‘Wat vindt u van Maurice de Hond?’ Kunstenaar Coralie Vogelaar stelde deze vraag de afgelopen maanden maar liefst duizend keer. Met haar mobiele enquêtebureau reisde ze door de twaalf Nederlandse provincies en sprak in dorpen en steden ruim duizend mensen aan. 283 van hen stemden in met een korte enquête over de beroemdste opiniepeiler van Nederland. Een van haar belangrijkste conclusies: ‘Nederlanders zijn veel aardiger dan uit de peilingen blijkt. Hun oordeel is ook veel genuanceerder dan naar voren komt uit de onderzoeken van De Hond, Nipo en al die andere bureaus. Deelnemers kunnen meestal alleen maar kiezen tussen ja/nee/geen mening. Maar hun feitelijke standpunt ligt er ergens tussenin. De opiniepeilingen verscherpen zo de tegenstellingen in de maatschappij.’

Vogelaar startte twee jaar geleden met het ‘eerste volledig transparante peilingbureau’ peilendoejezo.nl. ‘Ik ergerde me al jaren aan opiniepeilers die verkondigden hoe Nederland over zaken dacht. Als het over bijvoorbeeld vluchtelingen of migranten ging, herkende ik me helemaal niet in de zogenaamde standpunten. Hoezo vindt Nederland dat? dacht ik dan: ik ben niet gevraagd!’

Met peilendoejezo.nl wil Vogelaar onderzoeken hoe peilingen werken. Hebben Nederlanders wel allemaal een mening over al die zaken waarover gepeild wordt? Of roepen ze vaak zomaar wat? Zeggen ze ook wel eens ja terwijl ze eigenlijk nee bedoelen? En hoe gemakkelijk zijn ze te sturen in hun antwoorden? Tot slot wilde Vogelaar weten wat Nederland eigenlijk dacht van de grootste peiler, Maurice de Hond. Hoe betrouwbaar komt hij over, welk cijfer geven ze hem?

‘Ik begin meestal met een simpele, soms wat naïeve vraag waar ongetwijfeld veel meer mensen mee zitten’, beschrijft ze haar werkwijze. ‘Vervolgens duik ik in de data en blijkt het verschrikkelijk veel werk te zijn.’ Zo dook ze ook in de tweeduizend hatemails die haar goede vriendin, kunstenaar Tinkebell, ontving nadat ze de huid van haar overleden kat in een handtas had verwerkt. ‘Verschrikkelijke mails, echt de ergste doodverwensingen.’ Ze wist tweehonderd identiteiten te achterhalen van mensen die bijvoorbeeld hun anonieme e-mailadres ook hadden gebruikt voor hun Facebook-account. In het boek Dearest Tinkebell publiceerde ze vervolgens de profielen van de hatemailers. ‘Het waren op het eerste gezicht vooral heel aardige veertienjarige meisjes’, vertelt ze. ‘Niet de engerds die je zou verwachten.’

Voor een ander project bestelde ze bij zestig Chinese fabrieken driehonderd T-shirts met de opdruk ‘Free Ai Weiwei’, de Chinese kunstenaar die toen gevangen zat. ‘Ik wilde onderzoeken hoe in het kapitalistische China de censuur werkte’, legt Vogelaar uit. ‘In eerste instantie waren alle fabrieken zeer geïnteresseerd, zeker omdat ik nog grotere orders in het verschiet stelde. Maar nadat ik het ontwerp en de Engelse en Chinese tekst had gemaild, trokken 59 fabrieken zich terug. Slechts één bedrijf stuurde via Hongkong de bestelde shirts op.’

Vogelaars werk is humorvol en geëngageerd. En ze gebruikt als kunstenaar onorthodoxe onderzoeksmethoden. ‘Toch ben ik ook heel serieus’, waarschuwt ze. ‘Ik stel wezenlijke vragen en probeer op een serieuze manier de antwoorden te vinden. Peilendoejezo.nl is geen parodie, de onderzoeken zijn statistisch verantwoord.’

Toch begon het opiniepeilproject van Vogelaar met een halve mislukking. Om het panel van Maurice de Hond te testen schreef ze zich duizend keer in met verschillende namen, e-mailadressen en IP-adressen. Elke keer was ze een cda-stemmer die in de loop van een aantal maanden overstapte naar de Partij voor de Ouderen, een kiezersbeweging die in de peilingen van De Hond inderdaad ook zichtbaar werd. ‘Helaas stelde De Hond dat hij mijn aanmeldingen al snel in de gaten had en eruit filterde’, vertelt Vogelaar. ‘En ik kan natuurlijk niet achterhalen of dat klopt. Deze trend heeft hij uiteindelijk wel goed voorspeld. De partij 50Plus won bij de laatste verkiezingen twee zetels, voor een groot deel door voormalige cda-kiezers.’

