‘Jetzt sind es vier Jahre.’ Zo begint de eerste en de laatste zin van het stuk Trommelen in de nacht. Brecht móest dat stuk over die ‘stinkoorlog’ van 1914-1918 schrijven, voor hij dóór kon, voor hij ’m achter zich kon laten, want de volgende roffelde al op de deur. Spartakus moest het drama heten, naar de Duitse burgertwisten waarin de Eerste Wereldoorlog smoorde en de volgende gekneed werd. Maar zijn beste critici vonden in 1922 die titel er te dik bovenop liggen. De grote greep op de stof waarmee de 24-jarige toneeldichter de krachtlijnen van zijn tijd met cynische precisie demonteerde, was zo geniaal, die moest je niet ontsieren met een titel als vaandelvlucht. Op de valreep monteerde Brecht zijn Legende vom toten Soldaten in het stuk, het lied dat de dichter meteen op de dodenlijst van het bruine geteisem deed belanden.
De invloedrijke Berliner Börsen-Courier stuurde zijn beste toneelverslaggever Herbert Jhering naar de wereldpremière in München en die schreef op 2 oktober 1922: ‘Brecht heeft op één avond het smoelwerk van de Duitse poëzie vertimmerd. Hij is in al zijn bloedvaten en in al zijn zenuwbanen door de gruwel van deze tijd geïnfecteerd.’ De latere Berlijnse première onder dezelfde regisseur werd een flop. De gay twenties waren daar al ruimschoots begonnen en deze meedogenloze satire over kleinburgerlijkheid paste daar niet in. Het is ook ongemakkelijk, dat verhaal over het teruggekeerde geestelijke oorlogswrak Andreas Kragler. Vier jaren is hij al zoek, en net nu zijn verloofde Anna zwanger is geraakt in de armen van de patjepeeër Murk, keert hij terug van een neokoloniale veldtocht, terug in een land waarin de lucht donkerrood kleurt van opstand en bloedwraak, terug in een politiek klimaat dat een mix is van wanhoop, behoudzucht, rancune en schnaps. De vijfde akte eindigt tussen de van alcohol doordrenkte lakens van het echtelijke bed, ook al zo’n on-brechtiaanse anticlimax. De ironie der geschiedenis was dat de nazi’s het stuk even decadent vonden als de stalinistische bonzen van de ddr, dertig jaar later – onder beide regimes werd Brechts vroege jeugdwerk snel drama non grata.
Jetse Batelaan heeft van Trommelen in de nacht, met Alize Zandwijk als co-regisseur aan zijn zijde, bij het Ro Theater een grootse voorstelling gemaakt. Hij is al jarenlang een beeldenmaker en een superieur absurdistische in-zeventien-sloten-tegelijk-hinkelaar. Op de een of andere manier heeft hij nu de toneelstof gevonden waartoe hij zich verhouden kan, een verhaal over mensen die een beddensprei proberen recht te trekken dat al té lang té verscheurd en bebloed is. De overtreffende trappen en categorische imperatieven in het toneelspelen van het complete ensemble treffen precies de juiste toon. Correctie: van bijna het hele ensemble, Andreas Kragler en Anna Balicke krijgen van Joep van der Geest en Hannah van Lunteren de kleur en de toon die naar binnen slaat, ze vormen een rustpunt in deze kermis van posttraumatisch adhd-toneel. Theun Mosk ontwierp een overweldigend naïeve vormgeving van langzaam verschuivende kindertekeningen én realistisch meubilair, Robert Wilson verklaard, voor de ware liefhebbers die bij wijze van spreken het nieuwe Stedelijk Museum net hebben ontdekt. Daar ligt misschien wel de grote kracht van deze vertoning, die Jhering tachtig jaar geleden beschreef in zijn opgewonden verslag uit München: nieuwe tijd, nieuwe middelen, nieuwe melodie. De trommelaars van Eric Thielemans begeleiden deze meesterzet met de enig denkbare muziek: paukenslagen. Gaat dit zien! En Ro Theater: deze tournee was te kort. Haal dit terug!
Trommelen in de nacht is nog t/m vrijdag 5 oktober te zien in de Rotterdamse Schouwburg. Daarna nog op zondag 7 oktober in de Stadsschouwburg Utrecht en op maandag 8 oktober in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Informatie: rotheater.nl