
New Delhi – Voor Indiërs is het een dagelijkse realiteit, iedere bezoeker van het land komt er vroeg of laat mee in aanraking: de beruchte Indiase bureaucratie. Wie een overheidsinstantie bezoekt, moet gewapend zijn met een stapel pasfoto’s, talloze documenten en een flinke dosis geduld. Daarbij is het prettig om een goede vaderband te hebben. Wie zich door de Indiase papiermolen heen worstelt, wordt regelmatig herinnerd aan zijn verwekker. De vraag staat meestal op regel twee van het formulier. Na het invullen van naam en geboortedatum volgt steevast het vakje ‘father’s name’.
Natuurlijk gaat het hier om een administratieve noodzakelijkheid, een handigheidje om alle Singhs, Gupta’s en Agarwals uit elkaar te houden. In een land met 1,2 miljard inwoners komt iedere achternaam onvermijdelijk tienduizenden keren voor. Tegelijkertijd weerspiegelt de bureaucratie hier een belangrijk kenmerk van de Indiase cultuur: de vader is overal aanwezig.
Het begint al met de ambtenaar achter de balie die het formulier in ontvangst neemt. Babu is de bijnaam voor een Indiase bureaukluiver. De term komt van het Middel-Indische bappa, oftewel ‘vader’. Onder Britse overheersing werd het woord gebruikt voor de klerken die het koloniale bewind uitvoerden. En hoewel babu anno 2012 vooral staat voor ‘luie pennenlikker’ blijft de Indiase bureaucraat een vaderfiguur voor iedereen die hij voor zich heeft.
‘Het idee dat een individu enkel tot bloei kan komen in relatie tot een welwillende patriarch is een van de fundamenten van hindoecultuur’, meent Daniel Meckel, psycholoog en religiewetenschapper aan St Mary’s College of Maryland, een universiteit in de Verenigde Staten. Meckel deed jarenlang etnografisch onderzoek in India en is een kenner van hindoeïstische geschriften. ‘Omgekeerd staat de afwezigheid van de vader voor instabiliteit en wanorde. Dit patroon komt overal terug. In familieverband, maar ook bijvoorbeeld in de politiek.’
Wat Meckel bedoelt, is goed te zien aan de liefde voor de vader der natie, Mohandas Gandhi. Ruim zestig jaar nadat de vrijheidsstrijder in Delhi werd doodgeschoten door een hindoe-fanaticus, is de verering van Bapu, zoals zijn bijnaam luidt, nog steeds even fanatiek. Bij de viering van Gandhi’s verjaardag op 2 oktober werden in verschillende Indiase steden optochten gehouden waarbij kinderen verkleed waren als de Mahatma. Getooid met een rond brilletje, plaksnor en een witte lendendoek paradeerden honderden mini-Gandhi’s door de straten van Ahmedabad, Chennai en Coimbatore. In het politiek debat is ‘wat zou Gandhi doen’ een veelgestelde vraag. ‘On-gandhiaans’, zo verketterde de chief minister van de deelstaat Orissa het recente plan om buitenlandse investeerders toe te laten op de Indiase markt.
Hoe er hier over vaderschap wordt gedacht, is te zien in de Bollywood-kaskraker van een paar jaar geleden: Gandhi, My Father, een tranentrekker over de moeizame verhouding van de grote ziel met zijn oudste zoon, Harilal. Vader wil dat zoonlief deelneemt in de strijd voor een vrij India. Harilal kiest zijn eigen pad en komt terecht in een destructieve spiraal van drankzucht, geweld en een tijdelijke bekering tot de islam. Moraal van het verhaal: wie zijn vader trotseert, daar loopt het slecht mee af.
Dat Gandhi een behoorlijk tirannieke vader was, lijkt daarbij gauw vergeten. Great Soul, de Gandhi-biografie van Joseph Lelyveld die vorig jaar verscheen, schetste een beeld van een man die weinig interesse toonde voor het wel en wee van zijn eigen gezin en tegen ze in hongerstaking ging als hij zijn zin niet kreeg. Niet geheel verrassend viel het boek slecht bij veel Indiërs. In de staat Gujarat werd Lelyvelds boek in de ban gedaan. Verschillende parlementariërs vroegen om een wettelijk verbod op Gandhi-blasfemie.
De wijze waarop Gandhi op zijn voetstuk staat, is exemplarisch voor de dominante positie die de Indiase vaderfiguur inneemt. Of het nu een gezinshoofd, de stamvader, de goeroe of de founding father betreft, het adagium ‘wat bapu doet is goed’ is een ongeschreven regel in de Indiase samenleving.
