En grof verraad broeide al maanden ook in zijn partij. Erger nog: in zijn eigen kabinet. En zo kwam John Major er toe, bleek en aangeslagen, dat te doen waartoe niemand hem in staat achtte. Hij trad af als leider, hij forceerde aldus een verkiezing. De verraders, de saboteurs van zijn beleid, de komplotteurs kregen van de schuchtere Major een ‘put up or shut up’ in het gezicht gegooid.
Over het ‘succes’ van Greenpeace wordt steeds genuanceerder gedacht. Want of sprake is van een echt succes zullen we pas weten als het monsterlijke Brent Spar veilig is ontmanteld. Zonder ongelukken, zonder noemenswaardige schade aan het milieu. Major vond overigens Greenpeace alleen maar irritant. Shell daarentegen handelde in zijn visie verachtelijk. Immers: drie jaar lang was gestudeerd op de vraag wat met de Brent Spar te doen. Een imposante hoeveelheid rapporten van universiteiten, ingenieursbureaus, vissers- en milieuorganisaties (Greenpeace is bepaald niet de enige) waren bestudeerd. De kosten waren in de beoordeling meegenomen. Na weken vergaderen werd besloten dat dumpen in zee de veiligste, milieuvriendelijkste en goedkoopste oplossing was. Vervolgens kregen alle betrokken regeringen in februari een dossier waarin de Britse regering uitlegde wat er stond te gebeuren. Er werd om reacties gevraagd. Geen enkele regering reageerde. Wie zwijgt stemt toe, vond Londen.
En toen verloochende Shell zichzelf. Shell zwichtte voor de macht van de consument. Van Shell was dat onethisch. Want indien waar was wat Shell al die drie jaar had beweerd, namelijk dat dumpen in zee het veiligst en milieuvriendelijkst was, dan greep het concern dus nu naar een gevaarlijker, minder milieuvriendelijke oplossing. Uitsluitend omdat de economische schade door de boycot te groot werd. Bij Shell kunnen dus ook veiligheids- en milieunormen op en neer gaan in relatie tot de kosten. Zoals trouwens ook gebeurt met de besluitvorming over Schiphol.
Het aftreden van John Major leek in de eerste uren een verstandige daad. Major had ook hier gelijk. De situatie was onhoudbaar geworden. Het was vrijwel zeker dat de parlementaire fractie van zijn partij (die over het lot van een leider beslist!) zijn leiderschap in november ter discussie zou stellen. Een verkiezingsstrijd, waarin premier Major slechts een der kandidaten zou kunnen zijn, leek onafwendbaar. Onafwendbaar omdat parlementsverkiezingen steeds dichterbij komen. En nu mag de partij voor Conservatieve parlementsleden heilig zijn, een zaak is ze nog heiliger: hun zetel.
Welnu: moeten we de opiniepeilingen geloven, dan zouden minstens 150 Conservatieven hun zetel verspelen. Een nieuwe leider, een politiek trekpaard ter vervanging van de impopulaire Major, ze hopen er stuk voor stuk op.
John Majors gok was dat niemand het tegen hem zou durven opnemen en dat op zijn minst zijn hele kabinet achter hem zou staan. Dat bleek een vergissing. Douglas Hurd, de minister van Buitenlandse Zaken, trad af onmiddellijk nadat Major zijn aftreden als partijleider bekend had gemaakt. Hurd was een pro-Europeaan en de bedreigingen voor Major kwamen voornamelijk uit de hoek van de anti- Europeanen, de ‘Euro-sceptici’. Mooi dus. Het weggaan van Hurd zou, was de redenering, Major de gelegenheid bieden op Buitenlandse Zaken een scepticus te zetten. Een nieuwe minister, die het pond sterling heilig en onaantastbaar zou verklaren, elke sociale maatregel onaanvaardbaar, evenals welke uitbreiding dan ook van de bevoegdheden van de Europese Commissie en van het Europees Parlement.
Maar maandag al meldde de verrader zich. Een ijzige man, ene John Redwood. Minister voor Wales. Jong, 44 jaar. Produkt van Oxford. Berekenend. Bikkelhard. Ooit baas van het politiek-strategische bureau van Margaret Thatcher. Trouwe volgeling van de barones. Goed in het pak, vlijmscherp met de tong. Op het eerste gezicht een gepolijste calculerende streber en - en dat is mogelijk zijn grootste troefkaart - een figuur die door de wijze waarop hij overkomt, heel erg lijkt op Tony Blair, de nieuwe, hoogscorende leider van de Labourparty. Redwood zou de echte tegenspeler van Blair kunnen worden.
Hoe dan ook: John Major krijgt de verkiezing waar hij om heeft gevraagd. Het is de parlementaire fractie die beslist. Een kandidaat moet minimaal de helft van alle stemmen krijgen, maar hij moet ook vijftien procent uitsteken boven zijn naaste rivaal. Verwacht mag worden dat de dames en heren via de geheime stemming dusdanig zullen manoeuvreren, intrigeren en conspireren dat noch Major, noch Redwood het bij de eerste ronde zal halen. En dan? Dan is het oorbaar dat andere kandidaten zich melden en dan is een eenvoudige meerderheid voldoende. Een wonderlijke wijze om een premier te ‘benoemen’ van een groot Europees land!
Er is betoogd dat het nu opengebarsten gezwel in de Conservatieve Partij een strijd is tussen de pro-Europeanen en de sceptici. Dat is onjuist. De sceptici spelen voornamelijk de anti-Europese kaart omdat ze menen dat ze daarmee hun parlementszetel kunnen behouden.
Maar het moet niemand verbazen als bij de tweede ronde toch een figuur als Michael Heseltine het haalt. Hij is pro- Europees. Maar hij is ook een van de weinige topfiguren die een formidabel redenaar is, die de industrie achter zich heeft (hij is minister van Handel en Industrie), die schatrijk is en van goede Tory-komaf en die begiftigd is met dat hemelse geschenk: charisma. Bij de bookmakers kun je dan ook door te wedden op Heseltine niet rijk worden, hij doet iets van vijf tegen een.
Intussen heeft de politieke crisis in Londen de Europese Unie weer geconfronteerd met de grote vraag die al heel lang om een antwoord vraagt: wat doen we met dit Engeland?
Redactioneel
Wat doen we met dit engeland?
Psychologen, psychiaters of historici zullen moeten uitmaken of het de Brent-Spar-affaire was die John Major, premier van het Verenigd Koninkrijk en leider van de Conservatieve Partij, in een niet te beheersen woede heeft gestort. De woede der slaande deuren. Het zou begrijpelijk zijn. Want in de Brent-Sparaffaire had John Major zowel het ethische als het juridische gelijk aan zijn zijde. Shell, vond Major, had hem verraden.
www.groene.nl/1995/26