Het Hoogheemraadschap West-Brabant viert het vijfhonderdjarig bestaan van het kasteel waarin het is gevestigd door twintig kunstenaars los te laten in de kasteeltuinen. De beelden en installaties in kasteel Bouvigne bij Breda kunnen elkaar niet in de ogen kijken, wat ze ontheft van de plicht een relatie met elkaar aan te gaan.
Na het bekijken van een en ander blijkt wel hoeveel moeite kunstenaars soms moeten doen om in te spelen op een ogenschijnlijk zo breed en universeel thema: het water is er vaak met de haren bijgesleept. Het werk heet dan bijvoorbeeld een associatief aspect van het water te verbeelden.
Niet verrassend zijn de meest classicistische werken het meest geslaagd, omdat ze zich ‘natuurlijk’ naar de tamelijk dwingende tuinarchitectuur voegen. Zoals het op zichzelf niet eens zo heel geslaagde beeld van Marcelle van Bemmel, dat de potsierlijke titel Ergo sum? heeft meegekregen. Het existentiele probleem van spiegeling (op de waterspiegel!) zal weinig mensen ontgaan.
Anders is dat met de fraaie, maar onopvallend in een oude waterput aangebrachte videoinstallatie van Peter Bogers. Als je door het gat in het deksel kijkt, zie je pas waar het borrelende geluid vandaan komt: een van bovenaf gefilmde mond ademt water in en uit. Hoewel niet voor deze tentoonstelling gemaakt, past het er wonderwel in.
Omdat de kunstwerken met zorg zijn uitgekozen, ademt de expositie een genoeglijke, sympathieke natuurlijkheid. Dit in fijn contrast met de protserige grof-geldtentoonstelling in en om het Hilton Hotel in Amsterdam, de zogenaamde ‘sculptuur-biennale’ waar de massafabricages van eens goede maar al lang naar het kapitaal afgegleden kunstenaars als Arman en Constant allemaal uit dezelfde dure kunsthandel lijken te komen.
Stel, het is zomer en je wilt wat. Je wilt een tentoonstelling, niet van lokale, nee van regionale allure. Zo'n project behoeft een thema, een samenballend gegeven zodat de relatie tussen kunstwerken en samensteller en tussen de kunstwerken onderling op voorhand vaststaat en de kunst geen uitleg meer behoeft, zodat ze heel modern mag zijn. Als je dan een museum bent dat Waterland heet, ligt het thema je natuurlijk al voor op de tong: ‘De uitdaging die water als beeldend materiaal biedt.’
In het museum Waterland in Purmerend zijn tien kunstenaars uitgenodigd ‘die het water niet in de eerste plaats landschappelijk opvatten, maar in hun werk de sfeer en atmosfeer van het water gebruiken om te komen tot autonome werken’. Geen landschappen dus, maar bijvoorbeeld ‘in kleur gestolde emoties’.
In Bouvigne draagt het tentoongestelde een duidelijk meer anekdotisch karakter: variaties op het thema water die symbolisch of associatief, via de taal, tot stand zijn gekomen, met als trieste uitschieters de akelige gedichten die hier en daar zijn aangebracht. In Purmerend is duidelijk gestreefd naar een vertaling in beeldende termen van de ‘taal’ van het water: penseelstreken en toetsen van verwante kleuren.
Stel, het is zomer en je wilt wat. Je wilt een tentoonstelling, niet van lokale, nee van internationale allure. Zo'n project behoeft een thema, een samenballend gegeven zodat de relatie tussen kunstwerken en samensteller en tussen de kunstwerken onderling op voorhand vaststaat. Als je dan Peter Greenaway heet, ligt het thema je natuurlijk al voor op de tong: Watching Water. Maar dat was vorige zomer, in Venetie.