
Als je de immense witte hal van het Erasmus MC binnenkomt, begrijp je waarom er weleens wordt gesproken over ziekenhuizen als de tempels van deze tijd. Hier wordt beslist over leven en dood. In dit academische ziekenhuis, waar zo’n vijftienduizend mensen werken, leveren artsen en verpleegkundigen topzorg. Voor de bezoekers zijn er winkeltjes, restaurants, glimmende informatiebalies met gastvrouwen en gastheren die je vriendelijk helpen de weg te vinden.
Het is des te schrijnender dat de grens van het zorgpotentieel niet wordt bepaald door de kamers en apparatuur, maar door het personeel. Al jaren is daar te weinig in geïnvesteerd, en in de afgelopen twintig maanden is de ic-verpleegkundige onbedoeld uitgegroeid tot de hoeksteen van de maatschappij. Zouden er daar veel meer van zijn, dan konden de theaters ’s avonds weer open, was er capaciteit voor al die andere op operaties wachtende patiënten. De vele plannen om een covid-ziekenhuis met honderden bedden uit de grond te stampen, stuiten op te weinig handen aan het bed.
‘Misschien zijn daar wel mensen voor te strikken als ze een dubbel salaris met goede secundaire arbeidsvoorwaarden krijgen. Maar ik zou het niet willen doen. Ik ga voor de beste zorg’, zeggen de ic-verpleegkundigen Nico Goedendorp (38) en Judith Theuns (39). In de discussies in de media wordt geopperd dat het dan maar tijdelijk wat minder top is, en mensen efficiënter kunnen werken als ze elk een stukje van de covid-zorg doen – als een soort lopendebandwerk.
‘Dan kom je aan onze beroepsnormen. Kun je dat nog tegenover jezelf verantwoorden? Ik in elk geval niet’, zegt Goedendorp. ‘Als ik bijvoorbeeld iemand moet wassen, zie je de hele patiënt. Ik kijk of iemand koorts heeft, of er doorligplekken zijn. Je controleert de bloeddruk, de beademing, de labuitslagen. De beademingsmachine kan schade aanbrengen aan de long als je die niet goed instelt, als je te veel of te weinig druk geeft. We geven medicijnen om de bloeddruk te ondersteunen, medicijnen om de knijpkracht van het hart te ondersteunen. Dat luistert allemaal nauw. Al die handelingen kun je niet opknippen. We werken bovendien al heel lang in de overlevingsmodus, veel minder kan niet.’
Theuns vult aan: ‘Er is te veel op bedden gestuurd, niet op mensen. Dat wringt bij ons. Steeds meer opschalen, ’s nachts niet één op twee patiënten maar één op drie patiënten werken. Lastig, want het ziekenhuis heeft de verplichting om zorg te bieden, dat is de afspraak die het aangaat met de overheid. Aan ons de verplichting om het dan goed te kunnen uitvoeren.’
We zitten in een van de restaurants in de hal waar rond de bar gezellige zitjes zijn, die volgens de laatste interieurmode worden omringd door metalen rekken met vetplanten en hangplanten. Goedendorp heeft een vrije dag, Theuns heeft even een gaatje in haar agenda en draagt witte werkkleding. Haar pieper staat uit, en als ze die na afloop aandrukt, dreunt een oproeptoon. Beiden zijn doorgewinterde verpleegkundigen, ze werken op verschillende units, elk met negen ic-bedden. Tezamen zijn er 68 bedden – 36 algemene ic-bedden, twintig Thorax-ic-bedden en twaalf ic-bedden op de Post Anesthesia Care Unit (pacu). Er is nul marge. ‘Het ligt helemaal vol, het is nog net te doen’, zeggen ze.
Anders dan in het begin is er een buddyzorgproject met derdejaars- of vierdejaarsstudenten geneeskunde, die ondersteunend werk doen. Ze lopen nu drie weken mee voor instructies. ‘Het is meer dan niks’, zegt Goedendorp. ‘Dat bedoel ik niet negatief. Een verpleegkundige is anders dan een geneeskundestudent. Als je een patiënt keert, moet je rekening houden met de verbindingslijnen aan de apparatuur, dat vergt handigheid. Of als ze iemand moeten wassen, dan moet je ze dat eerst leren. Dat kun je ze niet kwalijk nemen. Het zijn voor ons extra handen, maar studenten mogen minder dan de andere buddy’s: verpleegkundigen van andere afdelingen.’