Vervolgens hield peilendoejezo.nl een aselecte telefonische steekproef onder 525 Nederlanders met een vaste of mobiele telefoon. Hiervoor moesten wel vierduizend nummers gebeld worden. Tweeduizend potentiële respondenten waren niet thuis en van de tweeduizend die wel opnamen, wilde driekwart niet deelnemen. De antwoorden waren volgens Vogelaar ‘redelijk braaf’. Zo kreeg De Hond in dit onderzoek een nette 6 als rapportcijfer. Van deze groep had zes procent al eens aan een onderzoek van De Hond meegedaan. De tweede peiling was een internetpanel zoals De Hond en de andere onderzoeksbureaus ook hebben. Deze keer werden 226 Nederlanders bevraagd die zichzelf hadden aangemeld via peilendoejezo.nl. Door weging achteraf op tal van factoren (leeftijd, geslacht, opleidingsniveau et cetera) moest een representatief beeld ontstaan. ‘Maar de uitkomsten verschilden sterk van mijn ook representatieve telefonische onderzoek. Op internet blijken de respondenten veel radicalere standpunten in te nemen. Ze zijn sterk voor of sterk tegen. De nuance verdwijnt, ook omdat je peilt onder een groep die zichzelf heeft aangemeld’, concludeert Vogelaar. Ook het standpunt over De Hond bleek sterk afhankelijk van de methode van peilen. Hij kreeg van de panelleden slechts een magere 4,8.

Bij de straatinterviews in de twaalf provincies kregen de deelnemers een positief of een negatief gestuurde vragenlijst voorgeschoteld. Bij de negatieve vragenlijst werd gesteld dat Maurice de Hond er bij de afgelopen verkiezingen maar liefst achttien zetels naast zat. De positieve variant bevatte de zinsnede dat De Hond van alle peilingbureaus het dichtst bij de uiteindelijke uitslag zat. Beide beweringen zijn waar en beïnvloedden de uitslag in hoge mate. Zo kreeg hij van de deelnemers aan de positieve lijst een 7 als rapportcijfer en van de negatieve een 5.

‘Op internet blijken de respondenten veel radicalere standpunten in te nemen. De nuance verdwijnt’

Ook tal van standpunten kwamen verschillend uit de bus. Bij de negatieve vraagstelling bijvoorbeeld vindt maar liefst 46 procent dat hij zijn methoden moet wijzigen en vindt 54 procent hem niet neutraal genoeg. 77 procent vindt dat zijn werkwijze de betrouwbaarheid negatief beïnvloedt. De positief beïnvloede peilgroep denkt hier heel anders over. Van hen vindt slechts 27 procent dat hij zijn methoden moet wijzigen, 29 procent vindt zelfs dat hij alle kritiek naast zich neer moet leggen en 41 procent vindt hem als peiler neutraal genoeg, slechts 16 procent is van mening dat hij niet neutraal is.

Vogelaar stuitte nog op een ander fenomeen: mensen beantwoorden een vraag veel liever met ja dan met nee. ‘Het is sociaal wenselijk om met de vragensteller mee te gaan en zijn mening te bevestigen. De vraag of je het eens bent met de minder-minder-uitspraak van Wilders kan dus automatisch op een flink aantal ja-stemmen rekenen.’

Na twee jaar onderzoek is de conclusie van Vogelaar over de peilingbureaus keihard: ‘Ze gebruiken onbetrouwbare methoden, want de methode bepaalt voor een groot deel de uitkomst. Ze beïnvloeden ook door de vraagstellingen de uitkomsten van hun onderzoek. Het publiek, de media en de politici zouden zich veel minder van de uitslagen moeten aantrekken.’

‘Vogelaar constateert terecht dat er met peilingen een aantal problemen is’, reageert Maurice de Hond (66). ‘Het is de laatste jaren ook steeds moeilijker geworden om met peilingen een betrouwbaar beeld te schetsen.’

