
Nog geen drie weken meer te gaan tot de Provinciale-Statenverkiezingen en de drie linkse partijen, pvda, SP en GroenLinks samen, staan er niet goed voor in de opiniepeilingen. Bij elkaar opgeteld komen ze bij de verschillende onderzoeksbureaus uit op ongeveer evenveel zetels als de pvda nu in haar eentje in de Tweede Kamer heeft, 38.
Dat ligt vooral aan het verlies van regeringspartij pvda. Zeggen de andere twee. Dat klopt. SP en GroenLinks voeren oppositie tegen het huidige kabinet van vvd en pvda, dus wijzen ze liever op hun eigen – vooralsnog – virtuele winst. Waarom zouden ze zich iets gelegen laten liggen aan de pvda?
De vraag is echter waarom links in zijn geheel niet weet te profiteren van de gevolgen van de economische crisis. Die crisis is toch het failliet van het neoliberale marktdenken? In de zuidelijke lidstaten van de Europese Unie doet links het juist goed, kijk naar Griekenland met zijn Syriza-premier of naar de opmars van Podemos in Spanje. Bovendien heeft de Franse econoom Thomas Piketty met zijn wereldwijde bestseller Kapitaal in de 21ste eeuw en zijn boodschap dat de rijken steeds rijker worden en de werkenden er juist op achteruit zijn gegaan links munitie in handen gegeven voor een andere koers.
Het was GroenLinks-Kamerlid Jesse Klaver die afgelopen najaar het initiatief nam om Piketty uit te nodigen voor een hoorzitting in het parlement. Voor Klaver is Piketty de econoom die het ‘gelijk van de onderbuik’ bewijst. Veel mensen voelden volgens Klaver aan hun water dat er te veel ongelijkheid is, maar als ze daarover klaagden, kregen ze het verwijt jaloers te zijn op de rijken.
Het wetenschappelijke bewijs dat de vermogensongelijkheid groeit, moet als muziek in de oren klinken van de linkse partijen, niet alleen van GroenLinks, maar ook van pvda en SP. Met Piketty lijken ze immers goud in handen te hebben om de kiezer ertoe te verleiden links te stemmen, want de meeste Nederlanders behoren niet tot de rijken die almaar rijker worden, maar moeten het hebben van een salaris uit werk. En zijn er dus op achteruit gegaan.
Daarom drie gesprekken met een Kamerlid van elk van deze partijen. Naast GroenLinks-Kamerlid Klaver zijn dat pvda-collega Martijn van Dam en SP-Kamerlid Ronald van Raak. Piketty zelf zei overigens tijdens de hoorzitting dat het niet links of rechts is om arbeid lager te belasten dan vermogen. Dat noemde hij common sense. Dat blijkt ook in Nederland zo te zijn. De brede overeenstemming daarover stopt echter zodra het gaat over de vraag waar die belastingverlaging op arbeid uit betaald moet worden.
Voor SP’er Ronald van Raak betekent de boodschap van Piketty de bevrijding van links: ‘Je kunt het nu weer hebben over ongelijkheid en solidariteit. Tot voor kort was dat achterhaald. Als wij daarover begonnen, was de reactie vaak: daar heb je die conservatieve SP weer.’
Waarom nam de SP dan niet het initiatief om de Franse econoom naar Nederland te halen? ‘Wij vinden Piketty fantastisch, maar door zijn boodschap was bij ons niemand verrast. Zo bijzonder vonden wij het allemaal niet. Daarom zijn wij niet op de kar gesprongen. Andere politici heeft hij echter de ogen geopend.’
Ook pvda-Kamerlid Martijn van Dam zegt indirect Piketty zelf niet nodig te hebben gehad om zijn ogen te openen: ‘Een paar jaar geleden ben ik intern begonnen over het gegeven dat de belasting voor een bv waarin iemand zijn vermogen heeft gestopt lager is dan de belasting die wordt geheven op werk. Ik begreep toen al niet dat daar niet veel meer reuring over was. Maar het traditionele linkse jargon was uitgewerkt in de samenleving. Als je begon over kapitaal keken mensen je glazig aan.’
