Een woonwijk in Kiev, 18 maart © Aris Messinis / AFP / ANP

Drie maanden lang discussieerde iedereen over de vraag of er een oorlog zou uitbreken en of Vladimir Poetin blufte of het toch meende. Sommige Rusland-deskundigen, die lange tijd hadden gezegd dat men kalm moest blijven, zeiden nu dat men zich zorgen moest maken. Anderen, die Poetin al langer bekritiseerden, zeiden dat hij alleen maar de aandacht op zich probeerde te vestigen en dat het allemaal voor de show was. Onder de analisten ontspon zich een debat tussen de waarnemers van de troepen en de tv-kijkers. De waarnemers zagen de massale concentratie van Russische troepen aan de grens en op de Krim en waarschuwden voor een invasie. De tv-kijkers zeiden dat de Russische tv de oorlogshysterie niet aanwakkerde, zoals gewoonlijk gebeurt voor een Russische invasie, en dat dat betekende dat er geen oorlog zou komen.

De vraag werd voorgoed beantwoord in de nacht van 24 februari, toen Russische raketten militaire installaties en burgerdoelen in Oekraïne troffen en Russische pantserkonvooien de grens overstaken. Toen begon iedereen te discussiëren over het waarom. Was Poetin gek geworden? Was hij echt bezorgd over de uitbreiding van de navo? Probeerde hij stukje bij beetje het Russische imperium weer op te bouwen? Was Estland als volgende aan de beurt?

Ik was in januari naar Moskou afgereisd. De stad zag er prachtig uit. Er lag sneeuw en iedereen was rustig. Ja, de repressie nam toe, de ruimte voor politieke meningsuiting werd kleiner en er waren veel meer mensen overleden aan Covid-19 dan officieel werd erkend. En ja, over covid gesproken, Poetin was er paranoïde over en dwong iedereen die hem persoonlijk wilde zien om een week van tevoren in quarantaine te gaan in een hotel dat het Kremlin voor dat doel ter beschikking had. Niemand dacht dat het ook maar enigszins de goede kant op ging, maar geen van de mensen die ik sprak, van wie sommigen met tamelijk goede connecties, dacht dat er daadwerkelijk een invasie zou plaatsvinden.

Iedereen dacht dat Poetin louter bezig was met dwangdiplomatie. Iedereen dacht dat de Amerikaanse inlichtingendienst het bij het verkeerde eind had. Ik bezocht vrienden, luisterde naar hun bespiegelingen en verkende met hen de verschillende scenario’s. Zelfs als er een invasie zou plaatsvinden – een grote ‘als’ – dan zou die snel voorbij zijn, daar waren we het allemaal over eens. Het zou net als met de Krim zijn: een precisieoperatie met gebruik van overweldigende technologische superioriteit. Poetin was het soort persoon dat nooit een gevecht begon dat hij niet zeker wist te winnen. Het zou verschrikkelijk zijn, maar relatief pijnloos.

Dat was fout. We hadden het allemaal mis.

Dat iedereen ongelijk had, weerhield iedereen er niet van om onmiddellijk daarna te beweren dat ze in feite gelijk hadden gehad. Rusland-deskundigen die jarenlang hadden betoogd dat Poetin een bloedige tiran was, haastten zich om hun gelijk te halen. Rusland-deskundigen die jarenlang hadden betoogd dat we de waarschuwingen van Poetin ter harte moesten nemen, konden ook (zij het meer in stilte) hun gelijk halen, omdat Poetin eindelijk aan die waarschuwingen gevolg had gegeven. Zoals gebruikelijk verschenen Amerikaanse regeringsfunctionarissen van weleer als talking heads op tv, hun wijsheid verkondigend en geen verantwoordelijkheid nemend, alsof zij niet allemaal op de een of andere manier aan de catastrofe hadden bijgedragen.

Deze oorlog was niet onvermijdelijk, we stevenden er al jaren op af: het Westen, Rusland én Oekraïne. De oorlog zelf is niet nieuw – hij begon, zoals de Oekraïners ons de afgelopen drie weken vaak in herinnering brachten, met de Russische inval in 2014. Maar de wortels gaan nog verder terug. We ervaren nog steeds de doodsstrijd van het sovjet-imperium. In het Westen plukken we nu tevens de vruchten van ons mislukte beleid in de regio na de ineenstorting van de Sovjet-Unie.

Deze oorlog was de beslissing van slechts één persoon: Vladimir Poetin. In zijn covid-isolement slaagde hij er niet in een campagne op te zetten om de steun van het publiek te verwerven en sprak hij er nauwelijks met iemand over buiten zijn kring van vertrouwelingen, zodat enkele weken vóór de invasie nog niemand in Moskou dacht dat het ook echt zou gebeuren. Bovendien schatte Poetin de aard van de politieke situatie in Oekraïne en de hevigheid van het verzet waarop hij zou stuiten duidelijk verkeerd in.

Om de tragedie van deze oorlog te begrijpen, loont het niettemin de moeite verder terug te gaan dan de afgelopen paar weken en maanden, en zelfs verder dan Vladimir Poetin. Het had niet zo hoeven aflopen, al is het veel moeilijker te bepalen waar het precies fout is gegaan.

