De oranje-hesjesbrigade in de gemeente Zaanstad staat klaar. Klaar om in te springen als er onverhoopt iets mis gaat. Het is maandag 5 januari. De vierde dag na de transitie: vanaf 1 januari is niet meer het rijk, maar zijn 393 gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdzorg, werk en inkomen en de zorg aan ouderen. Het is een van de grote hervormingsplannen van het kabinet-Rutte-Asscher. Een uitbreiding van taken voor de gemeenten, maar ook een verandering die is ingegeven door forse bezuinigingen.

‘Ik lig er soms wakker van’, zegt Jeroen Olthof, wethouder Jeugd Zorg en Wonen. ‘Maar ik geloof er ook heilig in. Wij werken al een jaar met vijf jeugdteams en tien sociale wijkteams. Dat gaat goed. Vanaf 1 januari hebben we er een sociaal wijkteam bij, we hebben een wijk gesplitst omdat de wijk te groot bleek, maar verder verandert er niet veel voor ons.’ Olthof (46) is geboren en getogen in Zaanstad. Lid van de pvda. Keurig in het pak. Energiek en altijd opgewekt.

Zaanstad, 150.000 inwoners, vijftiende gemeente van Nederland, telt meer nationaliteiten (189) dan Amsterdam en is de oudste industriestad van Europa. Een arme maar financieel gezonde stad, volgens Olthof. Toch was de financiële situatie van Zaanstad de voornaamste reden om eerder dan vrijwel alle andere Nederlandse gemeenten de decentralisatie in te voeren. ‘Dat is geen luxe geweest. Wij hadden niet de middelen om er later mee te beginnen. Andere gemeenten hebben voldoende reserves om de eerste één of twee jaar te gebruiken als overgangsjaar. Wij moesten handelen. Dat deden we ook omdat wij, het college maar ook de gemeenteraad, de decentralisatie een goed idee vinden. De mens moet centraal staan en dat kan het best via wijkteams. De afstand tussen medewerkers en bewoners wordt kleiner, letterlijk en figuurlijk. Wij helpen ze, maar ze moeten het vooral zelf doen, met steun van mensen uit hun eigen omgeving. We zijn daar al vanaf 2010 mee bezig.’

De gemeente Zaanstad krijgt meer taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Wethouder Olthof en zijn ambtenaren zijn ambitieus. De afgelopen maanden heeft iedereen hard gewerkt, het plezier straalde er vaak vanaf. Tegelijkertijd gaat deze decentralisatie gepaard met forse bezuinigingen: landelijk op de awbz 1,7 miljard, op de Participatiewet 1,8 miljard en op de jeugdzorg 450 miljoen. De gemeente Zaanstad zelf heeft een forse reorganisatie achter de rug, in totaal is er de laatste jaren 36 miljoen bezuinigd op het maatschappelijk domein.

‘Goedenavond, fijn dat u er bent. Ik ben Jeroen Olthof, ik ben voor de tweede maal wethouder, nu van Jeugd, Zorg en Wonen.’ Het is maandagavond 22 september. Veertig vooral oudere wijkbewoners zitten in een zaal van buurthuis De Bovenkruier in Zaandam-Noord. ‘Vanaf 1 januari gaat er veel veranderen, wij als gemeente worden verantwoordelijk voor de zorg. Ik vind het belangrijk u daarover persoonlijk voor te lichten.’ Olthof zal woorden van gelijke strekking de komende maanden elf keer herhalen. Zaanstad wil met wijkbijeenkomsten zijn inwoners informeren over de decentralisatie.

‘Persoonlijk contact staat voorop. Niet langer staan de instituten centraal maar de mensen. Dit is geen verkoopverhaal. Ik geloof hierin. Het gaat niet alleen om bezuinigingen, maar ook om een andere manier van zorg bieden. Er zal niet meer worden gevraagd: wat kunt u niet? Dat wordt: wat kunt u nog wel? Het zal niet meer automatisch zijn: dat lost de overheid voor u op. Maar: wat zou u zelf of uw omgeving kunnen doen? We verwachten meer van u. Niet vragen of de medewerker een formulier voor u wil invullen, maar het zelf doen, eventueel met hulp van ons.’