Het idee dat je extra ic-krachten in korte tijd kunt aantrekken, is volgens Goedendorp en Theuns een illusie. Waar haal je ze vandaan? De opleiding tot ic-verpleegkundige duurt twee jaar, na het afronden van de vierjarige hbo- of mbo-opleiding. Ze zijn beiden betrokken bij het coachen van leerlingen. ‘Elke twee maanden stromen er bij ons zo’n vijf, zes binnen. Daarvan halen er als het tegenzit maar drie hun diploma’, zegt Goedendorp. ‘Een enorme teleurstelling als iemand het niet haalt of ermee ophoudt. Weer komt er een nieuweling die je moet inwerken. Het schiet zo niet op.’ Theuns: ‘Er is weinig tijd om hen te begeleiden. Scholing is een ondergeschoven kindje, omdat alles is gericht op de beddenzorg. De leerlingen krijgen door covid een vertekend beeld van een ic waar normaal een variatie aan zieke mensen ligt.’
De instroom gaat langzamer dan de uitstroom, ook dat merken ze aan den lijve. ‘In het begin was er enorme waardering voor ons werk. Er werd voor ons geklapt, nu krijgen we klappen’, zegt Goedendorp. ‘Dat vertaalt zich in gelatenheid, minder enthousiasme. Je hoort het om je heen: “Is dit het? Hoelang houd ik dat nog vol? Zal ik ook weggaan?”’
Ze beschrijven de steeds krappere cirkel door een krappere pool waarmee gewerkt wordt op de vier ic-units op de vierde verdieping van het ziekenhuis. De werkdruk is al hoog, terwijl er in deze vierde golf minder mensen zijn dan in het begin. Er is, al langer, sprake van vergrijzing: na de leeftijd van 58 jaar gelden er geen nachtdiensten meer. Collega’s die zwanger zijn mogen ook geen nachtdiensten draaien en gaan op verlof. Of collega’s houden ermee op. ‘Ik vind dat jammer, maar ik begrijp het wel’, zegt Goedendorp. Ze gaan vaak binnen de zorg iets anders doen. Op een poli, de ambulance, in de thuiszorg, de ouderenverpleging. ‘Of ze worden zzp’er, dan verdienen ze meer en kunnen ze hun eigen rooster bepalen’, zegt Theuns.
Het ziekteverzuim is bovendien hoger dan in het begin, zo’n vijftien procent. Collega’s zitten thuis met een burn-out of zijn ziek. ‘Je moet met minder mensen meer doen, en dus raken er meer mensen uitgeput. Overal ontstaan gaten. Het is permanent puzzelen, schuiven met roosters. Dat geldt vooral voor de nachtdiensten. Op de app zijn continu oproepen voor extra diensten in de nacht en in het weekend’, zegt Theuns. Ze missen intern waardering, zeggen ze voorzichtig. ‘Je moet maar opschalen en doen wat er gezegd wordt. Ze proberen wel de communicatie te verbeteren. We hebben nu net een cao die wat beter is – dat scheelt’, zegt Theuns.
Judith Theuns wilde ‘al sinds ze kan praten’ ic-verpleegkundige worden. Haar moeder, die ook verpleegkundige was, gold als haar voorbeeld. ‘Op mijn achttiende ben ik begonnen aan de hbo-opleiding in het Erasmus, in 2005 heb ik de vervolgopleiding ic-verpleegkunde gedaan. Toen ik kinderen kreeg, ben ik parttime gaan werken, zodat ik mijn werk beter kon combineren met mijn gezin en de baan van mijn man, die ondernemer is. Dat ik parttimer ben, maakt wel uit. Ik heb lucht, afleiding. Ik sport veel om bij te tanken.’
Nico Goedendorp komt uit de horeca. Na de middelbare hotelschool werkte hij onder meer in het Congresgebouw en in het Kurhaus in Den Haag. Ook zwaar werk, zegt hij, om drie uur ’s nachts thuis, de volgende dag weer om drie uur ’s middags beginnen. En niet zeuren. ‘Toen mijn opa ziek werd en er een baby op komst was, dacht ik: is dit het nou, tachtig uur per week buffelen? Mijn vrouw is ook verpleegkundige, ze kwam altijd met enthousiaste verhalen thuis over het patiëntencontact. In de horeca zorg je ook voor mensen, maar op een ander niveau.’
