
‘Lekker’ is een oer-Hollands woord. In geen andere taal bestaat één woord voor zoveel verschillende lustbelevingen. Het Duitse ‘lecker’ heeft bijvoorbeeld uitsluitend betrekking op smaak. Als je een Duitser schlaf lecker wenst, word je uitgelachen. In het Engels is er weliswaar enjoyable, maar dat staat al voor een groot deel los van het lichaam. De Van Dale geeft bij het lemma ‘lekker’: ‘wat het hele gevoel, de zinnen aangenaam aandoet: een lekker bad, het is lekker weer, ik zit hier lekker’. We kunnen daaraan toevoegen: ik heb lekker gegeten, wat ruik je lekker, et cetera. Het bijzondere aan ons woord ‘lekker’ is dat de vele betekenissen specifiek aan de zintuiglijke ervaringen van het lichaam gekoppeld zijn. Denk maar eens aan de uiteenlopende scenario’s waarin je het zinnetje ‘was het lekker?’ hebt uitgesproken, of waarin het je werd gevraagd.
Het woord is ook bij uitstek freudiaans. Dat zien we het best in Sigmund Freuds revolutionaire boekje Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit (1905), dat onlangs in een bijzondere editie is heruitgegeven in het Nederlands. Iedereen kent het beroemde verwijt aan de Oostenrijkse neuroloog en grondlegger van de psychoanalyse (1856-1939) dat alles bij hem draait om seks. In de Drie verhandelingen zien we dat Freud niet per se gelooft dat alles draait om seks, maar wel dat hij gelooft dat seks om veel meer kan draaien dan om alles wat tot dan toe seks genoemd werd.
In het boekje – dat door de Franse krant Le Monde op nummer 25 werd geplaatst in de lijst van de honderd belangrijkste boeken uit de twintigste eeuw – introduceerde Freud het idee van de vroegkinderlijke seksualiteit. Daarmee bedoelde hij niet de genitale seksualiteit van volwassenen, maar iets anders: het ondoelmatige genot dat een kind – en daarmee het kind in de volwassene – aan het eigen lichaam kan beleven. Als een baby’tje lekker heeft gegeten, redeneert Freud, dan herinnert ze zich daarna niet alleen dat ze voldaan was, maar ook het plezier van het zuigen en kauwen zelf. Hetzelfde geldt voor poepen. De psychoanalyticus zag in fantasieën van zijn patiënten dat de lustbeleving aan borsten, monden en billen vaak een belangrijke seksuele rol speelde. Sabbelen en kauwen waren volgens Freud restanten van de vroegkinderlijke seksualiteit tijdens de volwassenheid. Zo kwam hij op het idee om die uiteenlopende lustbelevingen allemaal onder de seksuele drift te scharen. Onderzoekers vóór hem konden de drift niet los zien van haar darwinistische doel: kindjes maken. Met de Drie verhandelingen herwon Freud de studie van seksualiteit op de biologie. De tekst ontketende een revolutie in de psychologie, en ongetwijfeld in menige slaapkamer. Geen wonder dat ze het boek in Frankrijk zo hoog hebben zitten.
Toch was ook Freud een kind van zijn tijd. In de tekst worstelt hij met de plaats die de niet op voortplanting gerichte lustbelevingen krijgen in de volwassen seksualiteit. Uiteindelijk betoogt hij dat ze in de ontwikkeling ondergeschikt moeten worden gemaakt aan de genitale seksualiteit. Maar hoe dan? Kenners zullen zeggen: door het oedipuscomplex. Volgens het freudiaanse oedipuscomplex heeft een kind verlangens die niet kunnen (of beter: mogen) worden ervaren in relatie tot de ouders. In de klassieke psychoanalyse is het moment waarop het kind zich dat realiseert de oorsprong van verdringing – de hoeksteen van de psychoanalytische theorie. Als alles goed gaat, volgens Freud, worden de kinderlijke verlangens verdrongen en komen in de puberteit pas weer getransformeerd te voorschijn: tussen de benen, heteroseksueel van aard en het liefst ook nog met een voorkeur voor de man bovenop.
Maar in deze bijzondere editie van de tekst ontbreekt dat oedipuscomplex. De reden daarvoor is dat Freud zijn teksten herschreef wanneer hij nieuwe inzichten verwierf. De versie van de Drie verhandelingen uit de beroemde ‘verzamelde werken’ is zo’n herschreven versie, waar het oedipuscomplex achteraf aan werd toegevoegd. In zijn psychoanalytische praktijk zag Freud zichzelf als een archeoloog die opgravingen deed in de psyche van zijn patiënten. Als schrijver was hij meer een soort stratenmaker: steeds bracht hij weer een nieuwe laag theorie aan. Sommige teksten heeft hij wel acht keer herschreven. In de vroegste versie van de Drie verhandelingen was nog helemaal geen sprake van het oedipuscomplex. De drift was toen nog ondoelmatig – dat wil zeggen: op niets anders gericht dan op het eigen lichamelijke plezier. Die oorspronkelijke versie is nu in ere hersteld door Herman Westerink en Philippe Van Haute.
Westerink, docent godsdienstwijsbegeerte, en Van Haute, hoogleraar wijsgerige antropologie en psychoanalyticus, hopen met deze editie een dialoog te beginnen over heteronormatieve veronderstellingen binnen en buiten de psychoanalyse. De tekst zou kunnen bijdragen aan een meer fluïde opvatting over wat seksualiteit is of kan zijn. Het concept van de drift zoals dat naar voren komt in de Drie verhandelingen is aantrekkelijk voor iedereen die geen heil ziet in het idee dat iemands seksualiteit volledig genetisch bepaald is, of in de baarmoeder door de hormoonspiegel van de moeder wordt vastgelegd. Daarnaast geven de redacteuren een aanzet tot een versie van de psychoanalyse waarin het oedipuscomplex geen rol meer speelt. Volgens hen heeft het concept de psychoanalyse meer kwaad dan goed gedaan. Door de archeologische opgravingen in het werk van Freud door Westerink en Van Haute staat de originele tekst weer voor ons in haar naakte eenvoud. Een enorme prestatie.
Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit is een van Freuds belangrijkste teksten. Het werk bepaalde ooit de koers van de psychoanalyse. Van Haute en Westerink laten zien dat de tekst, in haar originele vorm, opnieuw kan inspireren. Het idee dat seksualiteit een amalgaam is van verschillende lichamelijke lustbelevingen is in potentie bevrijdend – hoewel wij het in Nederland al lang wisten. Wij hadden immers het woord lekker, dat ver voor Freuds tijd al een heel scala van lustbelevingen onder één noemer schaarde. Het vroegste gebruik van ‘lekker’ is gevonden als zelfstandig naamwoord in de dertiende eeuw: leckaert. De betekenis: een smulpaap óf een viespeuk. Met andere woorden: iemand die te veel lust of iemand die te veel lust kent. Freudiaanser kan het nauwelijks.