Dat Piketty’s boodschap nu wél in vruchtbare aarde valt, is volgens Van Dam vooral een gevolg van de financiële crisis. Maar hij plaatst wel een kanttekening: ‘Het is vooral een laag van progressieve mensen die Piketty’s verhaal verwelkomen, dat wil helaas nog niet zeggen dat het breed wordt gedeeld.’
Van Raak laat zich daardoor niet uit het veld slaan: ‘De boodschap van Piketty slaat aan bij jonge economen. Veel van hen vinden het raar als oudere economen hetzelfde verhaal vertellen als vóór de economische crisis. Die jonge economen geloven de modellen van die economen niet meer, dat maakt die oudere economen onzeker. Als Piketty’s boodschap aanslaat bij economen, politici en beleidsmakers heeft dat uiteindelijk wel degelijk invloed op de samenleving.’
Volgens Van Raak heeft Piketty een deur geopend: ‘Maar dan moet je nog wel door die deur naar buiten.’ Om daar strijdbaar aan toe te voegen: ‘Dat gaan wij doen.’ Met wij doelt hij op de SP: ‘Nu is daar de ruimte voor. Kijk maar naar wat er in Griekenland en Spanje gebeurt, daar doen echt linkse partijen zoals Syriza en Podemos het goed. Dit gaat niet aan Nederland voorbij.’
De SP zal volgens Van Raak al in de aanloop naar de verkiezingen van 18 maart laten zien dat ongelijkheid een politieke keuze is: ‘Ruim 25 jaar is door de politiek gezegd dat er meer vrije markt moet zijn. Dat heeft de publieke moraal beïnvloed en dus ook nieuwe generaties politici, die zijn ook kinderen van hun tijd. Politici maakten de mensen wijs dat het niet anders kan. Maar Piketty laat zien dat ongelijkheid niet alleen moreel en sociaal gezien slecht is, maar ook economisch gezien: het kost economische ontwikkeling. Ongelijkheid is dus drie keer slecht, dat kunnen we ons niet veroorloven.’
Ook GroenLinks-Kamerlid Jesse Klaver ziet het geïnternaliseerde neoliberale marktdenken als veroorzaker van het probleem dat Piketty op de agenda heeft gezet: ‘Op avonden in het land hoor ik vaak: “Links heeft zich laten inpakken door rechtse mythes. Links heeft zijn idealen toevertrouwd aan de markt.” Tot de jaren tachtig was de belasting op vermogen hoger dan nu. Van links tot rechts is de verlaging van de vermogensbelasting toegestaan. Wat Piketty zegt gaat verder dan het aantonen van ongelijkheid. Hij laat zien dat het een keuze is geweest om dat toe te staan.’
Het zijn volgens de 28-jarige Klaver overigens vooral de oudere generaties die zich het marktdenken zo eigen hebben gemaakt: ‘Het is opmerkelijk dat het de pvda, vvd en d66 waren die in de jaren negentig de markt in veel segmenten van de samenleving hebben toegelaten en dat het nu deze zelfde partijen zijn die de meeste macht hebben. Het lijkt wel of de generatie politici uit de jaren negentig nog steeds de grootste stem heeft. Ze roepen nog steeds dat de oplossing om uit de crisis te komen een hogere economische groei en meer banen is. Maar je hoort ze niet over wat voor soort economie, wat voor soort banen. De jongere generatie denkt echt niet meer dat de markt overal de oplossing voor is.’

Exemplarisch vindt Klaver een discussie met pvda-staatssecretaris Sharon Dijksma van Landbouw – al sinds 1994 actief op en rondom het Binnenhof – over de kiloknallers, het goedkope vlees bij de supermarkt waar onder meer Wakker Dier campagne tegen voert: ‘Dijksma wil bij het uitbannen van de kiloknallers in gesprek gaan met de ketenpartners, zoals dat heet. Dat vind ik jaren-negentigpolitiek. Zij denkt nog steeds dat de markt het wel gaat oplossen. Alsof de markt gaat zeggen: hé, we gaan stoppen met profiteren van die kiloknallers. Van de Autoriteit Consumenten en Markt mogen ook nog eens geen onderlinge afspraken gemaakt worden over duurzaam vlees. Afspraken verstoren de marktwerking. We mogen blijkbaar niet doen wat veel mensen denken dat gezond is. Dat is toch raar. Dat voedt het ongenoegen in de samenleving.’