De toespraak van de wethouder duurt tien minuten. Daarna gaat hij in gesprek met de aanwezigen. René Steijger: ‘U zegt in één zin: de zorg blijft bestaan maar de voorzieningen gaan verdwijnen. Dat kan niet allebei.’ Hij vertelt over Leon, zijn verstandelijk gehandicapte zoon die veertien jaar bij de sociale werkvoorziening werkt. ‘Hij heeft een beschutte werkplek, maar hij moet weg. Dat is mijn grote zorg, die jongen kan niets anders.’ Olthof hoort de man aan, maar gaat niet op zijn bezwaar in. ‘Ik begrijp uw zorg, maar die kan ik niet wegnemen. Waar ik wel voor sta: mensen die echt zorg nodig hebben, die moeten op de overheid kunnen rekenen.’ Later blijkt dat Leon Steijger bij de dagbesteding terecht kan. Leon en zijn ouders zijn tevreden.

De gemeente Zaanstad bestaat behalve uit Zaandam uit de dorpen Krommenie, Wormerveer, Zaandijk, Koog aan de Zaan, Westzaan en Assendelft. In de oude brandweerkazerne in Koog aan de Zaan houdt het sociaal wijkteam kantoor. Buurtbewoners hebben de oude kazerne van de vrijwillige brandweer omgetoverd tot het verzelfstandigde buurthuis Het BrandtWeer. Het sociaal wijkteam huurt een gedeelte. Op de eerste etage is een kamer waar de medewerkers achter hun computer zitten. Tegenover het kantoor is de oude kantine met bar en een grote foto van het oude brandweerteam. Daar wordt de cursus budgettraining gegeven (Wilt u geldzorgen voorkomen? Meldt u dan nu aan!), is op maandag- en woensdagochtend het inloopspreekuur en vinden de gesprekken plaats met klanten over huishoudelijke hulp, mantelzorg en sociale problemen. Het wijkteam bestaat uit medewerkers die eerder in de zorg werkten (psychiatrie, verstandelijk gehandicapten) en ambtenaren van de afdeling wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) en de schulddienstverlening.

Charles (54), een kleine man met tatoeages op zijn onderarmen, overlegt met Lisa, zijn begeleider van het sociaal wijkteam. Hij is tien jaar geleden afgekeurd vanwege een vergroeide rug. Hij heeft 26 jaar gewerkt als productiemedewerker. Vier jaar geleden overleed zijn moeder. Na haar dood moest Charles verhuizen en ging het minder goed met hem. Hij opende de post niet meer, betaalde rekeningen niet en daardoor ontstonden schulden. ‘Ik heb het afgelopen jaar geleefd van 120 euro per maand. Ik redde het wel, met hulp van vrienden waar ik wel eens een paar tientjes van kreeg. Dan kon ik tenminste mijn shag kopen, want roken moet.’

Vandaag bespreekt hij de laatste stand van zaken rond zijn schulden. Deze maand zijn de laatste openstaande rekeningen bij de woningbouwcorporatie betaald. ‘Ik slaap veel, het klokkie rond. Ik moest vandaag de wekker zetten, anders red ik het niet. Gewoonlijk ben ik pas om twee uur wakker. Nee, eerder opstaan wil ik niet, dan duurt de dag veel te lang.’

‘We verwachten meer van u. Niet vragen of de medewerker een formulier voor u invult, maar het zelf doen, eventueel met hulp’

Lisa vraagt of Charles al een afspraak met de huisarts heeft gemaakt. ‘Nee, ik had te veel spanning. Ik vond het al moeilijk om hier vandaag te komen. Dat heb ik altijd als ik de buitenwereld in moet. Soms heb ik dat zelfs met boodschappen. Dan sla ik het eten maar een dagje over.’ Ze vindt dat juist de reden om de huisarts bellen. ‘Wat kan hij daar nou aan doen’, antwoordt Charles.

