«Het begon in Friesland en werd overgenomen in andere delen van het land: het verzet tegen de uitvoering van de voorge nomen maatregelen van minister Verdonk jegens uitgeprocedeerde asielzoekers. De politiek heeft de kracht van het sentiment van vele burgers zwaar onderschat.» Dat schreef het Friesch Dagblad in zijn hoofdcommentaar op maandag 9 februari, de dag waarop de Kamer debatteerde over het nieuwe uitzettingsbeleid.

Deze woorden illustreren de centrale positie van Friesland binnen het landelijke verzet van lokale overheden en maatschappelijke organisaties. Een demonstratieve bijeenkomst vorige week in de Grote Kerk in Leeuwarden trok ruim tweeduizend bezoekers. Er was plaats voor zeshonderd mensen, de rest volgde buiten via een groot scherm de oproep van de sprekers vanaf de kansel. Namens alle 31 gemeenten plus Provinciale Staten stelde Gerard Hemmes, woordvoerder asielbeleid van de Vereniging Friese Gemeenten en wethouder te Joure, twee eisen: «Het pardon is te beperkt en we willen, als lokale overheden, niemand op straat.» Directeur Vluchtelingenwerk Fryslân Klaas Harink zei: «Alle Friese gemeenten geven aan dat er breed verzet is. Dat is uniek. Wie nog een beetje zijn geschiedenis kent, weet dat er met Friesland niet te spotten valt. We hebben Grutte Pier gehad. Friezen zagen in de Tweede Wereldoorlog het verschil tussen recht en onrecht scherp. Ook nu is dat het geval. Friesland is in verzet. Nu, in 2004, staat Friesland weer symbool tegen onrecht. Eenvoudig omdat we die plannen met ons nuchtere boerenverstand niet kunnen vatten.»

De barmhartigheid van de Friese bevolking komt niet pas nu naar boven, nu het uur der waarheid voor duizenden uitgeprocedeerde asielzoekers is gekomen. Sinds de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet in 2000 zijn vluchtelingenorganisaties, kerken, scholen en particulieren nauw gaan samenwerken om in de bres te springen voor «schrijnende gevallen». Door de strenge wet en het opschonen van IND- dossiers werden in korte tijd steeds meer asielzoekers uit de centra gezet. Hierdoor nam de druk op de sociale omgeving ineens toe. Overal werden kleine stichtingen opgericht. Ieder dorp kreeg zijn eigen gevallen waarvoor vrijwilligers zich gingen inzetten: kleren, spullen, geld, medische hulp of een dak boven het hoofd in een particuliere woning, caravan of zomerhuisje.

Deze houding liep dwars door geloofsovertuiging en politieke kleur heen, en door alle lagen van de bevolking: van rasechte Friese boeren tot Randstedelijke «import» en van academici tot bijstandstrekkers. Mensen die veel te lang in de procedure hebben gezeten (meer dan vijf jaar) en inmiddels ingeburgerd zijn geraakt, mogen niet het land uit worden gegooid. In de provincie was een netwerk van telefoonnummers ontstaan dat in werking trad zodra uitzetting van een afgewezen asielzoeker zich aandiende. Na een melding was noodopvang binnen een half uur geregeld.

Het is de spreekwoordelijke noordelijke koppigheid waarmee de Friezen de inhumane gevolgen van het vastgelopen asielbeleid van de afgelopen jaren niet wensen te accepteren. De onverzettelijkheid heeft ook een praktische oorzaak: vanaf midden jaren tachtig kreeg Friesland relatief de meeste asielzoekerscentra. Meer dan tien procent van alle asielzoekers werd door Den Haag naar de dunbevolkte provincie verwezen. In het uitgestrekte land met zijn weilanden, meren en kleine dorpen vielen buitenlanders onmiddellijk op. Dat had twee kanten: aanvankelijk was de weerstand groot, want «het waren er verhoudingsgewijs te veel binnen onze rustige gemeenschap». Maar juist omdat niemand om de vreemdelingen heen kon, vervielen ze niet in anonimiteit. Vluchtelingen deden mee aan plaatselijke activiteiten, zaten in de kerkbanken en de kinderen werden opgenomen door de dorpsscholen. Lokale huisartsen waren op de hoogte van de medische en psychische problematiek van individuele gevallen. Uitgeprocedeerde vluchtelingen kwamen hier niet in de schimmige wereld van illegaliteit terecht, om de eenvoudige reden dat rondzwerven in een dorp, anders dan in de grote steden, niet onopgemerkt blijft.

Natuurlijk is het niet alleen maar idyllisch geweest in de dagen dat onstuitbare stromen vluchtelingen naar het noordelijke deel van het Europese continent trokken. De zaak Marianne Vaatstra in Kollum ligt nog vers in het geheugen. Na de verkrachting van en moord op deze blonde zestienjarige Friezin, die iedereen in haar woonplaats Zwaagwesteinde goed kende omdat ze achter de kassa van de supermarkt werkte, kwam onversneden haat jegens asielzoekers naar buiten. Dat had ook te maken met het feit dat het openbaar ministerie informatie over twee hoofdverdachten, een Irakees en een Afghaan uit een nabijgelegen asielzoekerscentrum die in de nacht van de moord waren verdwenen, achterhield «om onrust te voorkomen».

Ook dat pikken Friezen niet: de politiek moet eerlijk zijn en de mensen niet om de tuin leiden. De frustratie over deze verdoezeling ontaardde in grote woede over «dat centrum met die buitenlandse criminelen». Toch leidde dit drama in 1999 uiteindelijk tot de oprichting van het platform Flechtelingen Wolkom, een initiatief dat zich vooral ging bezighouden met goede communicatie tussen bevolking en asielzoekers.