De Hond startte in de jaren zeventig met opiniepeilingen bij het fameuze Vara-radioprogramma In de Rode Haan. Maandelijks presenteerde hij volgens de ‘methode-De Hond’ de uitslag ‘als er nu verkiezingen gehouden zouden worden’. Politiek geïnteresseerd Nederland zat op zaterdagmiddag aan de radio gekluisterd. De methode-De Hond was voor die tijd een revolutionaire weging van de resultaten. Ervaringsgegevens werden in de uitslag verwerkt. Bijvoorbeeld dat bij echte verkiezingen een zeker gedeelte van de kiezers van de kleinlinkse partijen cpn, psp en ppr – het huidige GroenLinks – in het stemhokje toch voor de pvda koos.

‘Sindsdien is het peilen een stuk lastiger geworden’, weet De Hond. ‘Met die problemen kampen alle onderzoeksbureaus en ook veel wetenschappers.’ Het huisbezoek, waarbij enquêteurs bij at random geselecteerde adressen langsgaan, is vrijwel onbetaalbaar geworden. Bovendien doen veel mensen niet eens open. Telefonisch enquêteren wordt in toenemende mate onmogelijk door het enorme bel-me-niet-register en bovendien weigeren veel mensen die wel bereikt worden aan de onderzoeken deel te nemen. Het enige alternatief is dan het internetpanel van mensen die zichzelf hebben aangemeld. ‘En dan nog blijft het verschrikkelijk moeilijk’, is de ervaring van De Hond. ‘De laatste jaren is het aantal zwevende kiezers enorm toegenomen en die mensen besluiten vaak op de laatste dag. Een domme uitspraak van een lijsttrekker bij het laatste tv-debat kan zetels schelen. Nu, bij de euroverkiezingen deze week, wordt de grote vraag wat de opkomst van het pvv-electoraat wordt. Is die hoog, dan wordt de pvv de grootste partij. Blijven die kiezers thuis, dan maken d66 en zelfs het cda een goede kans.’

Toch gelooft De Hond ondanks al die lastige factoren heilig in de betrouwbaarheid van zijn peilingen. Hij publiceert ze nu wekelijks op zijn eigen peil.nl. ‘Alles valt of staat met de weging die wordt toegepast. Bij de laatste verkiezingen had ik bijvoorbeeld de opkomst van de pvv-stemmers onderschat. Dat wordt dan in de weging aangepast. Ik corrigeer vooral aan de hand van de grootste en betrouwbaarste opiniepeiling die er is: de verkiezingen. Ik vraag op de verkiezingsdag aan heel het panel wat ze gestemd hebben en kan hun bewegingen goed inschatten. Door continu te ijken op vorig stemgedrag wordt de nauwkeurigheid groter. Daarom zie je bij mij van week tot week per saldo minder verschuivingen dan bij anderen.’

Verkiezingsuitslagen voorspellen blijft altijd moeilijk, vindt de Hond. ‘Maar met het waarnemen van de trends heb ik nu wel een trackrecord opgebouwd. De opkomst van een man als Fortuyn heb ik bijvoorbeeld voorspeld nog voordat hij zichzelf kandidaat gesteld had. Ook na de ineenstorting van de lpf voorspelde ik dat het maar een kwestie van tijd zou zijn voordat er een andere leider zou opstaan die de ontevredenheid kon omzetten in zetels.’

De Hond peilt ook – vaak in opdracht van partijen, media of bedrijven – de mening van anderen over politieke standpunten. Volgens Vogelaar komen door zijn internetpanel de radicale meningen bovendrijven en zijn zijn vragen te sturend. ‘Neem bijvoorbeeld die minder-Marokkanen-vraag’, stelt ze. ‘Ik ben ervan overtuigd dat de mening van Nederland feitelijk veel genuanceerder ligt.’

De Hond is het niet met haar eens. ‘Mijn vragen zijn helemaal niet zo sturend, al zullen ze er wel eens tussen zitten. Ik bevraag mensen over de actualiteit, die heb ik niet in de hand. Het valt me op dat de methode altijd ter discussie gesteld wordt als de uitkomst politiek-correct Nederland niet bevalt. Voor d66 peilde ik de opinie van Nederland over milieuvriendelijk energiebeleid. Daar bleken veel Nederlanders voor te zijn en dan hoor je niemand over de methode. Ik vind de uitkomst ook verschrikkelijk, hou me ten goede, maar ik ben er ook van overtuigd dat Nederland zo denkt en ik vind dat de politiek daar wat mee moet doen.’

