De nieuwe roman van Astrid H. Roemer begint zoals je eigenlijk zou willen dat elke roman begint, of elk toneelstuk, of elke film. Het is een van de fijnste en meest directe manieren om een verhaal te beginnen: een grote familie komt samen in een groot, ouderlijk huis. Zonen en dochters met kinderen en aanhang. De huismeester en zijn vrouw staan klaar om iedereen van eten en drinken te voorzien. Het is donker buiten, de lange avonden rond Kerst. En dan, net als iedereen zich in een warme deken van gezelligheid waant, komt er een onverwachte gast, een oude bekende, een lang verloren gewaande zoon of dochter of minnaar of vijand, en al het zeer dat was opgeborgen in diepe kasten of weggeveegd onder het tapijt stuift weer op en de huisgasten kunnen niet anders dan het inademen.

In het geval van Olga en haar driekwartsmaten is het Olga. Voluit Olga Pericard von Zürich. Eerste zinnen: ‘Haar hadden ze vier jaar niet gezien. Hem kenden ze helemaal niet. Op 23 december staan ze glimlachend op de stoep van de villa. (…) vier jaar lang hadden ze haar niet zien komen opdagen. Al die jaren weinig van haar vernomen ook. En vandaag heeft ze een soort heer bij zich: haar echtgenoot. Haar stem in de hal, hoog en zuiver: Hallo, hoe is het met mijn verwanten?’
Eenmaal binnen barst Olga in zingen uit, een aria uit Carmen. Ze verschijnt in de eetkamer ineens in een wollen japon die van haar overleden moeder is geweest – ze lijkt zoveel op haar dat het de harten van haar broers en zusjes breekt – en in plaats van zelf op te scheppen, schuifelt ze langs de tafel om hapjes van de borden van haar familieleden te nemen. Zonder een woord te zeggen verlaat ze vervolgens de eetkamer en begint in de aangrenzende kamer luid Chopin, Brahms en Mozart te spelen. Een wervelwind, deze Olga.
Haar zusjes proberen het eerst nog voorzichtig te duiden. ‘Iedereen rouwt op zijn eigen manier.’ Maar als Olga, waar zij bij zijn, moeders kleedkamer in komt lopen en prompt haar kleren uittrekt, begint het koor van toon te veranderen: gaat het wel goed met haar? Is ze aan het instorten? Schoonzus Tekimi spreekt bedachtzaam droog: ‘Ik vind haar onverminderd boeiend.’ Schaterlachend maakt de familie zich op voor een avondwandeling die een diep donkere rand zal krijgen.
Het perspectief in de korte hoofdstukjes ligt nooit bij Olga zelf, maar bij haar familieleden. Olga wordt enkel waargenomen, geïnterpreteerd, vanaf een afstandje geduid. De roddels die als vanzelf over haar ontstaan spreken elkaar tegen. Ze was toch zeker lesbisch? Maar ze vrat mannen! Ze deed eens een zelfmoordpoging. Nee, zegt de broer, ze deed er twee. Drie, weet de huismeester. De kunst waar Roemer in slaagt is dat het mysterie van haar Olga nooit koket wordt; het draait niet om de openbaring van haar geheim, als dat er al is. Het draait erom dat ze voor iedereen iets anders betekent.
Het eerste wat iedereen die Olga en haar driekwartsmaten leest zal opvallen, is de wonderlijke, losgezongen stijl van Roemer. Die is speels, soms praterig, soms formeel, maar continu springerig. De striktere leden van het Genootschap Onze Taal zullen er gek van worden: van zinnen waar de woordvolgorde volledig verkeerd lijkt, of zinnen die smeken om een komma, maar er niet een krijgen. Ga niet op zoek naar consistentie. Roemer is niet voor niets laureaat van de P.C. Hooftprijs; haar stijl is eigen, idiosyncratisch, vrij.
En dat past bij het verhaal, dat eveneens heen en weer schiet. Roemer laat haar personages niet alleen over Olga fabuleren, maar geeft ook hun persoonlijke grote en kleine strubbelingen mee, met werk, liefde en de familie waar het overlijden van de moeder als een elektrische draad die je beter niet kunt vastpakken doorheen loopt. Er zijn kinderen en kleinkinderen met zo ook weer hun besognes (de stamboom op de eerste pagina is geen overbodige luxe, ook al lijkt deze soms niet helemaal te kloppen en zouden sommige personages dan weer jonger en dan weer ouder moeten zijn). Het perspectief ligt zelfs even bij hond Beau. Wat Olga precies voor hen individueel betekent wordt nooit precies geduid, maar je voelt dat zij een lossere, vrijere, grilligere versie is van de chique familie. Ze voelen zowel medelijden als jaloezie. Precies zoals dat gaat in families.