Een Eddy Christiani Medley? © Youtube

Had ik maar vanaf mijn tiende jaar dagboeken bijgehouden. Niet alleen waren ze allang in een driedelige cassette van bij elkaar opgeteld 2400 pagina’s in de Privé-domein-reeks uitgegeven, maar ik had ze ook kunnen gebruiken voor minstens acht romans. Twee over mijn tijd in militaire dienst waaraan ik nu nog alleen vage herinneringen heb over een jeep waarin ik langs het Apeldoorns-Dierenskanaal rijd en een voetbalwedstrijd waarbij ik met een omhaal scoorde tegen de officieren van de Koninklijke Kaderschool Luchtmacht in Schaarsbergen. Dan had ik dus ook alles kunnen vertellen over mijn bezoeken aan Crossing Border, dat deze keer voor de 25ste keer plaatsvindt. Op Wikipedia kun je allerlei gegevens over Crossing Border nalezen en via de namen van optredende dichters en bands weet ik toch nog aardig te reconstrueren wanneer ik erbij was. Ik zag en hoorde Tindersticks donderdag 7 oktober 1999, ik was bij De Stratenmaker op Zee in 2007. Maar ik was er veel vaker. Wat deed ik precies? Wat doe en deed ik op festivals als Crossing Border? Ik ben er graag, ik loop rond, ik kijk, ik wacht, ik sta aan de bar, ik ga ergens heen waar het niet stampvol is. Kortom, ik ben die festivalganger die al tevreden is met een bezoek aan niet meer dan drie optredens. Meer hoeft niet. Ik ben een keer op Crossing Border geweest zonder ergens naartoe te gaan. Dat vindt de organisatie niet erg, het is vaak al druk genoeg, ze hopen, dat weet ik zeker, op meer bezoekers zoals ik, die met een stel vrienden niet verder komen dan de bar en daar herinneringen aan vorige festivals ophalen, waar ze ook nauwelijks voorstellingen bezochten.

Aan de bar praten over vorige festivals, waar we ook niet verder kwamen dan de bar

Je had vroeger in Leeuwarden fameuze Festival Nachten waar ik ook graag naartoe ging: ‘De Nacht van het Geluk’, ‘De Nacht van het Sprookje’, ‘De Nacht van de Muziek’. Of ze echt zo heetten weet ik niet meer (had ik maar…). Ook wanneer ze waren herinner ik me niet, ergens tussen 1990 en 1998. Op de eerste Nacht deed mijn dochter mee: ze lag fraai verkleed als Sneeuwwitje in een grote glazen kist, met naast haar een half afgekloven appel. Hopend op de prins. Ik herinner me van ‘De Nacht van de Muziek’ dat ik heel even met Eddy Christiani (1918-2016) heb gesproken, hij bleef tot op hoge leeftijd zeer actief. Hij was zanger van hits als Ouwe taaie (1943), Spring maar achterop (1952), en Daar bij de waterkant (1953). Heel raar is dat ik me van die liedjes hele tekstfragmenten herinner, ik moet ze als jongetje vaak op de radio hebben gehoord. ‘Mijn achterband is wel wat zacht/ maar het geeft niet lieve pop/ Spring maar achterop, spring maar achterop/ spring maar achterop’.

En: ‘Ik heb je voor het eerst ontmoet/ daar bij de waterkant/ Daar bij de waterkant/ daar bij de waterkant.’ Ik zocht deze refreinen niet via Google op, ik herinnerde me ze, vooral dat woord ‘waterkant’ heb ik altijd geniaal gevonden. Niet ‘oever’ of ‘rand van het water’, maar ‘waterkant’. Wie niet snapt dat dit een grote vondst is, kan beter ophouden met het lezen van poëzie. Als Louis Behre het graag wil, zal ik volgend jaar een Eddy Christiani Medley ten gehore brengen. Ik herinner me overigens vrij veel van deze ontmoeting. Vervelend was dat ik zijn optreden had gemist (zie boven) en dat hij dat niet erg vond. Hij zette zijn handtekening op het programma dat ik onder zijn neus hield. Ik zei nog iets, wat precies ben ik vergeten. Hij zag er nog helemaal uit als Eddy Christiani herinner ik me, terwijl hij toch al een jaar of tachtig was. Hij was niet alleen fameus zanger van gekke en ontroerende liedjes, maar ook de eerste die in Nederland in navolging van Les Paul de elektrische gitaar introduceerde.

Die ontmoeting was een uitzondering. Ik heb er moeite mee helden aan te spreken, misschien begrijpen ze me niet, of willen ze niet worden lastiggevallen. Ik zag een keer op het Twin Cities Book Festival in Minneapolis de Amerikaanse veelschrijver Garrison Keillor zomaar rondlopen. De bedenker van het fictionele stadje Lake Wobegon en van het beroemde radioprogramma A Prairie Home Companion. Nog heb ik er spijt van dat ik hem niet heb aangesproken. Hij was weliswaar lang en breed maar zag er vriendelijk uit, hij stond bij een boekstalletje met iemand te praten. Iedereen zei dat ik gewoon op hem af kon stappen, hij zou het niet erg vinden om met een fan te praten, zeker niet als die uit Europa kwam. Ik durfde niet.