Pas na de taalrevolutie in de jaren zestig werd duidelijk dat taal de werkelijkheid ook maakt, vormgeeft, ofwel ‘construeert’. Als je de woorden niet hebt, zie je de dingen niet, zeiden sommige denkers die veelal moeilijk leesbare teksten schreven in het Frans. Maar ze hadden gelijk, begrepen bijvoorbeeld de negers: het woordje ‘neger’ is niet zomaar een beschrijving van een man met een zwarte huid en kroeshaar, het is ook een aanduiding voor de plaats die die man inneemt in de wereld, van het verleden dat hij had en de toekomst die hij zal krijgen. Als je de term neger ‘deconstrueert’, zie je dat het om een belediging gaat. De zwarte man wilde voortaan geen neger meer zijn, maar wat hij vond dat hij was: een zwarte man. Zo begon de opdeling van de taal in politiek correcte en politiek incorrecte woorden en gedachten. Maar wie bepaalde wat correct was en wat niet? Kwamen alle gevoeligheden in aanmerking voor verbanning uit het verbale leven? En wanneer werden ze kleinzielige overgevoeligheden? En zijn we nu niet beland in een toestand van nerveuze krampachtigheid waarin niemand meer openlijk durft te zeggen wat hij denkt? En hoe te oordelen over degenen die juist demonstratief durven te zeggen wat ze denken, ook al hebben ze lompe gedachten? En komen we niet alweer in een nieuwe fase, waarin het begrip ‘politiek correct’ een beledigende aanduiding wordt voor braaf en saai? Over al deze vragen wordt in de volgende pagina’s gepeinsd, op een manier die, naar mijn gevoel, braaf noch lomp is. Dat kan namelijk.
Wat is een neger?
Vroeger was een neger een neger. Dat was in een tijd waarin we dachten dat taal onschuldig was. Woorden waren als karretjes die de dingen uit de tastbare wereld rondbrachten. Ze voegden niets toe aan de werkelijkheid, ze veranderden niets, ze waren neutraal en onschadelijk.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1999/17
www.groene.nl/1999/17