Je kunt het ook anders zeggen: jonge Marokkaanse en Turkse schrijvers zijn op het moment heel erg in. Net als kunstenaars uit andere disciplines kunnen zij rekenen op een enorme hoeveelheid aandacht van de media. Om het nog anders te zeggen: cultureel Nederland tippelt tegenwoordig hevig op alles wat enigszins lijkt op tweede- of derde-generatiekunst. En hoe verheugend deze nieuwe impulsen ook zijn, de schaduwzijden ervan dringen zich eveneens op. Nu het steeds interessanter wordt een dergelijk auteur in het fonds te hebben, lijken Nederlandse uitgevers soms te enthousiast en voortvarend te werk te gaan.
Dat is het geval met Hoezo bloedmooi, de debuutroman van Hans Sahar. Deze piepjonge schrijver werd in 1974 geboren in Al-Hoceima, Marokko. Voor wie het achterplat over het hoofd ziet - ‘Hans Sahar behoort tot de tweede generatie Marokkanen in Nederland’ - is een felgeel buikbandje om ‘HET OPZIENBARE DEBUUT VAN EEN HAAGSE MAROKKAAN’ gelegd.
Hoezo bloedmooi maakt de indruk te snel te zijn uitgegeven, op een moment dat het nog niet rijp was. De haast is zo duidelijk aan de roman af te lezen dat je je vanzelf gaat afvragen of de auteur zich niet nog een tijdje langer had moeten kunnen ontwikkelen. Natuurlijk is een schrijver van twintig jaar nog niet op het niveau waarop hij uiteindelijk zal moeten belanden, maar ook van een debutant moet wel het een en ander worden verlangd.
DRIE JAAR geleden haalde plotseling een zestienjarig meisje het 8 uur-Journaal omdat zij op haar leeslijst voor Nederlands een boek had gezet dat ze zelf had geschreven. Haar leraar was daar wel van gecharmeerd, net als korte tijd later de media. Na een item op tv kreeg het meisje enkele aanbiedingen van grote uitgeverijen. Niet lang daarna debuteerde Maria Verheij met de novelle De rode cirkel.
Daar moest ik aan denken toen ik Hoezo bloedmooi las. De rode cirkel was nog niet ‘volwassen’. De paar sprankelende passages die Verheijs talent toonden, werden vergezeld van te veel ‘meisjesproza’, om het oneerbiedig te zeggen. De eerste roman van de twintigjarige Hans Sahar houdt het midden tussen een ‘echt’ literair boek en een middelbare-schoolopstel.
Hoezo bloedmooi bestaat voor het leeuwendeel uit jongensproza. De wereld van een opgroeiende post-puber in Den Haag wordt neergezet in een stijl die nog geen stijl heeft kunnen worden. De stijve, slaperige zinnen stapelen zich op, om slechts af en toe wat ruimte open te laten voor Nederlands waar wel enig leven in zit.
Dat viel dus behoorlijk tegen. Mij werd, door de flaptekst, een verhaal beloofd ‘met de snelle beat van een rap-song’. In combinatie met de licht-hijgerige aanprijzing: ‘Sahar kent het criminele circuit en de Haagse bendes van binnen uit’ was dat voor mij reden om even de ogen te spitsen. Mijn prettig gespannen verwachting werd helaas razendsnel weer de kop ingedrukt.
HOEZO BLOEDMOOI vertelt het verhaal van Abi Zehir, Hans Sahars alter ego. Op zijn negentiende heeft hij al een heus crimineel ‘verleden’. Na een paar keer in de marge van de misdaad te hebben rondgekeken - inbraakjes, diefstallen, openbare geweldpleging - heeft Abi op een kwade dag zijn stiletto in andermans borst geplant, wat hem twee jaar jeugdgevangenis opleverde. Die periode ligt nu, als hij zijn verhaal doet, alweer enige tijd achter hem.
Abi is scholier, en noemt zich soms ‘student’. Hij is intelligent en vooral aantrekkelijk. Zowel meisjes als vrouwen en mannen vallen op hem. Zijn fysieke schoonheid stelt hem in staat het geld te verdienen dat hij zo graag wil hebben. Door een kleine advertentie in de krant wordt Abi gigolo. Omdat zijn seksuele prestaties vrij goed vallen bij de clientele, nemen zijn inkomsten snel toe.
Op school gaat het niet goed. Hij heeft gewoon geen zin om te leren en staat op slechte voet met de docenten. Abi slentert door Den Haag, versiert meisjes, bevredigt carrierevrouwen en breidt ten slotte zijn werkgebied uit door ook heren op hun wenken te bedienen. Er zijn maar weinig dingen waar hij warm voor kan lopen, afgezien van ‘heftige’ clips op MTV en de ‘violent’ muziek van hardcore rap-bands. Abi’s voortdurende verlangen naar geld brengt hem ertoe een soort relatie aan te gaan met een antiquair van middelbare leeftijd, Vic. En passant begint hij ook diens vrouw op regelmatige basis ‘een veeg’ te geven, zodat een gefortuneerde toekomst niet ver weg lijkt. Door Vic handig te manipuleren en aan het eind zelfs te bestelen, kan Abi zijn schulden aflossen.