Na de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet kwam Friesland in beweging. Naast het regelen van nood opvang schreven organisaties en gemeenten onophoudelijk brieven aan justitie. Zelden kwam er een brief retour. Ook besloten wethouders en burgemeesters op te houden met het stiekem financieren van opvang van uitgeprocedeerden.

Als eerste gemeentebestuurders in Nederland kwamen zij er openlijk voor uit dat dit op grote schaal gebeurde. Op verhitte informatiebijeenkomsten in plaatselijke kerkgebouwen of schoolaula’s wisselden mensen ervaringen uit over «hun» illegale dorpsgenoten. Er werd opgeroepen tot verzet «tegen de hoge heren in Den Haag». En er werd benadrukt dat het «meestal echt niet gaat om zielige mensen of geslepen gelukzoekers».

Op zichzelf waren alle betrokken organisaties, zoals Stichting Respons, Stichting Vogelvrij, Platform Levensbeschouwing in Kleurrijk Fryslân en de Raad van Kerken in Friesland helemaal niet tegen een strenge aanpak. Integendeel, ze vonden dat het Nederlandse asielbeleid volstrekt uit de hand was gelopen en dat niet iedereen maar binnen kon komen. Er werd gezegd «dat afgewezen gevallen zich nou eenmaal moeten neerleggen bij hun lot. Ze hebben het risico genomen, dus terug zodra dat kan.»

Wel moest er duidelijkheid en rechtvaardigheid zijn: «Den Haag schuift de problemen af op ons. Wij zitten hier met de gevolgen, wij stoppen onze energie in mensen die tussen de wal en het schip zijn gevallen omdat ze slachtoffer zijn geworden van ondeugdelijk bestuur.»

Volgens wethouder Hemmes zal, als de uitzetting via de vertrekcentra begint, ieder dorp letterlijk om «hun asielzoekers» heen gaan staan. Klaas Harink: «Er zullen hier heel wat Grutte Pieren opstaan.»

_______________________

Koude kermis

Voor het debat in de Kamer over het uitzettingsbeleid van minister Verdonk van Vreemdelingenzaken en Integratie was Nederland in de ban van een schrijnende-gevallen-koorts. Bijna dagelijks liet de televisie reportages zien over tragische gevallen. En vlak voor de finale persifleerde cabaretier Erik van Muiswinkel wijlen Hans Janmaat, zo suggererend dat het regeringsbeleid en de ideeën van de Centrumdemocraten iets gemeen hebben. Maar het kamerdebat zelf was uiteindelijk een formaliteit. Alle drukte was voor niets geweest.

Dat had veel, zo niet alles, te maken met het CDA. Hoe zou de CDA-fractie reageren op de christen-democraten in den lande, die families die ze net in hun gemeenschap hebben opgenomen niet willen laten uitzetten? De fractie reageerde niet. Zij bleef van mening dat uitgeprocedeerde asielzoekers weg moeten. CDA-woordvoerder Van Fessem vroeg alleen aan de minister om «te verruimen» waar mogelijk. De minister op haar beurt beloofde het CDA gedurende het hele uitzettraject naar schrijnende gevallen te blijven zoeken.

Is deze concessie, die geen concessie is, voldoende voor die CDA’ers die begaan zijn met het lot van asielzoekers? Dat zal dit weekend blijken. Dan organiseert het CDA een partijcongres in Utrecht. Eén lid, uit Nijmegen, dient daar een motie in waarin hij zal pleiten voor een ruimere pardonregeling. «Ik ga niet door de pomp», zei de indiener strijdvaardig toen hij in Den Haag was om zijn plan te promoten.

Maar de kans op herrie in de tent lijkt klein. Dat komt door de PvdA. In een open brief riep PvdA-voorzitter Ruud Koole vorige week zijn geestverwante bestuurders in het land op zich te verzetten tegen de plannen van de minister. Daarmee politiseerde hij de discussie. Veel CDA’ers hadden zich vóór Kooles bemoeienis kritisch uitgelaten over het asielbeleid. Na die brief betekent volharden in kritiek in feite een steunbetuiging aan de grootste oppositiepartij.

De brief van Koole heeft het de christen-democraten in de Kamer ook een stuk gemakkelijker gemaakt. In het debat kon minister Verdonk de plooien van het christen-democratisch verzet eenvoudig gladstrijken met de toverwoorden «discretionaire bevoegdheid» en «privacy». Dankzij die specifieke bevoegdheid kan de minister op ieder moment van de uitzetprocedure, op eigen gezag en zonder ruchtbaarheid, alsnog verblijfsvergunningen verstrekken. De belofte van de minister «met mijn hart» naar schrijnende gevallen te blijven zoeken, was dus genoeg voor de CDA-fractie. In feite was de toezegging net zo betekenisloos als het hele debat. Want heilige privacy dicteert dat dossiers van individuele asielzoekers gesloten blijven. De zorgvuldigheid en hartelijkheid die de minister heeft beloofd, zijn daarom niet te toetsen aan de hand van individuele gevallen, en om die individuele gevallen gaat het de protesteerders juist.

Voor de christen-democratische provincialen is er nog maar één schrale troost: de minister wil asielzoekers duidelijkheid bieden. Dat is óók een vorm van barmhartigheid. Want een zekere ongewisse toekomst in het land van herkomst betekent in ieder geval een einde aan de onzekerheid over een toekomst in Nederland. (Jan Kooistra)