Gandhi is niet de enige aartsvader die over de schouder van de huidige generatie meekijkt. Ook Jawaharlal Nehru, de eerste premier na de onafhankelijkheid, drukt een zwaar stempel op het India van nu. Als een vrachtschip aanmeert in Mumbai gebeurt dat in de Jawaharlal Nehru-haven. Wordt er een woonwijk opgeknapt? Dat gaat met geld uit het Jawaharlal Nehru-fonds voor stedelijke vernieuwing. Grote sportevenementen – zoals het Jawaharlal Nehru-hockeytoernooi of de Nehru Cup – vinden bij voorkeur plaats in het Nehru-stadion in New Delhi. Het mouwloze vest dat Indiase mannen ’s winters graag dragen heet een Nehru-jasje.
En net zoals de wijsheden van Gandhi een toetssteen zijn voor de huidige politiek zijn ook die van Nehru dat. Democratie wordt ook wel ‘een cadeau van Nehru’ genoemd. ‘Anti-nehruviaans’ is de term die de historicus Ramachandra Guha gebruikt voor wat ook wel ‘neoliberalisme’ wordt genoemd: de afkeer van staatsbemoeienis en een rotsvast geloof in de vrije markt.
Kloppend hart van de Nehru-cultus is het Teen Murti-huis, de voormalige residentie van het staatshoofd: een groot witstenen gebouw in strenge jaren-dertigstijl. De villa in hartje Delhi werd in mei 1964, een paar maanden na de dood van Nehru, tot museum bestempeld. Sindsdien is er weinig veranderd. Nog steeds houdt een klein leger van tuinmannen de hectares gazon rondom het complex nauwgezet bij, alsof er ieder moment een staatsbezoek kan plaatsvinden. Nehru’s meubels staan onaangeroerd op dezelfde plek.
‘We krijgen hier rond de twaalfduizend bezoekers per dag’, vertelt Satish Kumar, curator van het museum tijdens een rondleiding door de persoonlijke vertrekken van Nehru. ‘Allemaal willen ze leren over de man die India gevormd heeft.’ Zijn kennis over ’s lands eerste premier is minutieus. Hoe Nehru zijn pen vasthield, dat hij dol was op kinderen, alles passeert de revue. Satish Kumar houdt even stil bij Nehru’s slaapkamer. ‘Hij was twee dagen ziek en blies toen hier zijn laatste adem uit’, vertelt hij, alsof het gisteren gebeurde. Bij het naar buiten gaan ligt er voor iedere bezoeker een exemplaar klaar van Nehru’s testament.
Een paar kilometer naar het oosten, in een iets bescheidener onderkomen, bevindt zich het Gandhi-museum. Dat India lichtelijk geobsedeerd is door de grote mannen uit het verleden is ook hier te proeven. Werkelijk alles wat de Mahatma ooit in handen heeft gehad wordt hier bewaard, tot en met zijn kunstgebit.
Om te verklaren waarom de politiek zo op de poppetjes gefocust is, wijzen historici op de koloniale geschiedenis van India. In de negentiende eeuw, toen politieke ideologieën als liberalisme en socialisme vorm kregen, zat India onder de plak van de Britten. Het enige ‘isme’ dat het land langdurig meemaakte was kolonialisme.
Daarbij heeft India het geluk dat haar recente geschiedenis draait om mannen die je zonder gêne kunt ophemelen. Waar veel jonge democratieën worstelen met een zwart verleden van dictators en bloedvergieten is de Indiase staat gevormd door een vegetarische vredesactivist en een brave socialist. Niet bepaald het type vader waar je zo snel mogelijk afstand van moet nemen. Bovendien lopen er nog genoeg Indiërs rond die zich Nehru levendig kunnen herinneren.
Anderen schakelen de mythologie in om de lange schaduw die de aartsvaders werpen te kunnen verklaren. ‘Het idee dat de zoon zijn vader onvoorwaardelijk moet eren, zit diep in onze psyche’, zegt Devdutt Pattanaik aan de telefoon. Hij is een populaire managementconsultant en veelgelezen expert op het gebied van hindoe-mythen. ‘In Griekse mythen is het vooral de zoon die de vader overwint. Zeus castreert Chronos, Perseus vermoordt zijn grootvader en Oedipus brengt zijn eigen vader om. In de hindoesagen gaat het precies omgekeerd. Daar wordt de zoon geofferd voor het welzijn van de vader.’