De Amerikaanse president Bill Clinton (L) en de Russische president Boris Jeltsin op 23 oktober 1995 boven de vallei van de Hudson-rivier tijdens hun ontmoeting in Hyde Park, New York © Don Emmert / AFP / ANP

1. De breuk: Rusland en Oekraïne na de val van de Sovjet-Unie

Dertig jaar geleden, toen de landen van de voormalige Sovjet-Unie hun onafhankelijkheid uitriepen, slaakte iedereen een zucht van verlichting omdat het imperium zo geruisloos uit elkaar was gevallen. Afgezien van een vervelend irredentistisch conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan over de etnisch-Armeense exclave Nagorno-Karabach was er heel weinig geweld. Maar geleidelijk, bijna onmerkbaar, begonnen er conflicten te ontstaan aan de randen van de voormalige Sovjet-Unie.

In Moldavië steunden Russische troepen een kleine afscheidingsbeweging van Russischtaligen die uiteindelijk de minirepubliek Transnistrië vormden. In Georgië vocht de autonome regio Abchazië, eveneens gesteund door Russische wapens, een korte oorlog uit met de centrale regering in Tbilisi, net als Zuid-Ossetië. Tsjetsjenië, een Russische republiek die zich in de negentiende eeuw hevig had verzet tegen het oprukken van het keizerrijk en die erg had geleden onder het sovjetbewind, verkondigde zijn eigen onafhankelijkheidswens en werd in niet één maar twee wrede oorlogen met de grond gelijk gemaakt. Tadzjikistan kreeg te maken met een burgeroorlog, die gedeeltelijk het gevolg was van de burgeroorlog die woedde in Afghanistan, waarmee het een grens deelt. En zo gaat het maar door.

In 2007 lanceerde Rusland een cyberaanval tegen Estland en in 2008 reageerde Rusland op een poging van Georgië om Zuid-Ossetië te heroveren met een massaal tegenoffensief. Ondanks dit alles was het nog steeds gebruikelijk om te zeggen dat de ontbinding van de Sovjet-Unie wonderbaarlijk vreedzaam was verlopen. En toen kwam Oekraïne.

In het laboratorium van natievorming dat het voormalige imperium was, stak Oekraïne er met kop en schouders bovenuit. Sommige voormalige sovjetrepublieken kenden reeds lang bestaande politieke tradities en uitgesproken linguïstische, religieuze en culturele praktijken, andere minder. Oekraïne was op al deze fronten uniek. Hoewel het land in de moderne tijd slechts enkele jaren als onafhankelijke staat had bestaan, beschikte het over een krachtige nationalistische beweging, een levendige literaire canon en een sterke herinnering aan zijn onafhankelijke plaats in de geschiedenis van Europa vóór Peter de Grote. Het was zeer groot, na Rusland het grootste land van Europa. Het was geïndustrialiseerd en een belangrijke producent van steenkool, staal en helikoptermotoren, maar ook van graan en zonnebloemzaad. Het had een hoogopgeleide bevolking. Toen het land in 1991 onafhankelijk werd, telde het 52 miljoen inwoners, na Rusland de op één na grootste post-sovjetbevolking. Het was strategisch gelegen aan de Zwarte Zee en grensde aan talrijke Oost-Europese staten en toekomstige navo-lidstaten. Het bezat wat eens de mooiste stranden van de Sovjet-Unie waren, op het Krim-schiereiland, waar de Russische tsaren hun zomers hadden doorgebracht, alsmede de grootste warmwaterzeehaven van de Sovjet-Unie, in Sebastopol.

De economieën van Rusland en Oekraïne waren sterk met elkaar verweven. De Oekraïense fabrieken in Dnjepropetrovsk waren een vitaal onderdeel van de militair-industriële capaciteit van de Sovjet-Unie, en Ruslands grootste export-gaspijpleidingen liepen door Oekraïne. Strategisch gezien had Oekraïne, in de woorden van historicus Dominic Lieven, die de situatie rond de Eerste Wereldoorlog beschreef, niet essentiëler kunnen zijn. ‘Zonder de Oekraïense bevolking, industrie en landbouw zou Rusland aan het begin van de twintigste eeuw geen grootmacht meer zijn geweest.’ Hetzelfde was waar, of leek waar te zijn, in 1991.

Oekraïne was niet alleen van geopolitiek maar ook van cultureel en historisch belang. De Russische en de Oekraïense taal waren ergens in de dertiende eeuw uit elkaar gegroeid en Oekraïne had een eigen en opmerkelijke literatuur, maar de twee talen bleven nauw verwant – ongeveer zo nauw als het Spaans en het Portugees. Hoewel het grootste deel van het land etnisch Oekraïens was, was er, vooral in het oosten, een grote etnisch-Russische minderheid.

Belangrijker is misschien nog dat de officiële taal weliswaar het Oekraïens was, maar dat de lingua franca in de meeste grote steden het Russisch was. En misschien nog belangrijker is dat de meeste mensen beide talen beheersten. Op televisie was het bijvoorbeeld heel gewoon dat een journalist een vraag stelde in het Russisch en antwoord kreeg in het Oekraïens, of dat een jury van deskundigen voor een talentenjacht bestond uit twee Russischtalige en twee Oekraïenstalige juryleden. Het was een werkelijk tweetalige natie – een zeldzaamheid.

