de politieke agenda heeft gezet doet haar ook goed. Ze leest nu een boek over de Russische Revolutie, dat haar, hoopt ze, meer inzicht zal geven in de te volgen tactieken voor een socialistische staat. Gelooft ze werkelijk dat die er zal komen? Ze lacht en haalt de invloedrijke Zuid-Afrikaanse zakenman Moeletsi Mbeki aan die heeft voorspeld dat Zuid-Afrika voor 2020 zijn ‘Tunesië-moment’ zal beleven en de massa’s in opstand zullen komen. ‘De situatie is uiterst explosief. Wij zien het als onze taak om een organisatie op te bouwen die de onvrede kan kanaliseren. We zijn geen pacifisten. We zijn niet in principe tegen geweld of tegen een gewapende opstand. We zijn voor zelfverdediging. En de kapitalistische klasse geeft zich niet zomaar zonder slag of stoot gewonnen.’
Beeld: (1) Gewapende stakers bij de Marikana-mijn, 15 augustus 2012 (Sliphiwe Sibeko / Reuters). (2) Liv Shange spreekt stakers toe bij een bijeenkomst in Carletoneville (Jonny White).