
In La Turista, een kantine ergens in een tropisch klimaat, was eens alles pais en vree. De spiegeleieren werden er geserveerd op geglazuurde borden en de muren gingen bedekt onder tegels in een gekleurd mozaïek. Althans, zo wil de overlevering, verteld door kunstenaar Sol Calero bij haar tentoonstelling in kunstruimte 1646 in Den Haag. Wie daar nu binnenstapt, betreedt een ruimte met de overblijfselen van die imaginaire kantine. De mozaïeken van de muren liggen plat op de grond of rusten op een paar stenen, als bij een archeologische vindplaats. Met hun frisse kleuren en decoratieve patronen doen de tegels denken aan warme dagen, aan zwembaden en buitenkeukens, en wie op de veranda klimt die Calero als onderdeel van de kantine bouwde, herkent in de patronen een plant en een raam. De tegeltableaus boden de gasten van de kantine eens een blik naar buiten, nu kronkelt langs de spijlen van de veranda slechts nog een plastic klimop.
Er zijn buiten mijzelf geen andere gasten en van de bediening is geen spoor, maar de sfeer van La Turista is authentiek, denk ik zonder ooit in een dergelijke kantine te zijn geweest. De ruimte ademt Latijns-Amerika: de okergele verf waarmee Calero bogen op de muren schilderde, haar vrolijke schilderijen met wuivende palmbomen en gloeiende, ronde zonnen. In bontgekleurde kasten staan ook nog eens vele keramieken beeldjes, een uitdragerij van objecten die het midden houden tussen versteende huisraad van de kantine, zojuist boven de grond gekomen, en toeristenprullaria. Je vindt er een (geglazuurd) bord compleet met broodjes hamburger, bonen en inderdaad, spiegeleieren, maar ook een asbak in de vorm van een mond met zwarte lippen waar zowel een tong als een sigarettenpeuk uitsteekt.
Sol Calero werd geboren in Caracas, Venezuela, kwam als tiener voor korte tijd naar familie in Nederland en ging als kunstenaar werken in Berlijn. Haar kunst kwam aanvankelijk voort uit woede, vertelde ze eens, over de ‘kleurrijke’ perceptie van Latijns-Amerika waar ze in Europa tegenaan liep, terwijl ze zelf ook hoe langer hoe verder van haar geboorteland verwijderd raakte. In haar ‘immersieve installaties’, waarbij ze complete ruimtes een andere invulling geeft, zoals de kantine maar eerder ook een kapsalon, een geldwisselkantoor en een plein, lift ze mee op de stereotypen. Tot op zekere hoogte. In 2019 maakte ze in Tate Liverpool een installatie van een bus, zo een met gekleurde strepen en stoelen met vrolijk gespikkelde bekleding, de droom van iedere backpacker die naar het continent trekt, maar voor de hardwerkende bevolking een noodzakelijk vervoersmiddel. Calero zei dat mensen de bus mooi mochten vinden of niet, maar dat het feit dat zij daar stond als vrouw uit Latijns-Amerika voor haar het belangrijkste was van alles.
Van die woede is in Calero’s uiteindelijke werk weinig terug te zien. Zowel haar schilderijen als haar installaties staan bol van de tropische connotaties, van rijp fruit en bloeiende bloemen, met een overdaad aan decoratieve elementen die in haar werk een eigen leven leiden. In het geldwisselkantoor waren de zittingen van de stoelen bekleed met een patroon van bananen en watermeloenen in een vrolijke mix, als de verpakking van een vruchtendrankje, en hier werd ook iets verkocht, een gevoel, een verlangen naar een nieuwe plek. Met haar losse schilderstijl, zowel op papier als op een muur, met decoratie die hint naar folklore en ambachtelijke technieken, speelt Calero met verwachtingen, maar die worden uiteindelijk niet ingelost. Achter de vrolijkheid gaat een wereld van postkoloniale vertwijfeling schuil. Wie goed kijkt, ziet dat de kleurige architectuur slechts een façade is, dat de kleuren golven in het niets. Het Latijns-Amerika van Calero is een continent van bordkarton. Ze duikt met haar werk in het gat tussen nostalgie, verlangen en realiteit. De nostalgie van de migrant, die terugdenkt aan haar land, het verlangen van de toerist, die zich verheugt op een reis, de alledaagse realiteit van de mensen die er leven.
De geweldige installaties die ze plaatste in de publieke ruimte, zowel in Europa als in Latijns-Amerika, markeren de absurditeit van onze vooropgezette denkbeelden, maar ook in Den Haag is het werk van Calero op zijn plek. Los vestigios de La Turista is een voorproefje op een tentoonstelling later dit jaar in Bergen, Noorwegen, voor die show ontwikkelde ze het idee van de kantine. Maar in 1646 is de kantine, met Calero’s mozaïek en keramiek in de etalage, deel gaan uitmaken van het straatbeeld dat op soortgelijke manieren de fantasie prikkelt: een paar deuren verderop zit het geldwisselkantoor dat zijn diensten illustreert met een Noord-Afrikaanse man die uitkijkt over zandduinen, aan de overkant van de straat zit het Perzisch eetcafé met foto’s van borden vol eten, een overdreven geurende kop koffie. Net als het Latijns-Amerika van Calero zijn het gedroomde bestemmingen die nooit echt bereikt kunnen worden.
Sol Calero: Los vestigios de La Turista, t/m 10 juli bij 1646 in Den Haag