Vanuit Russisch nationalistisch perspectief was dit een probleem. Waarom twee talen spreken als je er ook één kunt spreken? De Krim was een bijzonder pijnlijke plek: de overgrote meerderheid van de bevolking identificeerde zich als Russisch. En als je eenmaal over de Krim begon na te denken, begon je ook over Oost-Oekraïne na te denken. Daar woonden veel Russen.

Gedurende de eerste twintig jaar van de onafhankelijkheid hield Rusland de ontwikkelingen in Oekraïne nauwlettend in de gaten en bemoeide het zich er op verschillende manieren mee, maar verder dan dat ging het niet. Verder dan dat hoefde het ook niet te gaan. De grote Russischtalige bevolking van Oekraïne garandeerde, of leek te garanderen, dat het land niet al te ver van de Russische invloedssfeer zou afdwalen.

2. ‘Waar begint het moederland?’ Het perspectief vanuit Oekraïne

In Oekraïne zelf waren er de barensweeën van een natie. Veel van de nieuwe post-sovjetlanden hadden hun portie problemen – corrupte elites, opstandige etnische minderheden, een grens met Rusland. Oekraïne had dit allemaal en nog veel meer. Omdat het een groot en geïndustrialiseerd land was, was er genoeg om te stelen. En omdat Oekraïne een belangrijke haven aan de Zwarte Zee had, in de stad Odessa, was er een makkelijk toegankelijke zeeweg voor diefstal. Zoals in 2014 duidelijk werd, toen veel van het materieel van het oude Oekraïense leger via die haven het land werd uitgesmokkeld.

Op een foto van 3 april 2008 spreekt de Amerikaanse president George W. Bush ® met zijn Russische collega Vladimir Poetin (L) tijdens een diner in Boekarest. Het besluit van de NAVO-leiders om de lidmaatschapsaanvragen van Georgië en Oekraïne te weigeren, toont aan dat de militaire alliantie naar de standpunten van Moskou heeft geluisterd, zei de Russische ambassadeur bij de NAVO © Ria Novosti / AFP / ANP
Joesjtsjenko, de oppositiekandidaat in 2004, overleefde een dioxine-vergiftiging, die alle kenmerken had van een Russische speciale operatie

Daar kwam nog bij dat Oekraïne zeker niet onmiddellijk als een verenigd geheel herkenbaar was. In de woorden van een historicus: ‘De verschillende delen hadden verschillende verledens.’ Tot overmaat van ramp was een van de meest gekoesterde aspecten van de politieke cultuur van Oekraïne historisch gezien het anarchisme – erfenis van het Kozakken-Hetmanaat uit de zeventiende eeuw. De oorspronkelijke Kozakken waren krijgers die aan lijfeigenschap waren ontsnapt. Hun politieke systeem was een radicale democratie. Daar was iets moois aan. Maar in termen van de opbouw van een moderne staat had het zo zijn nadelen. In een nu beruchte cia-analyse, geschreven kort na de stichting van het onafhankelijke Oekraïne, werd voorspeld dat de kans groot was dat het land uit elkaar zou vallen.

En toch, gedurende twee decennia, gebeurde dat niet. De democratie was diep geworteld in de Oekraïense politieke cultuur, en terwijl in Rusland de macht nooit werd overgedragen aan de oppositie gebeurde dat in Oekraïne keer op keer. In 1994 werd de eerste president van Oekraïne, Leonid Kravtsjoek, weggestemd ten gunste van Leonid Koetsjma, die beloofde de betrekkingen met Rusland te verbeteren en de Russische taal in Oekraïne een gelijkwaardige status te geven. In 2004 werd zijn zelf gekozen opvolger, Viktor Janoekovitsj, na massale protesten tegen vervalste verkiezingen weggestemd ten gunste van een meer nationalistische en pro-Europese kandidaat, Viktor Joesjtsjenko. In 2010 verloor Joesjtsjenko van een herrezen Janoekovitsj. Maar Janoekovitsj werd door de Maidan-revolutie van 2014 uit zijn ambt gezet. Een nationalistische kandidaat en chocolademiljardair, Petro Porosjenko, werd de volgende president, maar hij werd in 2019 vervangen door Volodimir Zelenski, een Russischtalige pro-vredeskandidaat.

De Oekraïense politiek stond bol van conflicten. Vuistgevechten in de Rada, het parlement, waren aan de orde van de dag en protesten waren een feit van het gewone leven. Er waren bijvoorbeeld massale protesten tegen Koetsjma in 2000, toen een opname opdook waarop te horen was dat hij opdracht had gegeven tot de moord op de journalist Georgi Gongadze, wiens onthoofde lichaam was gevonden in de bossen buiten Kiev. (Koetsjma hield vol dat de tapes bewerkt waren. Hij werd in 2011 aangeklaagd, maar de vervolging werd gestaakt nadat een rechtbank de tapes ontoelaatbaar had verklaard.) Joesjtsjenko, de oppositiekandidaat in 2004, overleefde ternauwernood een dioxine-vergiftiging, die alle kenmerken had van een Russische speciale operatie.

