Walzer is een kleine en tengere man. Hij ziet er ouder uit dan zijn 63 jaren doen vermoeden. Hij luistert aandachtig en praat rustig. Totdat je de afgelegen plek waar hij werkt vergelijkt met de positie van links in de Amerikaanse politiek: van marginaal belang voor de politieke werkelijkheid. Walzer veert op en stoot zijn asbak om. Zijn donkere ogen worden groter, hij verheft zijn stem: ‘Ik geloof nog steeds dat links een belangrijke inhoudelijke rol te vervullen heeft, juist in de Amerikaanse setting.’ Dan, weer bedachtzamer: ‘Die rol definieer ik in het algemeen als een streven naar gelijkheid.’
Met de nadruk op streven. De tweede regering-Clinton, in voortdurende worsteling met de Republikeinse meerderheid in het Congres, is niet bepaald druk doende met het beëindigen van ongelijkheid. Maar Walzers oordeel over Clinton is mild. ‘Ik vermoed dat de geschiedenis zal uitwijzen dat Clinton de meest succesvolle partijpoliticus was sinds Lyndon Johnson.’ Waarom? Walzer geeft een opsomming: De Amerikaanse economie gaat nu al jaren als een trein. Clinton schat dat het eerste begrotingsoverschot sinds 1969 geen tien, zoals geschat in februari, maar 39 miljard dollar groot zal zijn. De Dow Jones-aandelenindex is op weg naar de magische grens van 10.000 punten en houdt zich goed onder de financiële crises in Zuidoost-Azië en Rusland. De werkloosheid, nu minder dan zes procent, is in dertig jaar niet zo laag geweest. Amerikanen consumeren ieder jaar meer. De stemming in het land is goed.
MAAR ER IS OOK een andere kant van de balans: Clinton kreeg het gezondheidszorgvoorstel van Hillary Rodham Clinton in 1993 niet door het Congres. Het uitkeringsstelsel staat op de helling. Een recente studie toont aan dat inkomensverschillen tussen de Amerikaanse counties groter zijn dan tussen de landen van de Europese Unie. Terwijl Bill Gates van Microsoft de ultieme American dream beleeft, worden alleenstaande moeders in Harlem en South Central Los Angeles gedwongen aan het werk te gaan als straatveger als ze een stukje van hun bijstand willen behouden. Veel openbare scholen zijn abominabel slecht, maar tal van ouders kunnen zich onmogelijk een privé-school veroorloven. Kinderen in Arkansas en Oregon schieten elkaar dood zonder dat ze weten dat dit verkeerd is. En onverzekerd zijn is hier doodnormaal - ruim vijftien procent van de Amerikanen heeft niet genoeg geld om een ziektekostenverzekering te kunnen betalen.
Het zijn feiten die Walzer ervan overtuigen dat, ook na het einde van de Koude Oorlog, de begrippen ‘links’ en ‘rechts’ zeker nog niet irrelevant zijn. Linkse speerpunten zouden volgens Walzer de enorme inkomensverschillen moeten zijn en de abominabele staat van de deels geprivatiseerde gezondheidszorg. En dan is er het onderwijs. Walzer wijst uit het raam, richting New York, een uurtje rijden hier vandaan. ‘Daar voeren ze nu een breed debat over de herinvoering van schooluniformen, terwijl de meeste scholen niet eens geld voor boeken hebben. Hier is iets radicaal mis. Er bestaat nauwelijks enige politieke wil om in onderwijs te investeren. Ik vind dat moeilijk te begrijpen.’
Een linkse politiek, zo luidt Walzers slotsom, moet haar verpliching serieus nemen om de verzorgingsstaat weer goed te laten functioneren. Walzer zegt het met overtuiging, maar weet dat Davids kansen tegen Goliath groter waren dan die van ‘links’ tegen de Amerikaanse volksreligie: consumerism. ‘Het idee van zelfs een gematigde vorm van sociaal-democratie is in dit land verpest en besmet door de stalinistische ervaring. Het is verschrikkelijk moelijk om het idee van een antitotalitaire linkse beweging te verdedigen.’
TOCH IS DAT precies wat Walzer zijn leven lang heeft gedaan. Hij groeide op in een joodse buurt in Brooklyn, waar de familie ‘een soort arbeiderszionisme’ aanhing. Zijn ouders waren enthousiaste supporters van Franklin D. Roosevelts New Deal, ‘een Amerikaanse versie van de sociaal-democratie’. Hij studeerde aan de Brandeis universiteit, een ‘joods thuis voor alle mogelijke linksige intellectuelen en trotskisten’. Met hen volgde hij de berichtgeving over de Hongaarse revolutie in 1956, een ‘beslissend moment in mijn vorming’.
