Van de duizend woorden die Gustaaf Peek schrijft, zegt hij er zevenhonderd te schrappen. Ook in zijn nieuwste roman, Ik was Amerika, is Peek geen auteur die zijn lezer bij de hand neemt, hem in sierlijke volzinnen van uitleg en context voorziet of nog eens met nadruk wijst op een belangrijk detail. Nee, de roman zet de lezer aan het werk, ook in de reconstructie van de plot. Want hoewel in iedere afzonderlijke scène duidelijk is wat zich afspeelt, duurt het lang voordat het mogelijk is om alle losse elementen met elkaar te verbinden en de knappe constructie zijn geheimen prijsgeeft.
Ik was Amerika vertelt drie verhalen door elkaar, zonder dat die vertellingen al te vaak of expliciet naar elkaar verwijzen. In 1943 wordt Dirk Winter, een Duitse soldaat van Nederlandse afkomst, in de Sahara krijgsgevangen gemaakt door het Amerikaanse leger. Hij wordt met zijn maten verscheept naar Texas, waar ze in een kamp geplaatst worden. Later, als Dirk op een boerderij tewerkgesteld wordt, sluit hij vriendschap met Harris Winslowe, een zwarte tractorchauffeur.
De tweede verhaallijn speelt zich meer dan dertig jaar later af. We volgen opnieuw Dirk en Harris. De eerste is van Nederland op weg naar zijn oude vriend, die in Houston woont. Over Harris vertelt Peek hoe hij op late leeftijd nog verliefd wordt, trouwt en snel daarna weduwnaar wordt. Daartussendoor loopt nog een derde verhaallijn over Jennifer, die voor een louche makelaar werkt in San Francisco en stiekem in onverkochte huizen woont. Deze verhaallijn blijft erg schetsmatig: net wanneer je hem goed plaatsen kan, is hij alweer afgelopen.
Heen en weer springend in tijd en plaats wordt gaandeweg duidelijk waarom Dirk zijn zieke, oude lichaam door de Verenigde Staten sleept om Harris te bezoeken, wie Jennifer is en wat de rol van Harris’ zus Cicely is. De ontknoping van deze mozaïekvertelling mag melodramatisch genoemd worden, ware het niet dat die term geen enkel recht doet aan de daadwerkelijke leeservaring. Tot het eind toe blijft Peek een meester in het weglaten en bezondigt hij zich nergens aan overbodige details en overvloeiende sentimenten. Zijn zinnen blijven kort, recht voor zijn raap en helder. Dat maakt Ik was Amerika tot een krachtig, soms zelfs hard boek.
Wanneer de puzzelstukjes aan het eind in elkaar vallen, valt op hoe coherent alles thematisch is. Mooi geschreven, goed in elkaar gezet: als Ik was Amerika nu ook nog iets interessants te zeggen heeft, is het een boek om van te houden.
Ontworteling kenmerkt de levensverhalen van de belangrijkste personages. Harris en Cicely groeien samen bij een ‘tante’ op. Bij Harris is er de suggestie dat hij wees wordt door racistisch geweld, maar waar hij precies vandaan komt, of waarom hij en Cicely zonder ouders opgroeien, wordt nergens helemaal duidelijk. Zelfs of Harris en Cicely wel echt broer en zus zijn, blijft de vraag.
Van Dirk is wel duidelijk dat hij vanaf zijn negentiende wees is. Hij is een overlever, die er geen moeite mee heeft om de waarheid geweld aan te doen als dat hem zo uitkomt. Wanneer hij per ongeluk iemand vermoordt, vlucht hij naar Duitsland om zo uiteindelijk bij de Wehrmacht, in Afrika en in Texas terecht te komen. Hij lijkt onverschillig te staan tegenover de rassenideologie van zijn kameraden, al vindt hij het geen probleem om te verklaren dat de joden ‘de ziekte van de wereld’ zijn, als hem dat goed uitkomt. Soms noemt hij zich Dirk Wols, dan weer Dirk Winter, zoals Cicely ook Cissy genoemd wordt en Harris’ achternaam krijgt, los van de vraag of ze nu broer of zus zijn. Ook Jennifer gebruikt niet haar eigen naam.
Het spel met de namen geeft aan dat niemand zuiver van afkomst is. In het Texas van 1943 echter heeft het onzuivere individu geen rechten en slechts een marginale plaats in de samenleving. Meermaals ontsnapt Harris aan een racistische lynchpartij. Dirk weet zich in Duitsland te redden door zich te verbinden aan een regime dat alles wat het onzuiver vindt de wereld uit wil helpen.
Door de roman heen blijft Dirk een moeilijk te plaatsen figuur. Hij wisselt nobele gebaren en onzelfzuchtige acties af met foute opmerkingen en onverschilligheid. Het had een prikkelend gegeven kunnen zijn, ware het niet dat Peek in Ik was Amerika daar uiteindelijk een wat obligate moraal aan verbindt. Waar Harris uiteindelijk zijn plaats vindt in Houston, is Dirk tot het einde toe zwervende. Als vertegenwoordiger is hij immers zijn hele leven onderweg en neemt hij het niet al te nauw met de waarheid om zijn spullen aan de man te brengen. Harris is veel standvastiger en wordt daar ook voor beloond. Aan het eind hebben beide mannen niet veel meer over in hun leven, maar Harris heeft tenminste nog de geruststelling dat hij waardig en goed geleefd heeft.
Ik was Amerika is een ambigue titel; het kan zowel ‘Ik ben Amerika geweest’ als ‘Ik maak Amerika schoon’ betekenen. Wassen of wezen is de keus. In deze roman blijkt dat wie de wereld wil verbeteren door haar schoon te maken, bloed aan zijn handen krijgt. Wie de wereld zuiver wil maken door zelf zuiver te zijn, is beter op weg. Zuiverheid (of goedheid) zit niet zozeer in afkomst, maar in de keuzes die een mens in zijn leven maakt.
De waarde van Ik was Amerika lijkt dus meer in de vorm dan in de betekenis van de roman te zitten, meer in de rijkdom aan details en de slimme spiegelingen in de structuur dan in een al te urgente boodschap. Helaas zorgt dat ervoor dat je na het lezen van een goede roman toch licht teleurgesteld achterblijft.

GUSTAAF PEEK
IK WAS AMERIKA
Querido, 256 blz., € 17,95