De eerste stemronde in 2004 werd gekenmerkt door ernstige onregelmatigheden en duidelijk kiezersbedrog, zoals dat in Rusland nog niet was voorgekomen. Er waren massaprotesten – bekend als de Oranje Revolutie – nodig voor een nieuwe stemronde, die Joesjtsjenko won. Joesjtsjenko zelf gaf vervolgens in 2010 leiding aan eerlijke verkiezingen, die hij verloor. En zo ging het maar door.

Deze machtswisselingen waren afwisselend tumultueus en doodgewoon, maar ze weerspiegelden echte meningsverschillen onder de bevolking over wat Oekraïne zou moeten zijn. Sommigen vonden dat Oekraïne verder met Europa moest integreren, anderen dat het land nauw met Rusland verbonden moest blijven. De culturele en historische verschillen tussen de diverse delen van Oekraïne zouden in tijden van crisis aan de oppervlakte komen.

Voor Russischtaligen en de overgebleven joodse bevolking van Oekraïne bleef de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog, aan het verzet tegen de invasie en de bezetting door de nazi’s, een belangrijke toetssteen. Oekraïense nationalisten hadden een andere kijk op deze gebeurtenissen. Volgens sommigen begon de bezetting van hun land in 1921 (toen de bolsjewieken de controle over Oekraïne consolideerden) of in 1939 (toen Stalin het laatste deel van West-Oekraïne innam als onderdeel van het Molotov-Ribbentrop-pact tussen Duitsland en de Sovjet-Unie om Polen op te delen), of zelfs al in 1654, toen het Kozakken-Hetmanaat de bescherming van de Russische tsaar zocht. Voor nationalisten was de grootste tragedie van de twintigste eeuw niet de nazi-invasie, maar de grote hongersnood van 1932-33, waarbij miljoenen Oekraïners omkwamen. Deze hongersnood stond bekend als de Holodomor – ‘moord door honger’ – en werd consequent bestempeld als een opzettelijke poging van Stalin (en eigenlijk van heel Rusland) om het Oekraïense volk te vernietigen.

Al deze argumenten werden geuit tegen een achtergrond van economische stagnatie. De Oekraïense economie was voortdurend een van de zwakste van het voormalige sovjetblok. Oekraïne was afhankelijk van goedkoop gas uit Rusland en van de ‘doorvoertarieven’ die het in rekening bracht voor Russisch gas dat naar Europa ging.

Voor de Oekraïners die onder deze wispelturige politiek leefden, van hoop naar teleurstelling en weer terug, met wat een permanente elite leek die het presidentschap liet stuivertje wisselen, voelde het alsof het leven aan hen voorbij ging. Een journalist die ik in 2010 in Kiev ontmoette en die had deelgenomen aan de protesten van de Oranje Revolutie, om vervolgens door Joesjtsjenko’s presidentschap in de steek te worden gelaten, klaagde over de gemiste kansen. ‘Dit alles, terwijl de tijd verstrijkt’, zei hij. Hij kon niet geloven hoe weinig er was gedaan sinds 2005, en sinds 1991.

Maar hoe meer tijd er verstreek, des te meer de fragiele Oekraïense natie zich kon consolideren. Want wat betekent het om tot een natie te behoren? Waar begint, in de woorden van het beroemde sovjetlied, het moederland? Het begint met de plaatjes in het eerste boek dat je moeder je voorleest, aldus het liedje. En bij je goede en echte vrienden van het nabijgelegen erf. Hoe meer mensen in Oekraïne werden geboren, in plaats van in de Sovjet-Unie, hoe meer mensen opgroeiden met Kiev als hoofdstad in plaats van Moskou, en hoe meer ze de Oekraïense taal en geschiedenis leerden, des te sterker Oekraïne zou worden.

3. Voor Rusland is de NAVO een drieletterwoord

Het was het gewelddadige Russische verzet tegen het mogelijke EU-lidmaatschap van Oekraïne dat eind 2013 de Maidan-revolutie uitlokte, die op haar beurt de Russische annexatie van de Krim en de inval in Oost-Oekraïne inleidde. Maar na het einde van de Koude Oorlog was het de uitbreiding van de navo die de grootste irritatie veroorzaakte in de relatie tussen Rusland en het Westen, een relatie waar Oekraïne tussenin gevangen zat.

De navo-uitbreiding verliep aanvankelijk zeer traag, en vervolgens schijnbaar in één keer. In de onmiddellijke nasleep van de ineenstorting van de Sovjet-Unie was het geen uitgemaakte zaak dat de navo groter zou worden. In feite waren de meeste Amerikaanse beleidsmakers, en het Amerikaanse leger, tegen uitbreiding van de alliantie. Er was zelfs een tijd sprake van dat de navo opgeheven zou worden. Het bondgenootschap had immers zijn doel gediend – de Sovjet-Unie in toom houden – en nu kon iedereen zijn eigen weg gaan.

