‘Ik wil honderd één-uur-kaartjes, daar heb ik over gebeld’, zegt Marjan Sax (67) gedecideerd tegen de mevrouw achter de balie van het gvb op het Centraal Station in Amsterdam. Ze moet op haar tenen staan om door het ruitje te kunnen praten. Het is anderhalve week voor de ontruiming van de Vluchtgarage in Amsterdam-Zuidoost. Ze gaat er zo naartoe om de honderd metrokaartjes te brengen, zodat de ongedocumenteerden – ze weigert het woord ‘illegalen’ te gebruiken – kunnen demonstreren op de Dam tegen hun uitzetting en tegen het asielbeleid in het algemeen. Het is al de zoveelste keer dat deze mannen op straat worden gezet. Het deugt niet, maar politici willen het niet zien.

‘Dat is dan 290 euro’, zegt de vrouw achter de balie.

‘Wilt u ze wel even controleren?’ zegt Sax. Ze neemt geen risico, legt ze de vrouw uit. ‘Als ze niet werken, worden de ongedocumenteerden opgepakt en in de gevangenis gezet. Dat is al eerder gebeurd.’ Ze grijpt naar haar portemonnee in haar grote tas, stopt de honderd kaartjes in een envelop en loopt naar de metrohalte.

Er zijn veel mensen die in de jaren zeventig op de barricades stonden en riepen om meer gelijkheid, meer rechten voor vrouwen, voor een eerlijker verdeling van macht en geld. Mensen die de maatschappij wilden veranderen. Maar er zijn er maar een paar die dat zijn blijven doen. Marjan Sax is een van hen. Sax, politicologe, actievoerster, bestuurder, fondsenwerver, is onvermoeibaar. Ze is betrokken bij Een Ander Joods Geluid, dat wil laten zien dat niet alle joden achter het Israëlische beleid staan, bij de ‘abortusboot’ Women on Waves, bij Vrouwen Tegen Uitzetting, als bestuurslid bij de Stichting Democratie en Media, en ze is verantwoordelijk voor het geld en de woordvoering van de groep Wij zijn hier. Mensen zeggen nu vaak dat ze murw zijn – ‘Het is toch overal een puinhoop’ – maar aan oneerlijkheid en onrecht kun je altijd iets proberen te doen, vindt ze.

In de metro op weg naar de Vluchtgarage in de Bijlmer gaat om de vijf minuten haar telefoon. Een afspraak voor morgenochtend met de nieuwe eigenaar van de Jan Tooropstraat, ‘het Vluchtgebouw’, de andere locatie in Amsterdam waar zo’n tachtig ongedocumenteerden wonen. Ook zij worden bedreigd met uitzetting. ‘Hij is heel begripvol’, denkt Sax. ‘Maar wil nu toch ook zijn pand leeg hebben.’

Haar woede richt zich met name op het asielbeleid. De ongedocumenteerden zijn daar het slachtoffer van. Ze probeert het elke keer weer aan politici en journalisten duidelijk te maken: zonder documenten maak je überhaupt geen kans op asiel, en dat terwijl de helft van de wereldbevolking geen papieren heeft. De willekeur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (ind) is enorm. Het is ingewikkeld om een asielverzoek te doen, ze moeten elke keer met nieuwe feiten komen. En als ze geen papieren hebben, worden ze vrijwel altijd afgewezen. Zo was laatst een van de ongedocumenteerden voor een hernieuwd asielverzoek naar de Somalische ambassade in Brussel geweest om bewijs te vragen dat hij Somalisch is. Zegt de ind als het is gelukt: ‘Dat had u al eerder kunnen doen, dat geldt niet als nieuw bewijs.’