Volgens Klaver was het verzet tegen het inperken van de vrije artsenkeuze, eind vorig jaar, terug te voeren naar het breed gedeelde ongenoegen dat hij waarneemt: ‘Dat commerciële partijen het voor het zeggen hebben in de zorg voedt het ongenoegen dat als een onderstroom aanwezig is. Piketty heeft de deksel eraf gehaald. Hij heeft de wereld veranderd.’
Martijn van Dam verdedigt het beleid dat mede namens zijn partij, de pvda, door het huidige kabinet wordt gevoerd tegen de kritiek van Klaver: ‘Een van de redenen voor de pvda om te gaan regeren, is dat we er dan voor kunnen zorgen dat de lusten en lasten eerlijker worden gedeeld. Neem de voorgenomen belastingherziening. We willen meer belasting voor grote vermogens, minder belasting voor mensen die gewoon werken voor de kost. We zijn het er met de vvd over eens kunnen worden dat we die lagere inkomstenbelasting financieren door een hoger begrotingstekort te accepteren. Partijen als cda en d66 willen dat de overheid daarvoor extra bezuinigt, zoals op de toeslagen aan gezinnen. Dat betekent dat gewone mensen betalen voor een hoger inkomen van degenen die toch al meer verdienen.’
Praten over belastingen is saai, realiseert Van Dam zich: ‘Mensen stemmen niet op beleid, maar op een overtuiging.’ Daarom wijst hij erop dat er een ideologisch verschil schuil gaat achter het voorbeeld van waar de belastingverlaging uit betaald moet worden. ‘cda en d66 willen dat mensen minder leunen op de overheid, meer zelf doen en de prijs van de markt laten bepalen wat iets kost, ook als het gaat om de huren en de zorg. Wij willen kijken naar welk deel van het inkomen iemand kwijt is aan huur en zorg. Voor iemand met een laag inkomen is dat verhoudingsgewijs vaak veel te veel. Wij zijn ervan overtuigd dat dat eerlijker moet.’
Ook Klaver hekelt de insteek van d66 en cda bij de komende belastingherziening, ook hij ontwaart een fundamenteel verschil van mening: ‘Die twee partijen willen bezuinigen op de overheid. Maar de overheid is niet het probleem. Door marktwerking toe te laten in de zorg zijn de wachtlijsten verdwenen. Maar daar staan veel hogere zorgkosten tegenover Bovendien: wat doen de zorgverzekeraars nu? Die maken budgetafspraken met de zorgaanbieders. Dat was destijds, toen de overheid daarvoor nog verantwoordelijk was, toch de oorzaak van de wachtlijsten? Dan denk ik: hé, ho, heeft de markt iets gebracht wat de overheid niet had kunnen regelen?’
Martijn van Dam wil dat de discussie over ongelijkheid breder wordt gevoerd dan alleen over vermogensongelijkheid. De ongelijkheid in de samenleving is groter dan dat en dat baart hem zorgen: ‘Ongelijkheid zal hét grote sociale thema zijn van de komende decennia. Het verschil tussen arm en rijk is ook steeds meer een verschil tussen laag en hoog opgeleid. De kloof wordt groter. Dat komt doordat je met een goede opleiding meestal een vaste baan met een goed inkomen hebt, terwijl je met een lager opleidingsniveau een groter risico loopt op werkloosheid, flexcontracten en een laag loon.’
Hij geeft aan hoe ver die ongelijkheid door de hele samenleving trekt: ‘Kinderen komen in toenemende mate uit op het opleidingsniveau van de ouders. Buurten zijn meer en meer verdeeld naar opleidingsniveau doordat de samenstelling ervan samenhangt met het inkomensniveau. We zien het zelfs terug in gezondheidsverschillen, in gebruik van cultureel aanbod en media, in de keuze voor een sport. We drijven steeds meer als een soort ijsschotsen van elkaar vandaan. De onderlinge verbondenheid komt daardoor onder druk te staan. Daar maak ik me grote zorgen over. Het is ongelooflijk moeilijk om de boel bij elkaar te houden. Toch proberen we dat.’