Nadat hij doctor in de politieke theorie aan de universiteit van Harvard was geworden, kwam hij in contact met Irving Howe, de linkse activist die toen al het radicale blad Dissent uitgaf. Howe stuurde Walzer als verslaggever naar North Carolina, Alabama en Georgia, waar in 1960 de strijd voor burgerrechten in volle gang was. Als een van de eerste ‘onruststokers uit het noorden’ schreef Walzer artikelen over de politieke onrust en raakte hij persoonlijk diep betrokken bij de strijd van Martin Luther King en diens medestanders. Walzer was actief in de protesten tegen de oorlog in Vietnam. En hij droeg ertoe bij dat de Democratische Partij in de jaren zestig en zeventig een rukje naar links maakte, met als resultaat de onverwachte nominatie in 1973 van de welhaast radicale George McGovern voor het presidentschap. (Hij verloor van Richard Nixon.)
Walzer was definitief beland in de linkse marge van het politieke spectrum. ‘Ik ben bang dat mijn politiek altijd consistent is geweest, op het saaie af’, zegt hij. ‘Natuurlijk kende ik momenten van teleurstelling. Toen bleek dat de ineenstorting van het communisme geen ruimte liet voor een hernieuwde sociaal-democratische beweging in Amerika bijvoorbeeld. Maar ik ben nooit verleid door de nieuwe vrije-marktorthodoxie.’ Tegelijkertijd ziet hij dat de New Left van de jaren zestig de Amerikaanse burger van zich vervreemdde door zich te richten op ‘een culturele, postmoderne, feministische, multi-etnische’ politiek. Links deed veel goeds voor bijvoorbeeld de vrouwen- en homo-emancipatie, maar de ‘Amerikaanse arbeider’ was voor de zaak verloren.
WALZER GAF LES aan Harvard en schreef in 1977 het invloedrijke werk Just and Unjust Wars. Zijn magnum opus verscheen in 1983: Spheres of Justice: A Defense of Pluralism and Equality. Het was een kritiek op John Rawls’ A Theory of Justice, dat een theoretisch raamwerk voor een rechtvaardig sociaal-democratisch systeem trachtte te schetsen. Walzer pleit in Spheres of Justice voor een verregaande vorm van pluralisme van verschillende, onafhankelijke ‘sferen’, zoals de ‘sfeer’ van het geld, het onderwijs en de arbeid. Rechtvaardigheid kan enkel binnen die sferen bestaan. Dollars functioneren prima in de sfeer van productie en consumptie, maar onderwijs en gezondheidszorg moeten beschermd worden tegen de keiharde mechanismen van de markt. Arbeid moet op de vrije markt worden beloond, maar vakbonden moeten de grenzen van de beloning in de gaten houden. Een bescheiden overheid moet ervoor zorgen dat de ‘sferen’ gescheiden blijven.
De reacties op het boek waren niet enkel lovend. Een veel voorkomende kritiek luidde dat het ‘volkomen relativistisch’ was. Met deze woorden schoof de politieke denker Ronald Dworkin het boek in een geruchtmakende recensie terzijde. Walzer schudt langzaam het wat moede hoofd als hij de kritiek weer hoort. ‘“Relativist” is een denigrerende term, net als destijds het woord “communist”. Niemand wil een relativist zijn.’
Dworkins ongelijk werd overigens bewezen. Walzers boek wordt nog steeds uitgegeven en veel gelezen, en wordt tot de klassiekers in de rechtvaardigheidstheorie gerekend.
VORIG JAAR verscheen Walzers On Toleration. Een welhaast onwetenschappelijk dun werkje, waarin Walzer hartstochtelijk opkomt voor tolerantie, juist in de multiraciale, multireligieuze en multi-ethische samenleving, de samenleving die door een aantal van zijn collegae ‘postmodern’ is gedoopt. Walzer ziet haarscherp het probleem van het postmodernisme, hoewel hij zijn gezicht vertrekt bij het woord. ‘Het probleem van het postmodernisme is dat mensen zo veel grenzen overschrijden en zo veel gemengde huwelijken aangaan dat ze zich individuen met “losse eindjes” voelen. Er bestaan geen sterke en coherente identiteiten meer. Mensen zijn voortdurend bezig zichzelf te construeren uit alle mogelijke culturele stukjes en beetjes.’
Walzer steekt het overblijfsel van zijn Cubaanse sigaar weer aan en zegt met nadruk: ‘In die situatie zijn mensen niet bereid of in staat om krachtige morele oordelen te vellen. Maar ik vraag me af of een samenleving van zulke mensen kan bestaan. Ik denk dat het socialisatieproces nog steeds veel sterker is dan de meeste postmodernisten geloven. Onze morele persoonlijkheden, om het zo te zeggen, hebben veel meer samenhang dan zij denken.’