Haar bewustwording begon in 1969 in het bezette Maagdenhuis. Als eerstejaars studente politicologie in Amsterdam belandde ze er toevallig. Ze ging alleen even binnen kijken, benieuwd wat daar gebeurde. Ze voelde zich als Alice in Wonderland. Ze volgde er vergaderingen, veel van wat er werd gezegd, begreep ze niet, maar ze werd direct geraakt. Ze kreeg er haar eerste marxistische opvattingen. Nog steeds vindt ze het marxisme trouwens een van de beste modellen om het maatschappelijk systeem te verklaren. Terwijl ze binnen was, haalde de politie de verbindingsbrug weg en zat ze opgesloten met de bezetters. Ze was een keurig burgermeisje en dacht: ‘Wat doe ik nu?’ Toen werd het Maagdenhuis ontruimd. Toen ze thuiskwam bij haar vader vreesde ze dat ze de wind van voren zou krijgen. Maar hij zei alleen: ‘Joden moeten niet te veel opvallen. Je moet je gedeisd houden.’

Ze schrok. Het verbaasde haar. Haar ouders hadden haar nooit een echt joodse opvoeding gegeven. Ze waren in 1938 vanuit Duitsland naar Nederland gevlucht. Ze werden vriendelijk ontvangen, maar wantrouwig bekeken door Nederlandse joden. Dat merkt ze ook bij vluchtelingen nu. De Soedanese en Ethiopische gemeenschappen in Nederland bijvoorbeeld trekken zich geen barst aan van de vluchtelingen uit hun land van herkomst. Dat geldt voor alle groepen. Ze zitten zelf nog in een kwetsbare positie.

Een week voordat Marjan Sax in 1947 werd geboren, hadden haar ouders het Nederlandse staatsburgerschap gekregen. Hierdoor kwam ze als Nederlands meisje ter wereld en niet stateloos. Niemand heeft ooit tegen haar ouders gezegd dat ze na de oorlog terug moesten naar Duitsland. Dat zeggen we nu wel tegen vluchtelingen. In haar Kristallnachtlezing in 2011 heeft ze dit nog eens benadrukt.

Bij halte Kraaiennest stapt Sax uit de metro. Op de hoek staat een witgepleisterde moskee met kleine, blauwe koepels op de minaretten, voor de Albert Heijn staat een kraampje dat Surinaamse kip verkoopt. Ze is van deze buurt gaan houden. ‘Zo kom je als vrouw uit de grachtengordel nog eens ergens’, denkt ze cynisch. Ze steekt de weg over, in de richting van een betonnen garage. Resoluut loopt ze de trap op. Een winderig gat in de garage biedt toegang tot de oude kantoren. ‘Welkom. Geen mens is illegaal’, staat groot in graffiti op de muur. Veel mensen uit deze groep hebben eerder in de Vluchtkerk gezeten, en in het Vluchtkantoor, de Vluchtflat, het Vluchtpark, de Vluchthaven, de Vluchtmarkt. Ze was overal bij.

Sinds december 2013 gaat ze een paar keer per week naar de Vluchtgarage. Het heeft haar leven min of meer overgenomen. Ze regelt de betaling van het gas, elektra, water, eten voor de Vluchtgarage en voor persoonlijke zaken, zoals vervoer naar een dokter, advocaat, het regelen van documenten. Via de Stichting XminY en de Stichting Vrouwen Tegen Uitzetting, waar ze zelf al sinds 1998 in het bestuur zit, kunnen mensen geld doneren. Sinds de uitspraak van de rechter twee weken geleden dat de Vluchtgarage ontruimd mag worden, is Sax, samen met de bewoners en andere vrijwilligers, begonnen met de voorbereiding.

‘Yusuf, AT5 komt zo. Ze willen weten hoe het voelt dat jullie hier weg moeten. Denk goed na over wat je gaat zeggen’

‘Hi Marjan’, mompelen zeven mannen als ze de ‘Somalische kamer’ op de benedenverdieping binnenloopt.