als voorbeeld wijst Van Dam op de schoonmakers. Die worden door de overheid als gevolg van het huidige kabinetsbeleid weer in dienst genomen, zoals vroeger gebruikelijk was. Geruime tijd werden schoonmakers extern ingehuurd, dat was efficiënter, dat was marktdenken. ‘De samenleving had de schoonmakers letterlijk naar de randen van de nacht verwezen. We wilden ze niet meer zien, ze moesten maar ’s morgens heel vroeg of ’s avonds na sluitingstijd schoonmaken. Waardering voor hun werk was er ook niet meer: als het er voor het oog maar schoon uitzag, was het goed genoeg. Dan wordt het werk waar je niet meer trots op kunt zijn. Schoonmakers waren alleen nog maar een kostenpost. Die manier van denken is erin geslopen. Die mentaliteit moet veranderen. Dat kan niet met beleid alleen. Er zal veel over gesproken moeten worden. Zo hebben we bijvoorbeeld prachtige sociale werkvoorzieningen, maar als je erover nadenkt, hebben we daarmee geaccepteerd dat mensen met een arbeidsbeperking niet meer op dezelfde werkvloer staan als andere werknemers. Een bedrijf als Philips vond het vroeger heel normaal om mensen met een arbeidsbeperking ook een plekje te geven.’
SP’er Van Raak ziet die ontwikkeling toch meer als het gevolg van bewust beleid dat ook de pvda in de jaren negentig omarmde. Dat ergert Van Dam: ‘Altijd dat veroordelen van hun linkse broeders. Toen Paars ging regeren was ik zestien!’
Martijn van Dam vindt bovendien dat er oog moet zijn voor hoe ontwikkelingen zich voltrekken in de loop van de tijd. Hij vergelijkt de geschiedenis met een slingerklok, heen en weer, telkens zal er volgens hem moeten worden bijgesteld: ‘Het is nooit af. In de jaren negentig was het maatschappelijk ondernemen in zwang. Toen woningcorporaties daardoor meer vrijheid kregen, hebben ze veel goeds voor de stad kunnen doen. Maar wat niet is voorzien is dat maatschappelijk ondernemen zo snel zou plaatsmaken voor gewoon ondernemen, met vooral veel oog voor de eigen positie. Meer eigen salaris, almaar fuseren zodat de eigen status als directeur groter zou worden, veel te riskante projecten aangaan met beperkt maatschappelijk nut. Er is te weinig rekening mee gehouden dat de mens zwak is.’
Zijn ze het over het verleden niet eens, ook over de toekomst zullen ze dat niet gauw worden. Ronald van Raak vindt dat mede dankzij Piketty de tijd rijp is om te laten zien dat de verzorgingsstaat niet achterhaald is. Dat is een verwijt aan het adres van de pvda die in de ogen van de SP de verzorgingsstaat afbreekt met de kabinetsmaatregelen voor de zorg, woningmarkt en sociale werkplaatsen. Van Raak herinnert er graag aan dat de verzorgingsstaat het antwoord was op problemen in de samenleving: ‘Was je vroeger ziek, dan kon je zonder geld niet naar de dokter; werd je werkloos, dan kon je je gezin niet onderhouden, en was je oud, dan betekende dat voor veel mensen armoede. Als je de verzorgingsstaat afschaft, komen die oude problemen weer terug. Wat overigens niet wil zeggen dat de SP niet voor modernisering is.’
Volgens hem is er voor links één mooi principe: alles wat niet failliet mag gaan, moet publiek worden georganiseerd. Dat geldt voor scholen, ziekenhuizen, woningcorporaties en voor minstens één bank, zodat mensen daar veilig hun spaargeld kunnen onderbrengen. Hij voelt zelf aan waar dit zijn partij naartoe voert: ‘De SP is eenzaam op links.’
Hij heeft nóg een verwijt aan het adres van de pvda: ‘Zij proberen ons zo veel mogelijk uit het bestuur te houden, omdat de SP anders kan laten zien dat ze ook kan besturen. Dat zou de pvda kiezers kunnen kosten. Eigenlijk kunnen we ons dit soort gedoe niet veroorloven. Dat is niet goed voor links.’