OM NIET AL TE VER van de politieke werkelijkheid af te blijven, schrijft Walzer een keer per maand een column voor The New Republic, een politiek weekblad met honderdduizend lezers. Hij is inmiddels ook hoofdredacteur van Dissent, dat met artikelen als ‘Is Judicial Review Good for the Left?’ en ‘Why I’m Still Left’ vooral doet aan linkse zelfreflectie en voornamelijk gelezen wordt door gelijkgestemden. In het januarinummer bepleitte Walzer in dat blad een soort postmoderne vorm van sociaal-democratie. Links, schreef hij, heeft als idealen: vrije mannen en vrouwen, het doorbreken van oude patronen van superioriteit en onderdrukking, en de creatie van een ‘coöperatief gemenebest’. Ook in dit artikel gaat het over gescheiden sferen, ‘complexe gelijkheid’, pluralisme en vrijheid.
Walzer is van mening dat linkse oppositie beslist binnen de Democratische Partij moet worden gevoerd. ‘Al bevindt die oppositie binnen de partij zich momenteel in een soort sluimerende staat. In de arbeidersbeweging, in de feministische beweging en in wat over is van de burgerrechtenbeweging wordt nog echt gevochten voor gelijkheid en tegen onrecht, maar voor zover ze politieke impact wensen te hebben, moet dat toch binnen de partij gebeuren.’
Walzer is overigens een voorstander van het bestaande tweepartijenstelsel. Dat kan, zo meent hij, in een verregaand gefragmenteerde samenleving als de Amerikaanse niet anders.. Hij ziet heus wel de kracht van coalities zoals we die in Europa kennen, maar die maatschappijen zijn relatief homogeen. ‘Hier zou dat leiden tot een nog sterkere vorm van identiteitspolitiek, die nog meer verdeeldheid zou zaaien. We zouden een christelijk-fundamentalische partij krijgen, een zwarte partij, enzovoort. We zijn beter af als we mensen meteen, op het laagste niveau van de partij, dwingen om coalitiepolitiek te bedrijven, zowel rechts als links.’
DAT LINKS het moeilijk heeft betoogde recentelijk ook de filosoof Richard Rorty in zijn geruchtmakende boek Achieving our Century: Leftist Thought in the 20th Century. Het boek is een kritiek op de vergissingen van links, en vooral een indicatie van wat de progressieve beweging ontbeert: een herkenbare uiting van nationale trots. Omdat Amerikanen, bijna allen ooit vreemdelingen, zoeken naar eenheid en nationale symbolen, is het logisch dat links Nixons ‘zwijgende meerderheid’ in de wilde jaren zestig en zeventig van zich vervreemdde. Tegen de Vietnam-oorlog zijn en voor free love en het recht de vlag te verbranden - dat kon onmogelijk een aantrekkelijk program opleveren voor een electorale meerderheid. Wat volgde was het desastreuze achtjarige presidentschap van Hollywood-acteur Reagan en de twintigjarige dwaling van de Democraten. Een jonge gouverneur van Arkansas waagde de sprong in het ontstane vacuüm en trok een groot deel van de stemmen voor Reagan en Bush terug naar de Democratische Partij.
Richard Rorty, verbonden aan de Universiteit van Virginia, kent Walzer en zijn werk goed. Hij had ook diepe bewondering voor Walzers mentor, wijlen Irving Howe, en hij leest Dissent trouw. Rorty: ‘Ik vind Michael Walzer zowel een van de scherpste als een van de meest gevoelige politieke filosofen die er zijn. Hij is bovendien hoofdredacteur van het beste linkse tijdschrift in de VS. Ik bewonder zijn stijl en vooral de inhoud van zijn werk. Ik vond Spheres of ustice een bewonderenswaardig voorbeeld van een subtiele en gevoelige behandeling van morele en politieke dillema’s in onze tijd.’
Wat er over is van links
PRINCETON - Een slotgracht ontbreekt, maar het prestigieuze Institute for Advanced Study in Princeton heeft wel iets van een kasteel. Stil en statig ligt het complex tussen de groene heuvels van New Jersey. De politiek-filosoof Michael Walzer is een van de tweehonderd wetenschappers die hier noeste intellectuele arbeid verrichten. Hij werkt al achttien jaar in zijn verstilde studeerkamer, waar een smoke-eating machine de lucht van zijn excellente sigaren tracht te verbergen. Walzer maakt, zeker sinds de dood van de progressieve denker Irving Howe vorig jaar, aanspraak op de titel ‘het geweten van links’ in Amerika.
www.groene.nl/1998/33