‘Hoe is het hier?’ zegt Sax en geeft alle mannen een hand. Ze gaat zitten op een van de bedden die op een rijtje in de kamer staan, doeken hangen voor de ramen, tapijten liggen op de grond. De ruim honderd bewoners hebben er zo goed en zo kwaad als het ging een huis van gemaakt. In elke kamer van het drie verdiepingen tellende gebouw wonen zeven tot tien mannen. Het gaat per land: Somalië, Eritrea, Ethiopië, Ivoorkust, Soedan, Jemen, Libië…

Co, de gepensioneerde arts, komt binnen, gevolgd door Maria van de Protestante Kerken Nederland in Zuidoost, Albert van GroenLinks, Jonneke van Amnesty International, Dave, van een moskee in Osdorp, hij komt de wekelijkse boodschappen brengen. De Somalische kamer is de meeting room. ‘Ik heb het hier in tijden niet zo druk gezien’, constateert Sax droog. Ze draagt een zwarte katoenen broek, een zwarte korte jas met een blauw-wit gestipte wollen sjaal. Het meest opvallende aan Marjan Sax is haar grote bos donkerpaars geverfde krullen.

‘Je moet er rekening mee houden dat de boodschappen nu maar voor een paar dagen zijn’, waarschuwt ze Dave. ‘Maandag worden ze er waarschijnlijk uitgezet.’ Dan draait ze zich om. ‘Yusuf, at5 komt zo.’ Sax regelt ook de pers voor de groep. ‘Ze willen weten hoe het voelt dat jullie hier weg moeten. Denk goed na over wat je gaat zeggen, maak duidelijk waar het jullie om gaat.’

‘It’s okay’, antwoordt Yusuf.

Op de gang stapt een man op haar af. ‘Ik moet naar Ter Apel voor een stempel, maar heb geen geld voor de trein.’ Op de derde verdieping vraagt nog iemand om een treinkaartje. Veel mannen willen vanwege de ontruiming hun spullen bij vrienden in het land onderbrengen. Maar het geld is op. Ze kan nog maar weinig treintickets geven. Voor de ontruiming zal er opslag worden geregeld, dat belooft ze, zodat ze allemaal hun spullen veilig kunnen opbergen.

Engagement en geld vormen de rode draad in haar leven. Een paar jaar nadat Marjan Sax haar eerste marxistische vorming in het Maagdenhuis had opgedaan, erfde ze 2,5 miljoen gulden en een grachtenpand. Ze had op haar tiende haar moeder verloren – ze schijnt op haar te lijken, qua temperament en karakter –, en op haar 25ste, ze studeerde nog, overleed haar vader. Ze vertelde niemand over haar erfenis. Ze zat in de studentenbeweging, de vrouwenbeweging. Er was een grote schaamte rondom geld. Ook thuis was geld geen onderwerp. Ze praatte er niet over, haar vader ook niet. Hij had na de oorlog geprofiteerd van de wederopbouw en een ijzerbedrijf in Amsterdam opgebouwd. Zijn kantoor zat aan de Prinsengracht, nu haar eigen werkplek, met daarboven haar woonhuis.

Tien jaar lang deed ze niets met het geld. Ze wist niet goed wat ze ermee moest doen. Maar ze dacht er wel over na. Het duurde lang voordat ze begreep dat ze dat geld kon gebruiken voor iets wat zijzelf belangrijk vond. Er waren nog geen voorbeelden van filantropen als Bill Gates. Ze ging met een aantal vrouwen uit de beweging om de keukentafel zitten om te brainstormen. Zouden ze niet een fonds kunnen opzetten ter verbetering van vrouwenrechten? Zo richtten ze in 1983 Mama Cash op, het eerste internationale vrouwenfonds ter wereld. Haar erfenis investeerde ze in het fonds.