Charles leest veel, dat is aan zijn taalgebruik te horen. ‘Wilt u een keer een artikel schrijven voor het buurtkrantje?’ vraagt Lisa. Charles reageert niet meteen enthousiast. Hij wil wel maar durft niet echt. En nog nooit heeft iemand hem zoiets gevraagd. Dat is precies het verschil tussen de oude en de nieuwe situatie, legt Lisa later uit. Charles had voorheen geen contact met hulpverleners. Nu heeft de woningcorporatie hem aangemeld bij het wijkteam. Niet alleen heeft hij met hulp zijn schulden afbetaald, er lijkt ook een begin gemaakt te zijn met het doorbreken van zijn isolement.

Ter voorbereiding op de decentralisatie begon Zaanstad rond 2010 met het in kaart brengen van de mensen die ondersteuning kregen. Want als je iets wilt veranderen, moet je weten wie welke ondersteuning krijgt. Hoeveel kinderen in Zaanstad staan er onder toezicht? Hoeveel verslaafden wonen in de gemeente? Het resultaat van deze inventarisatie was Factlab, een boekje gemaakt door het Instituut voor Publieke Waarde en de gemeente.

In Zaanstad bleek 24 procent van de 63.000 huishoudens een beroep te doen op een maatschappelijke voorziening als jeugdhulp, ondersteuning verstandelijk gehandicapten, verslavingszorg, huishoudelijke hulp of dagbesteding. Een derde van die huishoudens doet een beroep op drie of meer voorzieningen tegelijkertijd. Er is zelfs een gezin dat gebruik maakt van vijftien voorzieningen. Hoogste tijd, volgens de gemeente Zaanstad, om het concept van ‘één gezin, één regisseur, één plan’ in te voeren.

Olthof gaat op vrijdag vaak op werkbezoek. Vandaag is hij, gekleed in spijkerbroek, op pad met Leo de Roos, die tot vijf jaar terug verslaafd was. De Roos is als ervaringsdeskundige sinds een half jaar in dienst van de gemeente en hij wil de wethouder laten zien wat zijn werk inhoudt. Hij studeerde sociologie, had een goede baan bij de Hoogovens, maar na zijn scheiding in 2000 ging het mis. Hij raakte verslaafd aan cocaïne en drank. ‘Ik ben grenzeloos. Ik woon nu alleen, in een flat op de bovenste etage. Prikkelarm, zonder bovenburen die lawaai maken. Ik ben niet makkelijk, een rustig leven is goed voor me.’

In Zaanstad werken twaalf ervaringsdeskundigen als vrijwilliger. Eind november ontvingen ze een certificaat uit handen van de wethouder. Zij zijn zelf verslaafd geweest en helpen mensen met psychische en/of verslavingsproblemen, dak- en thuislozen en jongeren die jeugdhulp krijgen. Deze ervaringsdeskundigen moeten een ondersteuning worden voor de sociale wijkteams en de jeugdteams. Leo de Roos is coördinator.

Hij neemt Olthof mee naar het project Actief Talent van Brijder, instelling voor verslavingszorg. ‘Dit is mijn achterland, hier ben ik weer opgekrabbeld. Hier zag ik: er zijn meer mensen zoals ik.’ Vervolgens rijden ze naar Wormerveer. De Roos wil de wethouder aan een zorgmijder voorstellen. ‘Jan heeft zoveel heroïne gespoten dat zijn aders het niet meer doen. Echt een oude junk. Hij heeft eigenlijk met niemand behalve mij contact.’ Jan doet verrast open, de begroeting is hartelijk. ‘Hé Jan, dat je nog leeft. Mooi, de televisie en de computer staan er nog. Dan weet ik dat het goed met je gaat, dat je ze niet bij een dealer hebt ingeruild voor dope.’