Pattanaik geeft het voorbeeld van Yayati, een koning uit het hindoe-epos de Mahabharata. Wanneer Yayati zijn vrouw bedriegt en twee zoons verwekt bij de dienstmeid spreekt een priester een vloek over hem uit waardoor hij oud en impotent wordt. Zijn eigen zoon biedt aan om de vloek over te nemen, waardoor Yayati weer met volle teugen van het leven kan genieten. ‘De Ramayana en de Mahabharata, de twee grote geschriften van de hindoecultuur, zitten vol met dit soort verhalen’, aldus Pattanaik. ‘De held is diegene die zich voegt naar de wil van de vader. Gehoorzaamheid wordt gevierd als hoogste deugd. Freud sprak van het Oedipus-complex. In India is eerder van het omgekeerde sprake: een Yayati-complex, waarbij de zoon zich vrijwillig onderwerpt aan de vader.’
Pattanaik weet dat niet iedereen waarde hecht aan dit soort verklaringen, maar hij is er stellig van overtuigd dat hedendaagse normen in India en in het Westen nauw aansluiten bij hun verschillende mythologieën. ‘Kijk naar Indiase gezinnen: kinderen blijven massaal bij hun ouders wonen. Indiase soaps benadrukken hoe belangrijk het is om naar je vader te luisteren.’
En zoals dat gaat met psychoanalytische cultuurduidingen: wie India eenmaal beziet door deze bril, komt overal voorbeelden tegen. De opinierubrieken in de kranten worden volgeschreven door gepensioneerden. Jonge commentatoren zijn zeldzaam. Een doorsnee Indiase borrel is een gelegenheid waarop de oudste aanwezige man ononderbroken het woord voert, omringd door een groep braaf knikkende luisteraars. Zelfs jeugdige protestbewegingen hebben een geriatrisch tintje. Jongeren sluiten zich graag aan bij India Against Corruption, een club die is opgericht door de 75-jarige Anna Hazare. Met een beetje goede wil zijn het allemaal uitingen van het Yayati-complex.
Op één punt is het omgekeerde Oedipus-complex zeker merkbaar: in de politiek. Niet alleen worden Jawaharlal Nehru en Mohandas Gandhi te pas en te onpas van stal gehaald, het Indiase parlement is een patriarchaat in de letterlijke zin van het woord. Want terwijl de bevolking van India jonger is dan ooit tevoren, wordt de politiek steeds grijzer. Toen de Lok Sabha, het Indiase Lagerhuis, zestig jaar geleden haar eerste zitting hield, was er niemand ouder dan zeventig. Inmiddels zijn veertig van de 545 leden die leeftijd voorbij. Destijds was twintig procent van de parlementariërs ouder dan 56. Nu kruipt dat aantal richting de helft. Premier Manmohan Singh heeft inmiddels tachtig jaar op de teller staan. Veel van zijn ministers zijn nauwelijks jonger. ‘Een Indiase politicus wordt geboren op zijn vijftigste, is een tiener op zestigjarige leeftijd en kan op zijn zeventigste jonge man genoemd worden’, zei oud-premier Atal Bihari Vajpayee ooit. Anno 2012 lijkt niets minder waar.
En als er jong bloed te bespeuren valt, dan gaat het vaak om telgen uit een politiek geslacht. Van de 38 jongste parlementsleden hebben er 33 ouders die ook op het pluche zaten. hmp’s, oftewel heriditary members of parliament, noemde de journalist Patrick French ze in zijn boek India: A Portrait: de jongens en meisjes die in vaders kielzog meedoen aan het democratische circus.
French deed een statistisch onderzoek naar de mate waarin nepotisme de Indiase politiek beheerst, en kwam met opvallende conclusies. Ruim 35 procent van de Lok Sabha-leden in de leeftijdscategorie van veertig tot vijftig komt uit een politieke familie. Van de Kamerleden tussen de dertig en de veertig is dat 65 procent. De parlementariërs onder de dertig hebben allemaal een vader of oom in de politiek. Van alle politieke partijen spant de oudste en voornaamste, het regerende Indian National Congres, de kroon. Ruim veertig procent van hun jonge Lok Sabha-leden stamt uit een politieke dynastie.
Ook op lager niveau lijkt een juiste achternaam soms de belangrijkste voorwaarde voor een politieke carrière. Dat geldt bijvoorbeeld voor de veertigers Sukhbir Singh Badal (deputy chief minister in de Poenjab), Akhilesh Yadav, (chief minister in Uttar Pradesh), Omar Abdullah (chief minister in Jammu en Kasjmir). Yadav en Abdullah namen de functie van hun vader over. De vader van Badal is momenteel de hoogste baas in de deelstaat.