‘Partijen die goed staan in de peilingen zijn aantrekkelijk voor kiezers. Peilingen worden zo een self-fulfilling prophecy’

‘Als De Hond en de andere bureaus zich beperken tot de trends en die twee keer per jaar rapporteren, lijkt me dat een prima zaak’, zegt Jean Tillie. ‘Maar dat voortdurende gepeil suggereert een betrouwbaarheid die er niet is en het heeft bovendien ongewenste maatschappelijk effecten.’ Jean Tillie (53) is bijzonder hoogleraar electorale politiek aan de Universiteit van Amsterdam en decaan van de faculteit maatschappij en recht van de Hogeschool van Amsterdam. Natuurlijk mag De Hond vragen wat hij wil, stelt hij. ‘Ik heb zelf onderzoek gedaan naar racisme en dan stel je natuurlijk ook vragen waar de honden geen brood van lusten. Als je onaangename opinies wil onderzoeken, moet je nu eenmaal onaangename vragen stellen. Het gaat mij erom dat de bureaus met absolute cijfers komen terwijl de betrouwbaarheid te wensen overlaat. Dat toont Vogelaar beeldend aan.’

In opinieland worden grote fouten gemaakt, weet Tillie. Ook omdat de kiezerspopulatie zo verandert. Gallup, een gerenommeerd Amerikaans bureau, zat er bij de vorige presidentsverkiezingen helemaal naast omdat ze hun steekproef verkeerd samenstelden. ‘Die bestond voor de helft uit mensen met een vaste telefoonlijn en voor de helft uit mensen met een mobiel toestel. Bij die vaste lijnen bleken de Republikeinen zwaar oververtegenwoordigd te zijn.’

Zelf is Tillie betrokken bij het volgens hem betrouwbaarste opinieonderzoek, het Nationaal Kiezers Onderzoek (nko). ‘We trekken een aselecte steekproef uit de gemeentelijke bevolkingsadministratie en sturen getrainde ondervragers naar die adressen. Dat levert de betrouwbaarste informatie.’ Groot nadeel: het onderzoek is duur, vergt veel inspanning en het duurt geruime tijd voordat je de resultaten hebt. De eerste resultaten worden binnenkort, twee jaar na de verkiezingen, bekend.

Aan de internetpanels kleven flink wat nadelen. Tillie somt er enkele op: ‘De kwaliteit van de steekproef laat sterk te wensen over. Het is een selecte, niet representatieve steekproef omdat mensen zichzelf aanmelden. Nu kun je dat wel gedeeltelijk corrigeren, maar je blijft met een flinke foutmarge zitten die sowieso bij Tweede-Kamerverkiezingen enkele zetels verschil kan opleveren. Het is technisch heel moeilijk. Daarnaast heb je de mensen die het nog niet weten, die worden vaak evenredig verdeeld over de partijen terwijl dat helemaal niet met de werkelijkheid overeen hoeft te komen.’

Daarnaast klopt de vraagstelling niet meer bij deze tijd, vindt Tillie. ‘Uit recent politicologisch onderzoek komt naar voren dat mensen tussen verkiezingen door setjes van partijen samenstellen die eventueel hun stem krijgen. In Nederland kan iemand bijvoorbeeld het setje SP-GroenLinks-pvda-Piratenpartij hebben, of pvv-vvd-cda. Dichter naar de verkiezingen toe worden de setjes kleiner en aan het eind blijft er één partij over. Door zo’n peiling haal je die keuze naar voren, maar het keuzeproces is dan nog niet afgerond. Een week later kan hij een andere partij uit zijn setje kiezen.’

De peilingen hebben ongewenste maatschappelijke effecten, is de overtuiging van de hoogleraar electorale politiek. ‘Kiezers bepalen hun keuze grotendeels op twee factoren: ideologie en macht. Macht bestaat dan onder meer uit eenheid in de partij, aantal Kamerzetels, invloed op publieke opinie en ook de stand in de peilingen. Partijen die goed staan in de peilingen zijn aantrekkelijk voor kiezers. Zo worden die peilingen een self-fulfilling prophecy.’ Zouden de peilingen daarom net als in Frankrijk een paar weken voor de verkiezingen verboden moeten worden? Tillie is er niet voor. ‘Zo’n censuur is niet meer van deze tijd. Ik pleit wel voor meer openheid bij de bureaus. Laat ze hun methode en wegingsfactoren maar tot in detail beschrijven. Maak de data toegankelijk voor iedereen. Dan kunnen bijvoorbeeld gespecialiseerde journalisten de betrouwbaarheid toetsen. Ik kan me voorstellen dat je die regels in een wet vastlegt.’