Olthof, geboren en getogen Zaankanter, blijkt Jan van lang geleden te kennen. ‘Woonde jij vroeger niet in de Rosmolenwijk? Je hebt ooit een indiaan voor me getekend.’ Jan zegt dat het redelijk met hem gaat. ‘Ik ben zelfs gestopt met roken, ik heb geen geld meer.’ Het gebrek aan geld blijkt zijn redding. Iedere dag krijgt hij van de stichting die hem begeleidt een tientje. ‘Als ik een keer honderd euro zou hebben, zou ik direct naar de dealer gaan. De armoe houdt me knap.’

Leo de Roos zou willen dat Jan vrijwilligerswerk gaat doen. Jan wil dat wel. Hij zou ouderen in een rolstoel willen rondrijden. De Roos twijfelt. ‘Kun je dat ouderen aandoen, rondgereden worden door een oude junk?’ Wethouder Olthof denkt dat Jan rust wil. ‘Hij is al vijftig jaar verslaafd, hij wil dit leven niet meer veranderen. Ik hoop dat we hem dat kunnen bieden. Dat is het voordeel van de decentralisatie, we hebben nu die vrijheid om dat zelf te beslissen.’

In tegenstelling tot de meeste andere gemeenten heeft Zaanstad zijn sociale wijkteams aanbesteed. Vorig jaar de eerste vijf, per 1 januari de andere zes. ‘Wij hebben hier bewust voor gekozen’, vertelt Olthof. ‘We willen nieuwe partijen de ruimte geven.’ Een andere reden om voor aanbesteding te kiezen, was de kritiek op de eigen welzijnsorganisatie. ‘Die was erg groot geworden, bureaucratisch en conservatief. Misschien hebben we ze wel te veel hun gang laten gaan. Dat willen we nu anders.’ Zaanstad hoopt door de aanbesteding concurrentie tussen de sociale wijkteams mogelijk te maken en dat daardoor innovatie en vernieuwing worden gestimuleerd.

De zes wijkteams die nu worden aanbesteed draaiden al een jaar. In november werd bekend dat vier van de zes teams overgaan naar een andere organisatie. Het betekent dat de inwoners van Zaanstad en ook het personeel met verschuivingen te maken krijgen. Bij de meeste sociale wijkteams wordt het personeel door de nieuwe partij overgenomen. Maar niet bij het wijkteam in Wormerveer. De nieuwe organisatie, ribw, wil zelf selecteren en niet automatisch het personeel overnemen, zelfs de teamleider niet. Ze nemen maar twee van de tien à twaalf personeelsleden over. Dat geeft op dit moment grote onrust onder het personeel. Er dreigen juridische procedures tegen de nieuwe organisaties achter de wijkteams.

De wethouder zit er duidelijk mee in zijn maag. ‘Dat is pijnlijk, ja. Er is gekozen op basis van objectieve criteria. Nu blijkt dat organisaties waar we prima mee hebben samengewerkt toch niet doorgaan. Volgende maand wil ik een bijeenkomst beleggen waarop we de voors en tegens opnieuw goed gaan afwegen. Bij zorg is vertrouwen, kwaliteit en continuïteit belangrijk. Ik voel mee met het personeel. Ik ken velen persoonlijk, maar ik wil ook nieuwe partijen de ruimte geven.’

De jeugdteams zijn in tegenstelling tot de wijkteams niet aanbesteed. ‘Het gaat om kwetsbare kinderen, daar willen we niet mee experimenteren.’

‘Heel goed. Jullie zoeken de grens op van regelgeving. En gaan er soms zelfs overheen. We moeten wel politieke dekking hebben’

Zaanstad is van oudsher een pvda-gemeente. In Olthofs werkkamer in het stadhuis hangt een foto uit 1914 met trots poserende burgemeester, wethouders en raadsleden. Het onderschrift luidt: ‘Dit is dus de eerste gemeente in ons vaderland waar de burgemeester, de meerderheid van b. en w., en van den gemeenteraad socialisten zijn. Het gezag is dus in handen van de bestrijders van het gezag.’

