Het zou kunnen liggen aan de alomtegenwoordigheid van media die niet moe worden ons de rampspoed in geuren en kleuren voor te schotelen, toch is het niet gewaagd te veronderstellen dat de wereld in politieke en economische zin grotere samenhang heeft gekregen. Beslissingen van ceo’s en politici in Washington, Beijing of Brussel hebben ingrijpende gevolgen voor Athene, Darfur en de Noordpool. Dat is nieuw, en we weten nog niet of dat uiteindelijk heilzaam zal zijn. Wat we wel weten, is dat de aarde er als ecologisch en geofysisch systeem niet stabieler op geworden is. In zekere zin leven we collectief aan de voet van ontwakende vulkanen.

Wat kan een dichter doen? Wie zijn binnenwereld koestert zou de neiging kunnen hebben zich daarin terug te trekken, want op je taal en hersenspinsels heb je tenminste enige invloed. Daar komt bij dat een dichter geen politiek commentator is, dus wat zou hij voor zinnigs hebben toe te voegen aan alle wijsheid die permanent over ons wordt uitgestort? Politiek geëngageerde poëzie is in de meeste gevallen plat, voorspelbaar en vervelend. Ja, het kapitalisme is aan herziening toe, we willen iets met windenergie, barbaren moeten van Palmyra afblijven en het is onaardig migranten in de kou te laten staan. Dat levert geen poëzie op.

Marwin Vos (1962) heeft het zeldzame talent binnen- en buitenwereld tot een samenhangend geheel te kunnen schrijven. Haar nieuwe bundel Oorlogspaarden tot in de buitenwijken, verschenen bij de kleine maar actieve uitgeverij Leesmagazijn, is, niettegenstaande de diversiteit van vormen en thema’s die erin voorbijkomen, een overtuigende eenheid. Het boek schept door zijn toon, zintuiglijkheid en intellectuele diepte een volstrekt eigen domein dat je steeds opnieuw wilt blijven doorkruisen.

In de eerste reeks wordt de toon gezet:

als in deze lente de revoluties

zijn vervangen door gerede staatsgrepen

zij willen niet spelen zij willen winnen

en we ons niet herinneren

wat het koor van bezetters zingt

verhinderd door de drone

van onbemande vliegtuigen

(…)

behoeft het ons een vakantie te nemen

Hoewel ritme en klank de lezer de tekst in trekken, ligt wat hier staat nog tamelijk voor de hand. Wanneer je verder leest, blijkt de Arabische lente echter slechts een klein aspect te zijn van een in alle eeuwigheid pulserend kosmisch, geologisch, economisch en psychologisch geheel. Algoritmen en derivaten praten met elkaar zonder elkaar te verstaan, vluchtelingen uit het Zuiden komen naar het Noorden zoals ooit de continenten Afrika en Eurazië naar elkaar toe schoven, de Tao en Hobbes’ Leviathan werpen licht op de onfortuinlijke onhandigheid van Chelsea (Bradley) Manning, terwijl een detail uit een Vlaams wandkleed uit de vijftiende eeuw ‘een voorafschaduwing lijkt van de 45 minutenclaim van hedendaagse massavernietigingswapens’. Hedendaagse verschrikkingen worden geenszins gebagatelliseerd, maar blijken deel uit te maken van iets groters waarin we ons, verontrustend genoeg, volkomen thuis voelen omdat ook wij tot dit weefsel behoren.

Een reeks prozafragmenten die begint met het citaat van Lao Zi dat de titel voor de bundel heeft geleverd, koppelt middeleeuwse plunderingen aan moderne racepaarden en recente vleesschandalen aan straaljagers. Het paard verliest zijn bijna sacrale status niet: ‘Wat begon met paardejam in Ierse hamburgers breidde zich in de dagen en weken erna uit tot jam in diepvriesmaaltijden, Ikea-snacks en spierversterkende middelen, wat logisch is, gezien de verkniptheid van de keten en de uitgestrektheid van het paardenlichaam.’ Impliceert de heiligheid van het paard niet ‘dat we haar zowel aanbidden als dat we haar lichaam in stukjes verspreid in jamproducten kunnen opnemen?’

Hedendaagse verschrikkingen blijken deel uit te maken van iets groters waarin we ons volkomen thuis voelen

In de lyrische reeks ‘alpmeditatie’ roepen klankspel, sterke beelden en citaten van diverse herkomst een schitterend landschap op, dat bij nader inzien het decor vormt voor politieke onrust, vreemdelingenhaat en het smelten van gletsjers. Dit is het eerste gedicht:

alpenweiden, klein wild, lemmingen strijden

fret zei zij

fret geen vreemden in de wei

de weiden worden kleiner

de wildernis strijden

straks spoelt het ijs de bergen af

de rivier stroomt kalm

vorst alleen de vorst

Majestueuze bergen en rivieren, die staan voor (schijnbare) continuïteit en onaandoenlijke bestendigheid, worden gecontrasteerd met het leed van opgejaagde individuen. Een ervan is de mythische Io, die door Zeus in een koe werd veranderd nadat ze door hem was bezwangerd. Hoewel ze bewaakt werd slaagde Hera erin haar door een horzel te laten achtervolgen. In deze context krijgen de woorden uit Goethe’s beroemdste gedicht een onheilspellende lading:

de vlucht van de koe

de hoge met de vele ogen

de hoge witte boven

erboven, waar rust is

kaum einen Hauch

Dit is voorlopig de beste bundel die ik dit jaar heb gelezen.