Omdat ze geen familie had, was er niemand die commentaar had. Dat gaf haar vrijheid. Als je erft, erf je vaak ook een boodschappenlijstje dat met het geld mee komt. Dat merkt ze ook in de gesprekken met ‘Erfdochters’, de door haar opgerichte praatgroepen voor vrouwen die geld hebben geërfd. Hier gaat het vaak over het ongemak dat ze zelf ook kent, de jaloezie en soms de eenzaamheid die daarmee gepaard gaan. Ze adviseert de vrouwen bij het bedenken wat ze met hun geld kunnen doen. Vaak krijgen vrouwen te horen: ‘Kijk uit dat een man je niet om je geld trouwt, beleg het goed, pas op dat het niet minder wordt.’ Dat had zij ook. Het is een verantwoordelijkheid die je erft. Haar vader had er hard voor gewerkt, je mag het niet echt uitgeven. Totdat ze op een gegeven moment dacht: waarom mag het eigenlijk niet minder worden? Dat was een bevrijdende gedachte.

‘Is Nasir somewhere? Ik heb honderd metrokaartjes, die geef ik aan hem. Hij verdeelt ze voor de demonstratie morgen’, zegt Sax tegen de mannen in de Vluchtgarage.

Marjan Sax wist niet wat ze met de erfenis moest doen. Er waren nog geen voorbeelden van filantropen als Bill Gates

Laatst viel de Amsterdamse burgemeester Eberhart van der Laan uit naar haar en andere activisten tijdens een demonstratie voor zijn ambtswoning. ‘Ik ben er voor de vluchtelingen, maar ik ben tegen de politieke activisten!’ zei hij, zoals nu nog is te zien op het filmpje op de site van at5. ‘Laat ik nog iets vijandigs zeggen, hier staat een burgemeester die binnen de mogelijkheden alles wil doen voor de vluchtelingen. Maar ik zal ook alles doen om tegen politiek activisme te vechten. Jullie doel is om de Nederlandse wet te bestrijden.’ Razend was Sax hierover. Van der Laan weigert te onderkennen dat er een echt probleem is, vindt ze. Hij heeft van alles geprobeerd om mensen terug te laten gaan. Dat is mislukt. Ze denkt dat hij daar intens gefrustreerd over is. Nu schuift hij het probleem in de schoenen van de activisten. Alsof er geen buitenparlementaire oppositie mag zijn. Bovendien, de vluchtelingen hebben altijd hun eigen lijn getrokken en hun eigen zin gedaan. De burgemeester onderschat de kracht en wil van de ongedocumenteerden zelf.

Na twee uur pakt ze haar tas. Ze gaat naar huis. Ali en nog twee mannen lopen met haar mee naar de pinautomaat. Ze krijgen geld om naar de ambassade in Brussel te gaan. Ze zag laatst een foto van Ali als jonge man in Soedan. Hij was knap. Dat vindt ze het allerergste. De tijd verstrijkt. Ze kunnen niet naar school, kunnen niet werken, worden oud. Ze raken hun leven kwijt. En waar slaat het op? Nu heeft Ali diabetes en ziet hij er moe en gehavend uit. Ze geeft de mannen het geld en laat ze een bonnetje tekenen.

‘We are here, we will fight, for freedom of movement, for everybody’s right.’ De doorgewinterde vluchtelingen houden op de Dam een groot wit spandoek vast en scanderen hun leus zoals ze dat al jaren doen. Marjan Sax komt aanrennen. Ze had nog even een kartonnen bord voor om haar nek gemaakt met de tekst ‘Ieder mens heeft recht op adequate opvang’. Ze voelt zich soms malle Eppie, maar het hoort erbij. Ze slaat haar grote leren tas over haar schouder. Een van de demonstranten geeft haar de megafoon.

‘Why are you here?’ scandeert ze.

‘Because we are humans…’, roepen de demonstranten terug. ‘We want normal life…’

‘What do you want?’

‘We want to go to school…’

‘Why do you want that?’

‘Because we want to learn something…’

‘Why do you want that?’

‘Because we want to go to work…’

De ongedocumenteerden vergaderden altijd in Sax’ kantoor. Dan liet ze hen ook vaak even douchen. Waarom niet?

‘Why do you want that?’