Dat zijn lang vervlogen tijden. De gemeenteraad telt nu 39 raadszetels, waarvan er maar vijf door de pvda worden bezet. Het college telt zes wethouders afkomstig uit zes partijen en wordt gesteund door een coalitie die twintig van de 39 zetels telt, dus met de kleinst mogelijke meerderheid.

Sinds 1 mei bestaat op het Zaanse stadhuis de afdeling Vangnet. Drie ambtenaren helpen mensen die niet in de bestaande regels passen. Wethouder Olthof heeft een afspraak met ze. Hij wil weten om wat voor mensen het gaat. ‘Bijvoorbeeld een jongen van zestien, met een Nederlands paspoort, en zijn moeder die in een ind-procedure zit’, vertelt ambtenaar Noura Ait Zaid. ‘Zij is legaal, maar ze mag niet werken en geen beroep doen op voorzieningen. Ze woonden bij zijn oma, maar die zit nu voor langere tijd in de gevangenis.’ De jongen komt regelmatig op school, maar is vaak te laat. De school weet niet wat er met hem aan de hand is. Het jeugdteam heeft contact met hem, maar kan niet veel voor hem doen. Er bestaan allerlei regelingen voor schoolgaande kinderen, zoals een jeugdsportfonds, maar daar komt hij niet voor in aanmerking omdat zijn moeder geen beroep kan doen op bijstand. ‘Dus wij zijn gaan denken: hoe kunnen we hem helpen, want we willen niet dat hij dezelfde kant op gaat als zijn oma.’ Vangnet besluit bij uitzondering zowel de zestienjarige als zijn moeder een uitkering te verstrekken.

‘Zonder de wijkteams zouden we van zijn bestaan niet hebben geweten’, zegt Ait Zaid. ‘De leerplichtambtenaar zou alleen achter het te laat komen aan gaan. Hij zou niet doorverwijzen naar jeugdzorg, daar was de problematiek niet ernstig genoeg voor. De school heeft hem nu aangemeld bij het jeugdteam. Die hebben goed gehandeld, maar aan de financiële positie konden zij niets doen. Vandaar dat ze deze familie bij ons hebben aangemeld.’ Olthof hoort het verhaal belangstellend aan. ‘Heel goed. Jullie zoeken de grens op van regelgeving. En gaan er soms zelfs overheen. We moeten wel zorgen voor politieke dekking, we moeten de gemeenteraad ook meenemen.’

Als gevolg van de decentralisatie moeten gemeenten zelfstandig contracten sluiten met instellingen voor jeugd en gezinsproblemen en psychiatrische zorg. Voorheen deed het rijk dat. Op 2 oktober heeft Zaanstad met vijftien andere gemeenten uit de regio Amsterdam veertig contracten met jeugdinstellingen getekend. ‘Dat is heel bijzonder’, stelt Olthof tevreden vast. ‘Volgens de media worden nergens contracten getekend tussen gemeenten en instellingen. Ik ben ontzettend blij, in onze regio is de zorg geregeld. We kunnen na 1 januari de zorg garanderen.’

Tijdens de wekelijkse stafvergaderingen zorg, iedere maandagochtend, bespreekt Olthof met zijn ambtenaren lopende zaken. Vandaag staat de begroting op de agenda. In juni is er een schatting van de kosten gemaakt en nu, na ondertekening van de contracten, weet Zaanstad wat ze hebben uit te geven. Voor de jeugdhulp had de gemeente 36,9 miljoen begroot, nu blijkt dat ze 36,8 miljoen verwachten uit te geven. Ook voor de wmo blijkt de gemeente het goed gedaan te hebben: Een half jaar geleden dacht ze 12,4 miljoen uit te gaan geven, dat lijkt 11,2 miljoen te worden.

