Mounir Raji, Morocco Dreamland, 2019 © Mounir Raji

In een boek dat is gevuld met onnadrukkelijke maar evidente schoonheid is het, gek genoeg, het beeld van een eenvoudig brommertje dat me niet loslaat. Het ding is ook nog eens grotendeels aan het oog onttrokken: er is een stevige, bruine deken overheen geworpen die met twee spanelastieken op zijn plek wordt gehouden.

Het brommertje staat op een rotsige ondergrond en is zo gefotografeerd dat de twee achteruitkijkspiegels onder de deken doen denken aan de oortjes van een knuffelbeer.

Het landschap op de achtergrond is onscherp en de foto is vanaf heuphoogte genomen. Het stuur is een klein beetje naar de kijker toegedraaid, waardoor het geheel de indruk van een pose wekt. Een soort strandportret van Rineke Dijkstra, zou je haast willen zeggen. Maar dan dat de plaats van de kwetsbare tiener is ingenomen door zijn brommertje.

Ik weet wel waarom ik in een boek vol intrigerende detailfoto’s, liefdevolle portretten en adembenemende landschappen bleef hangen bij dit minder vanzelfsprekende beeld. Het was dat wat niet zichtbaar is op de foto omdat het schuilgaat onder die bruine deken. Ik sloeg de bladzijde om en ik voelde de hitte van het neplederen zadel door die deken heen. Een zadel waarvan ik wist dat het warmer was dan het zich goed laat voorstellen. Een zadel dat warm is omdat de motor warm is van het rijden. Een zadel dat warm is omdat iemand er met zijn warme kont op heeft gezeten. Een zadel dat, als niemand er een deken overheen had geworpen, vanaf het moment dat de kont zich van het zadel had geheven zo warm was geworden dat je er binnen vijf minuten een ei op had kunnen bakken.

Ik ben als kind eindeloos vaak achter op zo’n zadel geklommen. Zo’n zadel dat tijdens een korte tussenstop helemaal nergens eventjes in de zon had gestaan. Het zijn herinneringen die op een heel wezenlijke manier niet concreet zijn, herinneringen die uit niets anders bestaan dan de sessie die zich voorgoed in het geheugen blijkt te hebben geprent terwijl het het moment waarop dat gebeurde allang van zich heeft afgeschud. Er is alleen nog die hitte. Was het toen ik vijf was? Tien? Maakt het iets uit? Het is niet de werkelijkheid die ik me herinner, maar hoe hard die binnenkwam.

De kleuren vertellen je hoe het was om ooit ergens te zijn geweest
© Mounir Raji
© Mounir Raji
© Mounir Raji
© Mounir Raji

De foto is van Mounir Raji en hij komt het uit pas verschenen Dreamland. Het zijn in zekere zin twee boeken die zijn samengebracht in één kaft en als je beide boeken openvouwt kun je door te bladeren een bijna oneindige reeks twee-, drie- of vierluiken maken. Samen vormen de beelden het droomland waarnaar de fotograaf is teruggekeerd, het Marokko van de eindeloze zomervakanties van zijn jeugd.

De kleuren en het contrast zijn een beetje versoberd, zo lijkt het. Warm, maar zonder te willen glanzen. Ergens doet het denken aan de manier waarop westerse filmmakers zelden de neiging kunnen weerstaan het exotische van hun locaties te benadrukken door in Zuid-Amerika, Afrika of Azië bijvoorbeeld gele of blauwgroene filters te gebruiken.

Raji bewerkstelligt met zijn kleurgebruik iets anders. Het benadrukt niet het exotische – dit is immers een plek waar hij thuis is, en dit zijn mensen tussen wie hij zich thuis voelt – maar de fictieve aard van zijn project. Het zijn de kleuren die de foto’s hun dromerige kwaliteit geven, die hun onbepaaldheid kracht bij zetten. Wat ze je willen vertellen is niet wat er op een bepaald moment ergens gebeurde, maar hoe het was om ooit ergens te zijn geweest.

Tussen de beelden treft de kijker dichtregels aan, in het Engels en het Arabisch. Ze gaan over dat waarover ik hierboven schreef – hoe het zand zich een voetafdruk herinnert – maar ook over hoe je je op verschillende plekken even vanzelfsprekend thuis kunt voelen zoals andere mensen zich op één plek thuis voelen. Dat je het niet als een gespletenheid hoeft te ervaren wanneer je wortels ver uit elkaar in de aarde grijpen. Dat het gebrek in die gevallen niet ligt in het leven dat zo wordt geleefd, maar in het voorstellingsvermogen van de ander die zich zo’n leven niet kan inbeelden.

Het zijn geen zware foto’s. Dat zit hem niet alleen in wat Raji fotografeert, de spelende kinderen en de in het zonlicht badende landschappen, maar vooral ook in hoe de door hem geportretteerden bereid zijn zich bloot te geven. Hoe ze blijk geven van een zekere trots of onbevangen lachen. Misschien, denk ik onwillekeurig, is het willen laten zien van zo’n lach een andere vorm van ernst.

Mounir Raji, Dreamland (2023). Met gedichten van Rachad Debdoubi.