‘Because we want to look after ourselves…’

In haar werkkamer aan de Prinsengracht in Amsterdam draait Sax een fles wijn open. De Wij-zijn-hier-groep vraagt veel aandacht. Het is ook niet normaal wat wij doen, denkt ze vaak. Ze proberen met zo’n 25 vrijwilligers bijna tweehonderd mensen in leven te houden. Mensen die geen kant op kunnen. Ze houdt tegenwoordig meer afstand, vroeger zat ze er veel dieper in. Het bezorgde haar een crisis in haar relatie en zelf raakte ze bijna overspannen. Nu heeft ze met haar vriendin duidelijke afspraken gemaakt.

Als een jongleur houdt Marjan Sax met één hand de illegalen van Amsterdam overeind en met de andere probeert ze mensen met veel geld over te halen het uit te geven. Zoals afgelopen weekend: ze reed af en aan met gasflessen en koffers uit de Vluchtgarage, maar had ook een deadline met haar adviesbureau Sax Consultancy voor een Europees fondsenwervingsonderzoek voor Mama Cash waarvoor ze onder meer met vermogende en invloedrijke vrouwen spreekt. Ze houdt ervan om in verschillende werelden te leven. Dat is voor haar rijkdom.

Toen ze klein was, woonde ze met haar ouders in een groot huis in Amstelveen. Haar vader bracht haar naar school in een Amerikaanse auto, een Pontiac – hij wilde als joodse man niet in een Mercedes rijden. Ze schaamde zich voor die protserigheid. Ze vroeg of hij voortaan om de hoek wilde stoppen. Die schaamte heeft ze niet meer. Wel vindt ze het nog altijd oneerlijk, net als haar erfenis. Het is idioot dat sommigen veel hebben en anderen niets.

Haar omgeving was bang voor geld. Maar het gaat om de controle op het geld, zegt ze altijd. Geld op zich is niet fout. Geld is een veranderingspotentieel. Geld inzetten voor goede doelen, dat is haar missie. Als je veel geld hebt, is het fijn als je het gebruikt om ook het leven van anderen aangenamer te maken. Dat zal ze altijd stimuleren. Ze was met Mama Cash een pionier in fondsenwerving. Eind jaren tachtig reisde ze naar de Verenigde Staten voor een cursus hierover. In Nederland was er nog niets op dat gebied. Ze herinnert zich nog dat ze terugkwam en haar vriendinnen vertelde wat ze daar had geleerd. Ze lagen allemaal slap van het lachen. Bijvoorbeeld dat donateurs beloond moesten worden, dat het zichtbaar moest zijn als iemand geld had gegeven door bijvoorbeeld een naambordje op een stoel.

Fondsenwerving is nu haar core business. Ze adviseert met haar eigen bedrijf onder meer particulieren over hoe ze kunnen omgaan met een erfenis. Voor Human Rights Watch zit ze in een speciaal adviescomité en ze geeft gastlessen in Zwolle op de Hogeschool Windesheim over ‘civil society’ en ‘grote gevers’ bij de module filantropie. Je moet maatwerk leveren, leert ze haar studenten. Fondsenwerving is leuk. Het is aan de ene kant ongemakkelijk om geld te vragen, maar aan de andere kant stel je mensen in de gelegenheid iets te doen met hun geld. Een verschil te maken.

Ze is geraakt door onrechtvaardigheid. Van haar ouders kreeg ze haar gevoel voor fatsoen en eerlijkheid. Ze waren keurig, burgerlijk. Maar er was meer. Haar ouders hebben in de oorlog ondergedoken gezeten, evenals haar grootouders. Het gaf haar het diepe besef dat je elkaar kunt helpen. Ze wil het niet vergelijken met wat ze zelf nu doet. Als je onderduikers had, was dat levensgevaarlijk, dat is wat anders dan een paar keer per week naar de Bijlmer rijden. Maar wel weet ze hoe belangrijk het is om je in te zetten voor mensen.

De telefoon gaat. De nos-radio is aan de lijn voor een interview tijdens de ontruiming van de Vluchtgarage. Direct daarna belt Hart van Nederland met dezelfde vraag. ‘Ik ben er morgenochtend om acht uur’, zegt Sax.