Een week later heerst er een gespannen sfeer op de stafvergadering. In het hele land is onrust over de huishoudelijke hulp. Een echtpaar in Groningen heeft van de rechter gelijk gekregen: hun huishoudelijke hulp is te snel en zonder overleg stopgezet. In Zaanstad speelt deze kwestie geen rol. De bezuinigingen op de huishoudelijke hulp vallen mee omdat Zaanstad al een paar jaar geleden strenger huishoudelijke hulp is gaan toewijzen. Wel is besloten dat mensen die eenvoudige huishoudelijke hulp krijgen waarvan de indicatie in 2015 afloopt komend jaar op gesprek moeten komen. Alleen, de brief waarin dat wordt uitgelegd is naar meer dan tweeduizend huishoudens gestuurd in plaats van naar de zevenhonderd waarvoor de brief was bedoeld.

‘Hoe kan dat?’ vraagt Olthof geïrriteerd. ‘Ik doe alles zo zorgvuldig. Bij de eerste de beste brief die wordt verstuurd gaat het fout. Dit is cruciaal voor het wel of niet slagen van de decentralisatie.’ Er valt een pijnlijke stilte. Olthof is zichtbaar boos.

De gemeente stuurt de volgende dag een excuusbrief naar de ouderen die ten onrechte de brief hebben gekregen. Opmerkelijk genoeg ontvangt de gemeente meer verontruste reacties op de excuusbrief dan op de ten onrechte verstuurde brief.

Wethouder Jeroen Olthof plaatst een excuus op Facebook. ‘Ongeveer 1000 mensen hebben een brief gehad die niet voor hen bedoeld was. Dat is slordig en hiervoor bied ik mijn verontschuldigingen aan.’Een paar dagen later vertelt hij hoe moeilijk hij deze misser vond. ‘Er mag geen verwarring bij mensen ontstaan. Aan de andere kant: ik hoop dat het hierbij blijft. Hoe pijnlijk ook, deze fout was te overzien.’

Doordat Zaanstad al twee jaar ervaring heeft met sociale wijkteams en jeugdteams zijn de meeste kinderziektes verholpen. Toch lopen medewerkers af en toe nog tegen een probleem aan. Jeroen Olthof hoorde tijdens een werkbezoek aan het jeugdteam in de Poelenburcht een klacht van een jongerenregisseur, degene die alle hulpverlening in een zaak coördineert. Tijdens de laatste stafvergadering van het jaar doet hij hier verslag van. ‘De regisseur vertelde over een moeder, werkloos, met een kind van twee. Terwijl de regisseur in gesprek is met moeder zegt de afdeling Werk en Inkomen: u moet vrijwilligerswerk gaan doen. Een rigide maatregel. Bij vrijwilligerswerk wordt kinderopvang niet vergoed, bij betaald werk wel. Volgens de regisseur was er geen doorkomen aan. Dat is toch niet te geloven. Wij zeggen: één gezin, één plan, één regisseur. Hij moet de ruimte krijgen, dat hebben we blijkbaar nog steeds niet goed geregeld.’

‘Ho, stop’, reageert Sandra Tax, sectorhoofd. ‘Natuurlijk hebben we dit wel goed georganiseerd. De afspraak is dat zo’n meningsverschil niet mag blijven hangen op medewerkersniveau. Dat moeten de leidinggevenden met elkaar oplossen. Met als uitgangspunt: wat is goed voor dit gezin, in plaats van: welke regel overheerst. Ze moeten gewoon hun gezond verstand gebruiken en kijken wat er goed is voor dit gezin. Dat is juist de essentie van de decentralisatie.’

De praktijk van de sociale wijkteams en de jeugdteams lijkt weerbarstiger dan de theorie. Op papier staan de afspraken zwart op wit, maar in de praktijk moeten ambtenaren, hulpverleners en burgers nog wennen aan de nieuwe realiteit. Vandaar dat de Zaanse oranje-hesjesbrigade aan het begin van dit nieuwe jaar klaar staat. Maar vandaag hebben ze niets te doen. Vier jaar voorbereiding heeft haar vruchten afgeworpen.


Irene Houthuijs volgde voor Argos, VPRO/Vara/Human, Radio 1, gedurende vier maanden de decentralisatie in Zaanstad. De uitzending is terug te luisteren op http://argos.vpro.nl/seizoenen/2014/afleveringen/20-12-2014