
Een van mijn meest geliefde vluchtplekken was een boekhandeltje om de hoek bij de Giralda. Het was daar dat ik in een bak vol verkreukelde pockets een boek vond van ene Gerald Brenan. Hij had vijftig, zestig jaar tevoren in een streek gewoond die precies aan de andere kant van Andalusië ligt, de Alpujarras. In zijn boek vertelde Brenan uitvoerig over die streek – en over water dat van alle kanten van de bergen stroomt, over besneeuwde bergtoppen, koele wind die over de dorpen strijkt. Ik aarzelde geen moment, kocht het boek, verliet het pension en reed een paar honderd kilometer langs de Spaanse zuidkust.
Ongeveer bij Mótril, ten zuiden van Granada, draaide ik pal noord, richting het dorp dat in Brenans boek centraal staat, Yegen.
Wat er vanaf dat moment gebeurde, zal ik nooit vergeten: het gevoel dat ik de twintigste eeuw verliet. Ik had een eend, dak open, raam open, en draaide door een landschap zoals ik nog nooit gezien had. Er was geen mens. Echt niemand. Ik reed langs en door dorpjes van een type dat ik alleen in Marokko wel ’s gezien had. Ik kwam geen auto tegen. Af en toe zag je een ezel. Eenmaal in Yegen had ik het gevoel ver, ver buiten Europa en mijn eigen tijd te zijn. Nog steeds was er geen mens. Alleen vogels. Bloemen. Water inderdaad. En een uitzicht dat de adem benam. In een naburig dorp kocht ik diezelfde week voor vijfhonderd euro een huis. Ik ging op zoek naar Gerald Brenan en ontmoette hem vlak voor zijn dood. Ik was de laatste die hem ‘interviewde’ – hij sprak precies één woord: extraordinary.
Gerald Brenan, South from Granada, Penguin Books 2008, 336 blz., €12,50