Zijn lichaam besneeuwd met witte bloemen, alsof hij ligt opgebaard. Roerloos blijft hij liggen, terwijl de rest van het podium gevuld raakt met beelden en bewegingen. En zoals dat vaker gebeurt bij stille personages die zich aan de handeling onttrekken, krijgt deze roerloze dichter automatisch een centrale rol toebedeeld. De rol van de bedenker van de taferelen op het podium, van degene in wiens hoofd alles zich afspeelt. ‘I am a living stage across which different actors pass’, zegt de stem op de band (een tekst van Michael Matthews, naar Pessoa).
‘Febril’ is het Portugese woord voor ‘koortsig’. Met deze titel refereert Evelin naar het werk van de genoemde dichters, naar de hallucinerende toestand tussen waken en slapen waar hun gedichten van doortrokken zijn. Maar het woord ‘koortsig’ verwijst ook naar de levens van deze dichters, die al vroeg in het teken stonden van de dood. Als in een koortsdroom schuiven in Febril de taferelen voorbij. Er is veel te zien en te horen, er zijn citaten te herkennen in tekst, beeld en beweging. Maar een groot deel van de voorstelling gaat een beetje langs me heen. Ik weet misschien niet genoeg van de betreffende dichters af om verwijzingen te herkennen, en in de vele stemmen op het podium is er niet een die me meeneemt of raakt.
Tot het moment van die ene scene die Febril onvergetelijk maakt. Het is het moment waarop niet alleen ikzelf, maar ook de voorstelling wordt wakker geschud uit de droom. En degene die dat doet is Anat Geiger, een van de twee vrouwen in de voorstelling.
De eerste vrouw die het ‘levende podium’ van de dichter betreedt, is Helena Lizari. Deze ranke danseres verbeeldt de Engel des Doods. Met felle, verkrampte bewegingen, waarbij ze zich razendsnel laat vallen en weer opstaat, danst ze een dreigende proloog. En met vlugge handen als vleugeltjes boven het hoofd van de roerloze dichter houdt ze even later de wacht. Anat Geiger is temidden van de afgetrainde danslijven een volumineuze verschijning. Zij verbeeldt De Muze. Aan het begin van Febril toont ze zichzelf aan de dichter, geheel ontkleed poseert ze als een naaktmodel en spreekt de dichter toe. Daarna raakt ze wat op de achtergrond, beweegt tussen de dansende dichters door met krachtige passen en prachtige armbewegingen. Haar sterke aanwezigheid is een statement op zich: vol trots draagt zij een vrouwbeeld uit dat je zelden op het danspodium aantreft.
Als zij halverwege Febril ineens weer het woord neemt, is het haar ook te doen om het beeld van de vrouw. De vier dichters zijn verwikkeld in een wilde dans als een van hen (Reginaldo Dutra) alle remmen losgooit en zo nichterig mogelijk de show probeert te stelen. Het lijkt een danser die uit het regime van de choreografie ontspoort, totdat Geiger hem met luide stem ter verantwoordig roept voor zijn verwijfde gedrag. Ze beveelt hem nog eens te laten zien hoe hij een vrouw speelt, en breekt het overtrokken typetje dat hij neerzet helemaal af. ‘What is a woman’, vraagt ze streng. ‘Think like a woman. Be a strong woman.’ En langzamerhand zie je hoe het masker van de danser verkruimelt en hij terugkeert bij zichzelf en bij de vrouw die tegenover hem staat. Dan gebiedt Anat Geiger hem bij zich: ‘Kiss me like a woman. Kiss me passionately.’ Die kus bezegelt het evenwicht tussen de man en de vrouw, die in het koortsige bewustzijn van de dichter met elkaar streden. Er bestaat immers niet iets als ‘vrouwelijk kussen’ als het om passie gaat.