De Russische president Vladimir Poetin (L) en de Franse president Emmanuel Macron ® ontmoeten elkaar in het Kremlin in Moskou, 7 februari 2022. Macron is op bezoek in Rusland op een missie om de Russisch-Oekraïense spanningen te verminderen © EPA/KREMLIN POOL / SPUTNIK / POOL / ANP

Dit veranderde in de eerste jaren van de regering-Clinton. De aanzet tot deze verandering kwam uit twee richtingen. De ene bestond uit een groep idealistische buitenlandbeleidsmakers binnen de Amerikaanse Nationale Veiligheidsraad, en de andere uit de Oost-Europese staten.

Na 1991 bevonden de postcommunistische landen van Oost-Europa, met name Polen, Hongarije en Tsjecho-Slowakije, zich in een onzekere veiligheidsomgeving. Het naburige Joegoslavië viel uiteen en zij hadden hun eigen potentiële grensgeschillen. Maar bovenal hadden zij nog een levendige herinnering aan het Russische imperialisme. Ze geloofden niet dat Rusland eeuwig zwak zou blijven en ze wilden zich bij de navo aansluiten zolang dat nog kon. ‘Als jullie ons niet toelaten tot de navo nemen we kernwapens’, zeiden Poolse functionarissen in 1993 tegen een team van denktankonderzoekers. ‘Wij vertrouwen de Russen niet.’

Bij het bepleiten van hun zaak kon het geen kwaad dat de leiders van de Oost-Europese landen over een grote morele geloofwaardigheid beschikten. Het was na een ontmoeting met onder anderen Václav Havel en Lech Walesa in Praag in januari 1994 dat Bill Clinton bekendmaakte dat ‘de vraag niet langer is of de navo nieuwe leden zal opnemen, maar wanneer’. Deze formulering – niet óf, maar wanneer – werd officieel Amerikaans beleid. Vijf jaar later werden de Tsjechische Republiek (na de vreedzame afscheiding van Slowakije), Hongarije en Polen opgenomen in de navo. In de daaropvolgende jaren zouden nog elf landen toetreden, waardoor het totale aantal landen in het bondgenootschap op dertig zou uitkomen.

Tijdens de recente crisis beweerden sommige Amerikaanse deskundigen en beleidsmakers dat Rusland tot voor kort geen bezwaar had tegen de navo, maar dat het een voorwendsel zocht om Oekraïne binnen te vallen. Deze bewering is werkelijk belachelijk. De Russische onderminister van Buitenlandse Zaken zei al in 1993 tegen Clintons topman voor Rusland, Strobe Talbott, dat ‘de navo een drieletterwoord’ is. Op een gezamenlijke persconferentie met Clinton in 1994 reageerde Boris Jeltsin, voor wie Clinton zo’n trouwe bondgenoot was geweest, woedend toen hij besefte dat de navo daadwerkelijk vorderingen maakte met haar plannen om ook de Oost-Europese staten op te nemen. Hij voorspelde dat een ‘koude vrede’ in Europa het gevolg zou zijn.

Rusland was te zwak, en nog te afhankelijk van westerse leningen, om iets anders te doen dan klagen en met argusogen toezien hoe de navo aan macht won. De interventie van de alliantie in Kosovo in 1999 was bijzonder verontrustend voor de Russische leiders. Het was in de eerste plaats een interventie in een situatie die Rusland als een intern conflict beschouwde. Kosovo maakte op dat moment nog deel uit van Servië, maar na de navo-interventie was dat feitelijk niet langer het geval. Intussen hadden de Russen hun eigen Kosovo-achtige situatie in Tsjetsjenië, en het leek hun plotseling niet onmogelijk dat de navo ook daar zou ingrijpen.

De tweede post-sovjetuitbreidingsronde van de navo was nog groter. Bulgarije, Estland, Letland, Litouwen, Roemenië, Slowakije en Slovenië traden toe tot het bondgenootschap. Hiertoe was in 2002 besloten, en in 2004 werd het officieel. Bijna al deze staten maakten ooit deel uit van het sovjetblok, en Estland, Letland en Litouwen, de Baltische Staten, waren ooit deel van de Sovjet-Unie. Nu hadden zij zich bij het Westen aangesloten.

Terwijl dit gebeurde, schudde een reeks gebeurtenissen de Russische periferie door elkaar. De ‘kleurenrevoluties’ – die elkaar snel opvolgden in Georgië in 2003 (Roos), Oekraïne in 2004 (Oranje) en Kirgizië in 2005 (Tulp) – gebruikten allemaal massaprotesten om de corrupte, pro-Russische, zittende machthebbers af te zetten. Deze gebeurtenissen werden in het Westen met groot enthousiasme begroet als een heropleving van de democratie, maar in het Kremlin met scepsis en huiver, als een aantasting van de Russische ruimte. In de VS vierden de beleidsmakers dat de vrijheid in opmars was. In Moskou heerste een licht paranoïde bezorgdheid dat de kleurenrevoluties het werk waren van de westerse geheime diensten en dat Rusland als volgende aan de beurt zou zijn.

Het Kremlin had dan misschien geen gelijk over een westers complot, maar het had geen ongelijk te denken dat het Westen het nooit als een gelijke heeft gezien. Feit is dat het Westen, en de VS in het bijzonder, bij iedere wending en bij ieder knelpunt deed wat het wilde doen. Soms was het buitengewoon gevoelig voor de Russische perceptie, soms was het hooghartig. Maar in alle gevallen gingen de VS gewoon door. Uiteindelijk werd dit eenvoudigweg de manier waarop de dingen gingen.