Onlangs zat dit drietal op het podium tijdens een grote conferentie over leiderschap georganiseerd door het dagblad Hindustan Times. Ze vormden een fraai tafereel: de sikh Badal, met volle baard en zachtgele tulband, de hindoe Yadav met een rode topi en de moslim Abdullah met een kleurige shawl om de nek. ‘Wie is jullie grote politieke voorbeeld?’ was een vraag die aan de jonge politici werd gesteld. ‘Mijn vader’, antwoordden ze alle drie.
Maar dé politieke erfgenaam van India is Rahul Gandhi. De 42-jarige algemeen secretaris van de Congrespartij is een achterkleinkind van Jawaharlal Nehru. Zijn oma Indira Ghandi was de derde premier van India, Zijn vader Rajiv was nummer zes. Sonia Gandhi, Rahuls moeder, is partijvoorzitter (voor de goede orde: Mohandas Gandhi maakt geen deel uit van deze dynastie). Met zo veel illustere voorgangers is het haast een vanzelfsprekendheid dat Rahul Gandhi, bijgenaamd de yuvraj, de prins, het stokje over zal nemen. In november benoemde de Congrespartij hem tot nationale campagneleider. Het moet raar lopen als hij niet de premierskandidaat voor de verkiezingen in 2014 wordt.
Toch werd die beslissing niet zonder twijfel genomen. Lange tijd leek de Congrespartij niet overtuigd dat de jongste telg uit de Gandhi-familie wel uit het juiste hout gesneden is. Tijdens de vorige verkiezingen in Uttar Pradesh, traditioneel een belangrijk Congres-bastion, verloor de partij flink. Rahul Gandhi was het gezicht van de campagne, maar bleek niet het stemmenkanon waarop werd gehoopt. En waar zijn familienaam in eerste instantie een voordeel was, heeft Rahul er inmiddels ook last van. Regelmatig wordt hem aangewreven dat hij niet het charisma heeft van zijn vader, grootmoeder en overgrootvader.
Het is een teken dat de glans van de politieke dynastieën langzaam begint te vervagen. ‘De Congrespartij moet zich losmaken van de Nehru-Gandhi-lijn’, betoogt Ramachandra Guha in zijn pas verschenen boek Patriots and Partisans. ‘Talentvolle jongeren worden geen lid van een partij waar onderdanigheid de cultuur bepaalt. Laat staan dat ze op zo’n club zullen stemmen.’
‘De grootste partij van het land moet laten zien dat competentie belangrijker is dan familiegenen’, meent ook Chetan Bhagat, schrijver van de bestseller What Young India Wants. ‘De vooruitgang van ons land wordt geremd door al die “democratische prinsjes”.’ En zij zijn niet de enigen die zich ergeren aan het nepotisme in de Indiase politiek. Zolang politici zich voornamelijk bekommeren om het toespelen van baantjes aan hun nageslacht krijgen we nooit the best man for the job, is een veelgehoorde klacht.
Zelf lijkt de kroonprins ook te twijfelen aan het meritocratische gehalte van de Indiase politiek. ‘Ik stam uit een geslacht van politici. Het was dus makkelijk voor mij om de politiek in te gaan. Dat is een probleem, en ik ben een symptoom van dat probleem’, zei Rahul Ganhdi eerder in een speech. Zo bezien gaat India een belangrijke keuze tegemoet. De volgende verkiezingen zullen gaan over meer dan het beste recept om het land vooruit te helpen. Het finale oordeel over Rahul Gandhi en de Congrespartij, sinds de onafhankelijkheid bijna ononderbroken aan de macht, zal laten zien of India zich los weet te worstelen van het Yayati-complex.
<!– /* Font Definitions */ @font-face {font-family:“Lucida Grande”; panose-1:2 11 6 0 0 0 0 0 0 0; mso-font-charset:0; mso-generic-font-family:auto; mso-font-pitch:variable; mso-font-signature:3 0 0 0 1 0;} /* Style Definitions */ p.MsoNormal, li.MsoNormal, div.MsoNormal {mso-style-parent:“”; margin:0cm; margin-bottom:.0001pt; mso-pagination:widow-orphan; font-size:12.0pt; font-family:“Times New Roman”; mso-fareast-font-family:“Times New Roman”; mso-bidi-font-family:“Times New Roman”; mso-fareast-language:EN-US;} @page Section1 {size:612.0pt 792.0pt; margin:70.85pt 70.85pt 70.85pt 70.85pt; mso-header-margin:35.4pt; mso-footer-margin:35.4pt; mso-paper-source:0;} div.Section1 {page:Section1;} –>
Beeld: Bikas Das / AP / Reporters
Bijschrift: Calcutta, 29 januari. Verkleed als Mahatma Gandhi op weg naar een sterfdagherdenking van de stichter van het moderne India