Ik heb de laatste jaren heel wat artikelen uitgeknipt over moraal, heel wat filosofen geïnterviewd voor de radio, heel wat filosofen proberen te lezen. Allemaal heel mooi, hoor. Heel knap ook.
Maar ik weet nog steeds niet hoe ik mijn morele problemen moet opbergen.
Mijn vriend wou dood, mocht niet van de dokter die filosoof was, dus pleegde hij maar zelfmoord. Wat een klote-dokter en wat een klote-filosoof. En als je bij de dokter binnenkwam, moest je eerst langs een wand met Duitse titels, daarna een wand met Franse en Engelse titels, dan een klein wandje met Nederlandse titels en dan kwam je in zijn spreekkamer.
O ja, vergeet ik te melden. Dokter filosoof was opeens christelijk geworden. Daarom geen euthanasie voor mijn vriend.
Wat heb je aan filosofen, als je er niet één kunt geloven?
Nu weet ik wel dat het gaat om de vragen die je stelt, en nu weet ik wel dat filosofie geen handleidingen bevat voor een zinvol bestaan, maar ik krijg maar geen antwoord op de vraag wat het verschil is tussen een gewoon essay en een filosofisch essay. Ik stel hier toch vragen? Maar ik ben geen filosoof. Ben ik dan minder? Zijn mijn vragen minder? Zijn mijn antwoorden minder serieus te nemen?
Ik stel die vragen omdat de zelfmoord van mijn vriend me dwars zit.
Die vriend had een vriendin. Die raakte een paar jaar geleden geïnteresseerd in New Age.
Nu vind ik niets zo erg als New-Age-filosofie. Als ik het woord holistisch hoor, grijp ik naar mijn waterpistool, zo ook na de woorden lach-meditatie, geneeskrachtige stenen, mindfullness en nog zo een handjevol nonsens.
Maar ja, het was zijn vriendin. Ze was op haar manier ook filosofe. Uit haar mond kwam louter filosofische onzin, want er waren andere werelden, andere levens ook, er waren engelen en geesten, waarzeggerijen en tarotkaarten en je moest eigenlijk sterk in je schoenen staan om haar niet te gaan slaan.
Maar ze was ook erg lief.
Ze had antwoord op zijn lijden.
Hij was Wittgenstein, en zij vast Goeroe Boenga Boenga, maar toen hij pijn had legde ze een bijzondere steen naast zijn bed, las een stukje uit de bijbel en stak een kaarsje aan, nadat ze aan de vogels had gevraagd of die aan God wilden vragen iets voor mijn vriend te doen.
Ik werd er gek van – het was net of ik in een parfumeriezaak stond waar alle flessen open stonden – maar wat kon ik er tegen hebben?
Ik was machteloos. Bij erge pijn heb je niks aan een rationele vriend.
Bij erge pijn heb je ook niets aan de laatste mode in de filosofie. Bestaat die eigenlijk wel?
Het is schipperen met een lekke boot.
Terwijl ik aan zijn ziekbed stond, dacht ik continu: hoe zet ik nu mijn filosofische kennis in? Aan een infuus met morfine heb je iets, en aan een brandende kaars en een magische steen heb je als patiënt misschien niets, maar zijn vriendin die ook leed, had daar wel iets aan.
Waar had ik iets aan?
Op de laatste middag voor zijn zelfmoord – het is iets ingewikkelder dan dit stomme woord, maar daar kan ik nu niet over uitweiden – zat ik aan zijn bed bij hem thuis.
Ik pakte Op weg naar het einde van de Roomskatholieke Volksschrijver Gerard Reve en las wat voor waar we beiden om lachten.
Ondertussen brandden de kaarsen, klonken er zachte zoete klanken, roken we wierook die ergens in het huis werd gebrand en zag ik de merels in de bomen zitten.
Ik was droevig, ongelukkig en boos.
Wat heb je aan filosofen?