In 2006 hield Dick Cheney een agressieve toespraak in de Litouwse hoofdstad Vilnius, waarin hij de successen van de Baltische naties roemde. ‘Het systeem dat zoveel hoop heeft gebracht aan de kusten van de Oostzee kan dezelfde hoop brengen aan de verre kusten van de Zwarte Zee, en nog verder’, zei hij. ‘Wat waar is in Vilnius, is ook waar in Tbilisi en Kiev, en in Minsk, en ook in Moskou.’ Zoals Samuel Charap en Timothy Colton opmerken in hun uitstekende korte geschiedenis van het Oekraïne-conflict van 2014, Everyone Loses: ‘Men kan alleen maar gissen naar de reactie op dergelijke uitspraken in het Kremlin.’

Poetin zei: ‘Wij worden voortdurend onderwezen over democratie. Maar om de een of andere reden willen degenen die ons de les lezen zelf niet leren’

Een jaar later, op de Veiligheidsconferentie van München van 2007 – in wat algemeen wordt beschouwd als een belangrijk keerpunt in de betrekkingen tussen Rusland en het Westen – gaf Poetin zijn antwoord, waarbij hij de VS en hun unipolaire systeem aanvocht wegens hun arrogantie, hun minachting voor het internationale recht en hun hypocrisie. ‘Wij worden voortdurend onderwezen over democratie’, zei hij over Rusland. ‘Maar om de een of andere reden willen degenen die ons de les lezen zelf niet leren.’

Deze waarschuwing werd wel gehoord, maar er werd geen gevolg aan gegeven. In april 2008 kwamen de navo-landen in Boekarest bijeen en beloofden ze dat Georgië en Oekraïne ‘lid van de navo konden worden’. Dit was het slechtste van twee werelden: een belofte van lidmaatschap zonder de daadwerkelijke voordelen daarvan, in de vorm van veiligheidsgaranties die het lidmaatschap zou opleveren. Enkele maanden later versloeg Rusland Georgië in wat tot dan toe verreweg de belangrijkste militaire actie buiten zijn grenzen was, in een beslissende vijfdaagse oorlog.

Terugkijkend zou men kunnen stellen dat als de navo sneller had gehandeld, en Oekraïne en Georgië veel eerder als lidstaten had aanvaard, er niets van wat daarna gebeurde zou zijn gebeurd. De Baltische Staten zijn tot de navo toegetreden en ondanks het feit dat zij voormalige sovjetrepublieken zijn, hebben zij sindsdien relatief weinig last van Russische intimidatie ondervonden. Maar men zou ook kunnen aanvoeren dat de VS en hun bondgenoten, gezien de toenemende Russische ongerustheid en herhaalde waarschuwingen over ‘rode lijnen’ voor de navo, extra voorzichtig hadden moeten zijn. Zij hadden rekening moeten houden met het specifieke karakter van de plaatsen waarmee zij te maken hadden, met name Oekraïne. Oekraïne was geen Rusland, in de beroemde woorden van Leonid Koetsjma, maar het was ook geen Polen. Een van de problemen met de aanvraag van het navo-lidmaatschap van Oekraïne in 2008, dat door de westers gezinde regering van Joesjtsjenko werd gedaan, was bijvoorbeeld dat het impopulair was in Oekraïne zelf – voor een groot deel omdat de Oekraïners wisten hoe Rusland erover dacht en terecht bezorgd waren.

Maar toen zowel de navo als de EU zich verder naar het oosten uitbreidde, vonden hun vertegenwoordigers het een principekwestie om geen compromissen te sluiten met een regime dat zij ervan betichtten hen en Oekraïne te intimideren. Nogmaals: in principe hadden zij misschien gelijk. In de praktijk waarschuwt Poetin echter al vijftien jaar voor deze invasie, in de een of andere vorm.

Veel mensen zeggen nu dat we Poetin veel eerder hadden moeten aanpakken, dat de sancties die we nu zien, hadden moeten worden ingesteld na de oorlog in Georgië in 2008, of na de poloniumvergiftiging in Londen van Alexander Litvinenko in 2006. Maar er valt ook iets voor te zeggen dat we dieper hadden moeten nadenken over hoe we een veiligheidsregeling en een economische regeling hadden kunnen treffen waarbij Oekraïne nooit voor zo’n noodlottige keuze zou zijn gesteld.

4. Wat Poetin denkt

Toch staat één man centraal in deze tragedie: er zijn altijd meerdere concurrerende visies op hem geweest, die langs verschillende assen liepen wat betreft zijn bekwaamheid, zijn intelligentie en zijn moraliteit. Dat wil zeggen: sommige mensen dachten dat hij slecht was en dat hij slim was, en sommige mensen die meenden dat hij alleen maar de Russische belangen verdedigde, dachten ook dat hij incompetent was.