De ontevredenheid van de kiezer: De Hond en Tillie komen het beiden tegen in hun onderzoek. Mensen voelen zich niet erkend, er wordt niet naar hen geluisterd. Eens in de vier jaar, een paar weken voor de verkiezingen, willen de politici nog wel luisteren. Maar daarna gaan de luiken weer dicht. Kunnen opiniepeilingen deze leemte vullen?

‘Nee, ik ben daar niet optimistisch over’, antwoordt De Hond. ‘Mijn ervaring is dat de politiek weinig rekening houdt met de mening van de kiezers. De invloed van de peilingen wordt schromelijk overschat. Neem nu de totstandkoming van het huidige kabinet. Mensen stemden op Rutte om juist Samsom eruit te houden, en omgekeerd. En nu hebben we ze allebei.’

Sommige politici gaan zich door peilingen als windvaan gedragen, is de ervaring van Tillie. ‘Ze gaan dan opeens ook allerlei strenge dingen roepen over buitenlanders. In mijn beleving worden die politici daardoor in de ogen van veel kiezers nog opportunistischer en minder authentiek.’

Beiden achten vergaande electorale hervormingen noodzakelijk om het wantrouwen van de burgers in de politiek te verminderen. De Hond stelt een stelsel voor waarbij de bevolking niet alleen het parlement kiest maar ook de premier, waarbij de laatste ook de regering samenstelt. ‘Waarbij hij of zij natuurlijk wel rekening houdt met de samenstelling van het parlement. Als regering en parlement het niet eens worden, kan de premier een referendum uitroepen. Tevens zou er een correctief referendum moeten komen, waarbij de bevolking nieuwe wetgeving kan tegenhouden als er een absolute meerderheid naar de stembus komt. Maar dan heb je echt vijf à zes miljoen mensen nodig.’

Het voorstel van Tillie zit net wat anders in elkaar, maar poogt ook de invloed van de kiezer op de regeringssamenstelling te vergroten. Bij hem vinden er twee verkiezingen plaats: eerst voor het parlement en een paar weken later voor de regeringscombinatie. De combinatie met de meeste stemmen krijgt de opdracht er samen uit te komen. Mocht dat niet lukken, dan volgen er nieuwe verkiezingen en begint de hele serie van voren af aan. ‘We hebben nog steeds hetzelfde systeem dat Thorbecke 150 jaar geleden heeft bedacht’, betoogt De Hond. ‘We hebben nu een zelfstandig nadenkende slimme bevolking, waarvan inmiddels veertig procent een hbo- of universitaire opleiding heeft. Die mensen kun je best meer invloed geven.’ Tillie: ‘De onvrede is nu zo groot, daar moet wat mee gebeuren. Mensen willen meer invloed. Je ziet nu dat regeringen zich terugtrekken op hun mandaat: “Wij zijn nu eenmaal gekozen om moeilijke maatregelen te nemen.” Ze worden niet uitgedaagd om de veranderingen te verdedigen en de doelen te bediscussiëren. In een nieuw systeem zullen mensen ook wel ontevreden zijn, maar als het een kutregering is, dan is het wel hún kutregering.’

‘Hoe het kiessysteem precies veranderd moet worden, daarover heb ik nog geen mening’, reageert kunstenaar Coralie Vogelaar. Tijdens haar straatinterviews kwam ze de heersende onvrede regelmatig tegen. ‘De echt bozen liepen natuurlijk door, maar uiteindelijk viel het bij de meeste mensen wel mee.’ Er zou volgens haar al veel verbeteren als burgers en politici echt met elkaar in gesprek gaan. ‘Door die peilingen komen vooral de radicale meningen naar boven, blijkt uit mijn onderzoek. Maar met dat voortdurend botsen van ogenschijnlijk al vastliggende meningen schiet uiteindelijk niemand iets op. We moeten manieren vinden om weer naar elkaar te luisteren.’


Beeld: (1) Coralie Vogelaar houdt straatinterviews in Limburg, Susteren (Coralie Vogelaar & Yuri Veerman). (2) Zuid-Holland, Den Haag (Coralie Vogelaar & Frerik Kampman). (3) Groningen, Zuidhorn (Coralie Vogelaar & Rebekka Fries). (4) Friesland, Akkrum (Coralie Vogelaar & Rebekka Fries).