Dan heeft hij inmiddels ook de kracht van het verhaal ontdekt, na een vertelling uit Duizend en een nacht te hebben gehoord, en krijgt hij het gevoel dat hij best schrijver zou kunnen zijn en verhalen vertellen: ‘En dan zouden het verhalen moeten worden vol hartstocht en bloedmooie meiden en jongens. Hoezo bloedmooi? Er is al zoveel rottigheid en lelijkheid, dus de mensen hebben behoefte aan een sprookje, een droom, schone schijn.’
Het stelt maar weinig voor, dat leven van Abi. Maar op een of andere manier heeft hij toch het idee opgevat dat hij ‘on the edge’ leeft, waarschijnlijk onder invloed van de grimmige teksten van de bands die hij bewondert. Maar in werkelijkheid gaat alles er buitengewoon netjes en ongevaarlijk aan toe. Abi woont in een normaal huis, verdient redelijk met zijn gigoloschap, is ongelooflijk mooi, kan ook nog goed leren en heeft zelfs geen ruzie met zijn ouders.
Desondanks heeft hij heel wat te klagen. Hij zit constant achter geld aan, is nu en dan ‘echt aan een wip toe’, en wordt een paar keer op racistische wijze bejegend. Wat Abi echter het meest bezighoudt, is de duistere kant van zijn persoonlijkheid. Meer dan eens wordt de suggestie gewekt dat hij last heeft van redeloze aanvallen van agressie en gewelddadigheid. In het verleden heeft hij zich inderdaad meermalen niet kunnen beheersen en werd hij overmand door blinde woede. Nu hij wat ouder is geworden, gebruikt hij nauwelijks geweld meer, en van crimineel gedrag is eigenlijk geen sprake.
Toch ziet hij zichzelf als een vervloekt mens. ‘Was hij echt een stuk ongeluk? Moest het altijd fout gaan? Was hij zo asociaal? Hij had toch gelijk! Waarom moesten ze hem altijd hebben? Omdat hij een buitenlander was. Ze deden wel alsof ze niet wilden discrimineren maar het was altijd raak.’
ABI DOET zijn uiterste best een underdog-positie in te nemen. Hij wil zich een outlaw voelen om op die manier enige heroiek aan zijn leven toe te voegen. En hier wordt hij uitgesproken potsierlijk in zijn zelfbeeld. Hij ligt op bed te kijken naar een knokfilm vol schietpartijen: ‘ “Living on the edge”, dat was wat hij zag en hoorde. Hij leefde zelf op de rand. Hij was geen paria zoals die blacks in LA maar toch zat hij ertegenaan. Zo'n mooi leventje had hij niet.’
Dergelijke gedachten keren met de regelmaat van de klok terug. Bijna dwangmatig tracht Abi zijn leven te zien als dat van een grote-stadsgangster. Een zwarte rapper in LA. Dat is dan ook zijn echte probleem: hij is geen zwarte rapper in LA, maar een Marokkaanse scholier in Den Haag: ‘Hij liep dwars door de Schilderswijk, dat was voor hem het getto waar al die rap-clips over gaan. Armoe. Kansloze mensen. Minderheden. Veel kinderen op straat. Gore straten en wrakke auto’s. Groepjes jongeren die verveeld rondhangen.’
Hoezo bloedmooi is de geschiedenis van een jongen die een manier zoekt om zijn bestaan enige Schwung te geven. Dat hij van Marokkaanse origine is, is slechts bijzaak. Veel belangrijker zijn zijn aantrekkelijke uiterlijk en zijn onrustige innerlijk. Daarom is het ook buitengewoon genant om de flap te horen roepen dat dit debuut gaat over een jongen die zich ‘evenzeer Marokkaan als Hagenaar’ voelt, die ‘in verschillende werelden’ leeft ‘die elkaar niet kunnen verdragen’. Dat is onzin. Ergens ver weg op de achtergrond speelt het een rolletje, maar van een ‘snijpunt van twee culturen’ is hoegenaamd geen sprake. ‘Thuis gelden de regels van de strakke moslims, terwijl Abi op straat, aan de zelfkant van ons Nederlands welvaartsparadijs, het mes trekt.’ Flauwekul. Dat interesseert Abi allemaal geen lor. Daar gaat het boek niet over. Maar het trekt wel de aandacht.
Het gevoel dat ik overhoud aan Hoezo bloedmooi is dat Hans Sahar waarschijnlijk best talent heeft, maar dit debuut veel te vroeg heeft laten verschijnen. Dat hij wel erg ‘in’ is, staat vast. Als tweede generatie-Marokkaan zal hij veel aandacht krijgen. Of hij op basis van dit boek als schrijver serieus genomen zal worden, is een andere kwestie.