Vijf jaar geleden, tijdens de hausse in de poetinologie die volgde op de verkiezing van Donald Trump, betoogde ik in een artikel dat Poetin in wezen een ‘normale’ politicus was in de Russische context. Dat betekende niet dat hij op enigerlei wijze bewonderenswaardig was – de manier waarop hij de oorlog in Tsjetsjenië beslechtte, waardoor zijn presidentskandidatuur werd gelanceerd, was bewijs genoeg voor zijn slechte bedoelingen. Ik vond ook niet dat hij de e-mails van Hillary Clinton had moeten hacken. Niettemin vond ik dat, gezien de geschiedenis van Rusland, de traumatische ervaring van de transitie na de Sovjet-Unie, de interne dynamiek van het Jeltsin-regime en de bredere geopolitieke context, de persoon die Jeltsin zou opvolgen vrijwel zeker een autoritaire nationalist zou zijn geweest, of hij nu Vladimir Poetin heette of niet.

De vraag leek te zijn: zou die andere autoritaire nationalist, niet Poetin geheten, zich heel anders hebben gedragen? Er was enig beperkt historisch bewijs voorhanden, in de personen van Boris Jeltsin (de aanstichter van de eerste oorlog in Tsjetsjenië) en Dmitri Medvedev (de aanstichter van de oorlog in Georgië), dat dit niet het geval zou zijn geweest. Het moment, althans in mijn ogen, waarop Poetin deze vragen irrelevant maakte, was de poging tot vergiftiging met een zenuwgas van oppositieleider Aleksej Navalny, een moordpoging die vrijwel zeker door Poetin is goedgekeurd.

We zien nu hoe een echte Russische dictatuur eruitziet: alle restanten van de oppositionele media worden gesloten, journalisten worden bedreigd met vijftien jaar gevangenisstraf, er heerst ongebreidelde en onaanvechtbare politieagressie. Met de invasie van Oekraïne is er niemand meer die denkt dat Poetin zich slechts gedraagt als een normale Russische politicus uit de post-sovjetperiode.

Is er een verklaring voor Poetins denkproces? Op dit punt zijn er objectieve en subjectieve factoren. Objectief gezien had hij geen ongelijk toen hij dacht dat Oekraïne steeds verder in het Westen integreerde. Het associatieverdrag tussen de EU en Oekraïne waartegen hij zich in 2013 zo fel had gekeerd, was in 2014 ondertekend en in 2017 in werking getreden. Ook het lidmaatschap van de navo zat eraan te komen. Er waren nu al navo-wapens en navo-personeel in Oekraïne. Poetins poging om controle uit te oefenen over de Oekraïense politiek door het creëren van de afgescheiden republieken in Donetsk en Loehansk was mislukt en had zelfs een averechtse uitwerking. Oekraïners die lauw tegenover de navo hadden gestaan steunden nu de toetreding en velen die pro-Russische gevoelens hadden gehad zagen wat de Russische marionetten in de afgescheiden republieken hadden aangericht. Niemand wilde dat voor zichzelf.

Poetin had de Krim en wat grondgebied in het oosten gewonnen, maar Oekraïne was hij kwijt. Na de verkiezing van Joe Biden, die een hernieuwd Amerikaans engagement voor Europa, de navo en onder meer Oekraïne aankondigde, verliep alles steeds minder in Poetins voordeel.

Maar zijn opties waren niet helemaal uitgeput. In 2015 had hij gewapenderhand het akkoord van Minsk-2 uit het vuur gesleept – een lastige vredesovereenkomst die door geen van beide partijen werd uitgevoerd en Oekraïne verplichtte de republieken Donetsk en Loehansk te re-integreren in een federaal Oekraïne, waar ze in wezen vetorecht zouden hebben over het buitenlands beleid van het land; misschien zou hij in 2022 ook Minsk-3 kunnen bewerkstelligen. En als hij eerder de uitvoering van het akkoord van Minsk had overgelaten aan een democratisch verkozen Oekraïense regering zou hij nu kunnen besluiten die fout niet nog eens te maken. Hij zou in Kiev een leider kunnen installeren die hij kon vertrouwen. Een maand vóór de invasie verklaarde de Britse regering dat zij over inlichtingen beschikte die erop wezen dat Poetin precies dit van plan was.

En hier komen we bij de subjectieve factoren: waarom dacht Poetin, achteraf gezien, dat hij deze manoeuvre kon uitvoeren in een land zo groot als Oekraïne? Hij was misschien overmoedig geraakt door zijn reeks militaire overwinningen – in Tsjetsjenië, Georgië, op de Krim en in Syrië. Hij had veel succes geboekt, vaak tegen relatief lage kosten, door een soort internationale spelbreker te zijn voor de plannen van het Westen in verschillende delen van de wereld.

Hij moet ook zijn aangemoedigd door wat er in 2014 in Oekraïne was gebeurd. De Krim had zich zonder een schot te lossen aan Rusland overgegeven. Een paar weken later was een kleine groep huurlingen van middelbare leeftijd in staat geweest om honderd mijl Oekraïne binnen te dringen en een kleine stad genaamd Slovjansk in te nemen, waarmee de actieve fase van de oorlog in Oost-Oekraïne was begonnen. Als een groepje haveloze huurlingen zoiets kon, stel je dan eens voor waartoe een echt leger in staat zou zijn.

