Al die j-woorden zijn taboe in het Engeland van de toekomst, na een grote ramp. Als de mannelijke hoofdpersoon, Kevern Cohen, ze uitspreekt, legt hij twee vingers dwars op z’n lippen, zoals hij z’n vader heeft zien doen. Eén j-woord lezen we nergens, en dit is, zeker voor wie bekend is met Jacobsons werk en achtergrond, daarom des te nadrukkelijker aanwezig: jew. En dat terwijl iedereen in het boek een joodse achternaam heeft.

Druppelsgewijs krijgen we meer aanwijzingen over de catastrofe die hiervoor verantwoordelijk is, en waar alleen aan gerefereerd wordt als ‘WHAT HAPPENED, IF IT HAPPENED’. Via een liefdesgeschiedenis tussen Kevern Cohen en Ailinn Solomons, in een kustplaatsje genaamd Port Rueben, komen we er beetje bij beetje achter wat er gebeurd is, als het al gebeurde. Het blijkt een inktzwarte catastrofe te zijn, en anders dan we van Jacobson gewend zijn, is hier geen ironische verteller die hier met groteske humor en slimme satire wat lucht aan geeft. In J is bepaald niet de tweevoudig winnaar van The Bollinger Everyman Wodehouse Prize voor komische fictie aan het woord.

De Groene had vorig jaar, toen hij de prijs kreeg voor Zoo Time, een interview met Jacobson, die zijn bedenkingen opperde: hij wilde niet te boek staan als komische schrijver. ‘Dat predikaat zit me in de weg.’ Het lijkt erop dat hij met opzet het stuur radicaal heeft omgegooid.

In hetzelfde interview haalde hij Céline aan, die volgens hem wist dat je ‘de essentie van iets kon ontdekken door het te overdrijven’. Die groteske overdrijving is er nog wel, maar bevindt zich in J op het niveau van de macrostructuur. Het uitgangspunt van zijn hele gedachte-experiment is grotesk. Jacobsons sinistere what-if gaat namelijk zo: wat als er een nieuwe massamoord gepleegd wordt op de joodse inwoners van Groot-Brittannië? Wat als die door de autochtone middenklasse is begaan? Wat als die zich organiseerde via de sociale media, zodat het nieuwe antisemitisme ontaardde in ‘Twitternacht’, het moderne equivalent van de Kristallnacht? Wat als die verschrikking van overheidswege verdoezeld wordt: de inwoners krijgen allemaal een joodse achternaam en een Keltische voornaam, zodat het onderscheid tussen dader en slachtoffer in de doofpot verdwijnt, foto’s en persoonlijke documenten uit die periode mag je niet meer bewaren, bepaalde muziek wordt verboden, net als reizen, sociale media, moderne kunst, literatuur, of nou ja, er zijn geen wetten die dat voorschrijven, maar iedereen weet het. Alles wat de herinnering aan ‘WHAT HAPPENED, IF IT HAPPENED’ levend kan houden, wordt ‘ontmoedigd’.

In Jacobsons voorafgaande romans zat het groteske niet op globaal maar op lokaal niveau. Een dialoog die ontploft, een grillige vergelijking, een absurde wending, een prikkelend witty statement. Dat gaf The Finkler Question (waarmee hij de Man Booker Prize in 2010 al won) en Zoo Time (2013) een dynamiek, afwisselend ruw en sprankelend, inderdaad in de traditie die loopt van Rabelais tot Céline. Nu is de toon terughoudender. Door te kiezen voor zo’n dystopie in de toekomst moet Jacobson bovendien veel energie steken in het afbeelden van het reilen en zeilen van zijn dappere nieuwe wereld. Daarbij ontkomt hij niet aan het gevaar dat het geheel wat statisch wordt. Hij moet van alles beschrijven wat in een roman met een bekend decor achterwege kan blijven, ten gunste van de schildering van karakters en intriges. De personages komen niet altijd onder de stolp van zijn laboratoriumopstelling vandaan en dreigen soms de koeriersdienst te worden voor wat de auteur wil beweren of bewijzen.

Hoe waarschijnlijk is zo’n via Twitter georganiseerde pogrom? Je bent geneigd dit af te doen als joodse paranoia

En juist daar wringt het wat. Een gedachte-experiment vereist dat de lezer bereid is om in elk geval de basale uitgangspunten ervan tijdelijk voor waar te willen aannemen. Deze roman vraagt je om die bereidheid wel erg ver op te rekken, en voor mij begint die wel scheuren te vertonen. Want hoe waarschijnlijk is het dat antisemitisme in Engeland zo ontploft? Hoe waarschijnlijk is zo’n via Twitter georganiseerde pogrom? Je bent geneigd dit af te doen als joodse paranoia.

De dystopieën van Orwell en Huxley waren extrapolaties van wat in de kiem in de wereld aanwezig was. En volgens sommigen leven we inmiddels al lang in Brave New World en 1984. De catastrofe van J zie ik niet gebeuren. Daarmee is het geen boek geworden dat via de fictieve toekomst als een boemerang terugslaat op het heden – wat toch de inzet van dit genre zou moeten zijn.

Wat overblijft is het meest geslaagde aspect van het boek: het verhaal over de manipulatie van het collectieve geheugen, over vergeten, identiteit en de gevolgen van wat ergens treffend ‘morele botox’ heet. Op weg naar Necropolis (de nieuwe naam voor Londen) bezoeken Kevern en Ailinn een kerk, waar de duivelsgezichten op de waterspuwertjes zijn afgesleten. ‘Moreel gebotoxt’, volgens Kevern. En dat is precies wat er met de samenleving is gebeurd: er zijn geen slachtoffers en daders meer, geen God en duivel, alles is gladgestreken in dit universum zonder j-woorden. Haal jazz, jokes en jews uit de wereld en je zult zien dat de vitale hartslag en het vibrerende plezier eruit verdwijnen. Jacobsons boek is daar, helaas, een sterk bewijs van.


Howard Jacobson: J. Jonathan Cape, 327 blz., € 27,95


Booker Prize

Geen prijs ter wereld – vergeet die Nobelprijs! – heeft zo’n invloed op verkoopcijfers als de MAN Booker Prize. Op 14 oktober wordt hij in Londen weer uitgereikt, dit jaar is voor het eerst de restrictie opgeheven dat alle kanshebbers in het Britse Gemenebest moeten wonen. Met andere woorden: de Amerikanen komen eraan. Twee haalden de shortlist: Joshua Ferris met To Rise Again at a Decent Houren Karen Joy Fowler met We Are All Completely beside Ourselves. De andere vier gegadigden zijn de Tasmaan Richard Flanagan (The Narrow Road to the North), de Brit Howard Jacobson (J), de Indiër Neel Mukherjee (The Lives of Others) en de Schotse Ali Smith (How to Be Both). Deze week bespreken we in Dichters Denkers de vier romans die ons het interessantst leken.


Beeld: (Keke Keukelaar / Booker Prize)