Ze wordt weer boos. Het is krankzinnig, deze ontruiming. De regering doet net alsof de vluchtelingen niet terug willen. Alsof ze een keus hebben. De meesten hebben al een paar keer in vreemdelingendetentie gezeten om uitgezet te worden. Omdat dat niet lukt worden ze weer op straat gezet. Ze vallen tussen de wal en het schip. Ze mogen niet blijven, maar ze kunnen, buiten hun schuld, niet terug. In november vorig jaar oordeelde het Europese Comité voor Sociale Rechten van de Raad van Europa dat Nederland verplicht was asielzoekers zonder papieren ‘bed, bad en brood’ te bieden. Amsterdam voert nu dit minimale beleid uit, maar ze vindt, net als de ongedocumenteerden zelf, dit geen oplossing. Het is net genoeg om niet te sterven. De kwestie van het onderkomen vindt ze een achterlijke strijd die nergens over gaat. Het is onrechtvaardig, het deugt niet, het is onzorgvuldig.

‘Ze gaan de straat op…’, ‘… een oplossing komen voor het echte probleem’, ‘… willen zichzelf laten zien’, ‘… dat ze niet terug kunnen’, ‘… een normaal leven’, ‘ze verdwijnen niet…’, ‘een falend asielbeleid…’ Het is 8.15 uur maandagochtend 13 april. Marjan Sax praat over de ontruiming van de Vluchtgarage in Amsterdam-Zuidoost met nos-radio, nos-televisie, Trouw, de Volkskrant, rtl4, Hart van Nederland, Telegraaf TV, at5, BNR Nieuwsradio. Haar boodschap is eenvoudig, vindt ze zelf: de ruim honderd ongedocumenteerden worden om negen uur de Vluchtgarage uitgezet, waar ze sinds 13 december 2013 hebben gewoond, ze kunnen niet terug en ze willen geen gebruik maken van de nachtopvang van de gemeente. Het asielbeleid is een landelijk probleem, maar de gemeente Amsterdam kan tenminste voor fatsoenlijke opvang zorgen, zoals de andere grote steden wel doen.

Terwijl ze voor de camera’s de media te woord staat, lopen de vluchtelingen met hun laatste dekens, matjes, rugzakken, kussens de trappen van de garage af. Een van hen vraagt of hij een tas met pannen in haar auto mag zetten. Al het hele weekend rijdt ze af en aan om de spullen van de ruim honderd mannen veilig te stellen, er is speciale opslag geregeld en een paar tassen staan bij haar thuis. Zoals die tas die ze gisteren mee kreeg, vol teddyberen en andere knuffels. Om twee minuten voor negen lopen de bewoners van de Vluchtgarage samen de trap af. ‘We are here, we will fight…’, scanderen ze voor de camera’s, een spandoek tussen hen in. Precies om negen uur beent de politie naar binnen, er worden hekken om het terrein gezet en vuilcontainers worden voorgereden.

Sax kijkt er zwijgend naar. Ze denkt aan al die keren dat ze hier geweest is. Merkwaardig hoe je zelfs zo’n afschuwelijk onderkomen kunt gaan missen. Ze draait zich om. Vanaf nu zal het nog drukker worden dan voorheen. Daar bereidt ze zich op voor. Toen de ongedocumenteerden nog in het Vluchtkantoor zaten, dat was bij haar om de hoek, vergaderden ze altijd in haar kantoor op de Prinsengracht. Dan liet ze hen ook vaak even douchen. Waarom niet? Het kwam zo uit. Ze heeft zich over de schaamte voor haar grachtenpand heen gezet. ‘Ik denk dat het deugt wat ik doe. Ik hoef me er niet voor te generen.’


De mensen uit de Vluchtgarage wonen ondertussen in een oud kantoorpand, ‘de Vluchttoren’ in Amsterdam-West


Beeld: (1) Marjan Sax: ‘Aan onrecht kun je altijd iets proberen te doen’; (2) Sax demonstreert met vluchtelingen op de Dam