
Het is vrijdagavond en in het Amsterdamse Bostheater speelt het Noord Nederlands Toneel De meeuw van Tsjechov. Op de muggen na is alles goed. Het publiek zit er heerlijk bij, in zomerjurk of korte broek. Het decor is een groot gazon, met golfholes en enorme sculpturen van groen. Het stelt het landgoed van Sorin voor, waar zijn familie bij elkaar komt voor het toneelstuk van de jongste telg, Kostja. Sorin is dik, oud, hij heeft niets van zijn leven gemaakt en lijkt dat zelf nog het grappigst te vinden. Zijn zus Arkadina is een adembenemend ijdele actrice, haar geliefde Boris ‘Brusselmans’ is een volkomen leeghoofd, dokter Dorns kennis van medicijnen lijkt niet verder te strekken dan aspirine, buurmeisje Nina wil beroemd worden maar weet zelf eigenlijk niet waarom, en Kostja wil het toneel wegrukken van de gevestigde klasse om het te veranderen in, tja, wat eigenlijk?
In Kostja’s toneelstuk moet Nina in een Lady Gaga-achtige jurk de wereldziel uit een verre toekomst verbeelden, terwijl ze onnavolgbare teksten op een popbeat declameert: ‘Mensen, leeuwen, adelaars en herten met geweien, ganzen, spinnen, stomme vissen die de wateren bewonen, zeesterren en alles wat niet zichtbaar is voor het oog, alles, alles wat leeft heeft zijn droeve kringloop volbracht en is uitgedoofd…’
Natuurlijk spatten alle ambities van Kostja uiteen, zoals elk familielid in Tsjechovs stuk worstelt met onvervulde verlangens. De bewerking heeft een karaokenummer, een dansscène, vooral Peter van Heeringen (Sorin) en Esther Scheldwacht (Arkadina) schmieren heerlijk, en halverwege de voorstelling vraag ik me opeens af: wat zou Loek Zonneveld hiervan vinden?
Waarschijnlijk is het statistisch onmogelijk dat u, als u de afgelopen decennia met enige regelmaat naar het theater ging, niet eens bij Loek Zonneveld in de zaal zat. Waarschijnlijk heeft u hem dan ook horen lachen, want Loek lachte heel veel harder dan andere mensen – maar dan wel weer vaak op andere momenten dan de rest van het publiek.
Ik kan me een voorstelling van Husbands and Wives herinneren, van Toneelgroep Amsterdam, waarbij een deel van het publiek op een tribune op het podium zat. De acteurs namen afwisselend plaats op die tribune, spraken het publiek aan, probeerden het te betrekken in hun overwegingen. Loek zat ook op die tribune, in zijn karakteristieke rode blouse (als Garibaldi). Zelden heb ik het publiek in de Koninklijke Schouwburg zo veel horen lachen, maar niet Loek – die keek naar de acteurs alsof iemand hem een tweedehands auto probeerde te verkopen en dacht dat Loek niet in de gaten had dat het ding een wiel miste.
Meer hoef je in feite niet te doen als criticus: goed blijven kijken. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Blijf maar eens veertig jaar kijken zonder interesse te verliezen, zonder blasé te worden, zonder vooropgezette eigen ideeën over hoe klassiekers als De meeuw gespeeld moeten worden. Blijf maar eens vers. Natuurlijk hebben alle critici hun eigen critici, maar het grootste bewijs van Loeks aandacht was dat het bijna onmogelijk was te voorspellen wat hij van een stuk zou vinden. Hij bleef die frisse blik houden.
Na afloop van De meeuw komt Esther Scheldwacht nog even het podium op. Om te zeggen dat de weg naar Amstelveen is afgezet, dus dat het publiek moet omfietsen. En om te zeggen dat de acteurs en de makers deze voorstelling graag willen opdragen aan de door hen zo gewaardeerde Loek Zonneveld. Hij is die ochtend overleden. ‘Bedankt Loek.’