Een belangrijke factor was ook dat Poetin niet geloofde dat Oekraïne een echt land was – veel Russen zien helaas niet in waarom Oekraïne onafhankelijk zou moeten zijn. Maar bij Poetin is dit een echte obsessie geworden, ondoordringbaar voor tegengesteld bewijs. Een bepaald type leider zou hebben ingezien dat Oekraïne zou weigeren zich aan zijn wil te onderwerpen en geconcludeerd hebben dat het een onafhankelijke entiteit is. Maar voor Poetin kon dit alleen maar betekenen dat het land door iemand anders werd gecontroleerd. Dat was immers al het geval in de delen van Oekraïne die Poetin had veroverd – hij had marionetten geïnstalleerd om de zelfverklaarde volksrepublieken in Oost-Oekraïne te besturen. Dus misschien was het logisch dat het Westen ook een marionet had geïnstalleerd, Zelenski, die zou vluchten bij het allereerste teken van moeilijkheden.

  1. Waar eindigt dit?

Zowat iedereen is verrast door de felheid van het Oekraïense verzet: Poetin had duidelijk niet verwacht dat Volodimir Zelenski in een soort Winston Churchill zou veranderen. Als politieke nieuweling uit het industriële zuidoosten van het land kreeg Zelenski in de tweed e ronde tegen Petro Porosjenko een indrukwekkende 73 procent van de stemmen. De campagneslogan van die laatste was ‘Leger! Taal! Geloof!’ Zelenski werd verkozen als een frisse wind, als iemand die de dingen anders zou gaan doen, en ook als iemand die aangaf bereid te zijn te proberen met Poetin te onderhandelen om de oorlog te beëindigen. De campagne van Porosjenko waarschuwde dat Zelenski een stroman van het Kremlin was die het land zou verraden. De mensen stemden toch op hem.

Tegen de tijd dat de oorlog uitbrak, bedroeg Zelenski’s populariteit nog geen dertig procent. Hij was er niet in geslaagd een vreedzame oplossing te vinden voor het etterende conflict in de Donbas-regio, en hij was begonnen met het vervolgen van zijn tegenstanders. Viktor Medvedtsjoek, die werd beschouwd als Poetins stroman in Oekraïne, werd onder huisarrest geplaatst, en Porosjenko, nog steeds Zelenski’s belangrijkste politieke rivaal, werd beschuldigd van verraad wegens enkele zakelijke transacties die hij in 2014 had verricht met Medvedtsjoek en de separatistische regio’s. En toen de oorlogswolken zich begonnen samen te pakken, hield Zelenski vol dat de dreiging niet reëel was. Hij bekritiseerde de regering-Biden wegens haar alarmerende retoriek. De avond vóór de invasie vertelde hij de Oekraïners nog dat ze die nacht rustig konden gaan slapen. Maar de eerste Russische raketten troffen hun doel al voor zonsopgang.

De dag ervoor had Zelenski in een wanhopige, last minute-oproep aan het Russische volk duidelijk gemaakt dat hij geen oorlog wilde. Maar het was ook zo dat hij niet veel ruimte had voor een compromis. De enige duidelijke weg naar vrede – de uitvoering van de akkoorden van Minsk – was met het verstrijken van de tijd voor de Oekraïners steeds ondraaglijker geworden, nóg ondraaglijker dan ze bij de ondertekening al was geweest. Per slot van rekening hebben mensen niet graag het gevoel dat zij door hun grotere, kwade buur tot een compromis worden gedwongen. En de meeste waarnemers merkten op dat, hoe beangstigend een Russische invasie ook was, een compromis van Zelenski dat te veel zou toegeven waarschijnlijk zou leiden tot de omverwerping van zijn regering. Als de enige manier om oorlog te vermijden een lafhartige overgave was, dan moest het maar oorlog worden. Oekraïne zou vechten.

Nu het Russische leger inmiddels Oekraïense steden beschiet en bombardeert, staan de regeringen van de navo voor een onmogelijke keuze: ofwel zij moeten met afgrijzen toekijken hoe onschuldige Oekraïners worden gedood, ofwel zij raken verder bij de oorlog betrokken en riskeren een nog groter conflict. Waar dit stopt, is moeilijk te zeggen.

Op dit moment, nu het Russische leiderschap maximalistische eisen blijft stellen, lijkt een regeling ver weg. En of Zelenski, als de Russische eisen gematigder worden, een Russische Krim en Oost-Oekraïne zal kunnen aanvaarden, na al het bloed dat zijn volk heeft vergoten – en, inderdaad, of dat volk het zal aanvaarden – is een open vraag.

Op een dag zal de oorlog eindigen, en op een dag, verder in de toekomst, maar waarschijnlijk niet zo snel als men zou hopen, zal het regime in Rusland veranderen. Er zal dan een nieuwe gelegenheid zijn om Rusland weer in het concert der naties op te nemen. Onze taak zal dan zijn om het anders te doen dan we het in de post-sovjetperiode hebben gedaan. Maar dat is werk voor later. Voorlopig kijken we met pijn en medeleven toe, en wachten we af.

Keith Gessen is een in Rusland geboren Amerikaanse schrijver en journalist. © The Guardian. Vertaling: Menno Grootveld