In het Ruwaard van Putten-ziekenhuis in zijn woonplaats Spijkenisse volgde hij de opleiding tot mbo-verpleegkundige. Eerst negen maanden school, daarna ruim drie jaar werken en leren op verschillende afdelingen. ‘Toen ik nog een half jaar opleiding moest voltooien ging het Ruwaard failliet en heb ik mijn opleiding binnen het Ikazia Ziekenhuis Rotterdam afgemaakt – 25 minuten met de metro. Hierna heb ik nog een jaar in het Spijkenisse Medisch Centrum gewerkt. Toen hier mijn contract na een jaar net verlengd was, werd er weer gereorganiseerd en werd mijn contract alsnog beëindigd.’ In die tijd gold een landelijke vacaturestop; kersverse verpleegkundigen werden afgeduwd. ‘De hele zorg zat op slot, in het licht van nu is dat bizar’, zegt Goedendorp. Hij kon gelukkig beginnen in het Erasmus, op de kno-afdeling. Daarna volgde hij de ic-opleiding. ‘Een mooie baan waar ik veel voldoening van krijg’, zegt hij met een brede lach.
‘Iedereen wil ons nu hebben’, zegt hij gekscherend. ‘Je moet complex, adequaat kunnen denken en handelen. Zoals Diederik Gommers het ergens zei: “Hoogopgeleid, stressbestendig, flexibel – het perfecte plaatje.”’ Beiden geven aan dat ze een fantastisch team hebben. ‘Dat is zó belangrijk’, zegt Theuns. ‘Je kent elkaar, kunt van elkaar op aan. We praten samen over de moeilijke momenten van de dag, om het even van je af te zetten. Momenteel is er ook psychosociale hulp. Ik heb daar nog geen gebruik van gemaakt. En soms is er de gelegenheid om gemasseerd te worden door een masseur.’
Ze denken niet graag terug aan de tijd dat covid-patiënten binnenstroomden en er op de achtste verdieping noodopvang werd ingericht waar doodzieke mensen in bedden lagen. Als een soort veldhospitaal aan het oorlogsfront. Maar ook was er goede spirit, zegt Goedendorp. ‘Boem, dat gaan we doen, iedereen de schouders eronder! We hebben heel veel geleerd, veel gedaan waarvan we achteraf niet konden geloven dat we dat zo gedaan hebben. Zoekend naar wat wel en niet kon. Het was onbekend. Daarna ging het een beetje zeuren, de adrenaline ebde weg, maar er kwam geen einde aan. Toen kwam de vaccinatie – daar waren we heel erg blij mee.’
En nu zien ze voornamelijk ongevaccineerde covid-patiënten. Van de maatschappelijke discussie daarover willen ze wegblijven. Dat past niet bij hun werk, waarin ze iedereen gelijke zorg bieden. Maar, zeggen ze, het is wel zo dat, als iedereen gevaccineerd zou zijn, we dit probleem niet zouden hebben. ‘Ik heb patiënten gehad die niet gevaccineerd waren en tegen me zeggen: “Nu wil ik wel een prik.” Ja, nu hoeft het niet meer, meneer, u bent doodziek en u mag hopen dat u straks weer wakker wordt. Dat is best lastig’, zegt Goedendorp. ‘Ongevaccineerden houden de druk hoog, het is gewoon waar. Dat is wel een domper’, zegt Theuns.
Ze zien alleen maar gesedeerde covid-patiënten die ze twee keer per dag op hun buik draaien. ‘De zorg voor een covid-patiënt is fysiek erg zwaar, zwaarder dan voor een “gewone” patiënt. Naast de kleding ook letterlijk, omdat de patiënten zwaar zijn. Draaien, verschonen, soms worden ze even wakker, dan zijn ze delirant en gaan ze aan je trekken, waardoor er bij mij een wervel verkeerd is geschoten. We hebben hier bijna allemaal nek- en rugklachten’, zegt Theuns.
‘Je moet daar wel tegen kunnen, je kunt niet met ze praten’, zegt Goedendorp. ‘Als ze bij ons binnenkomen, heb je nog wel wat contact. Mensen zijn heel ziek, benauwd. Je stelt ze gerust, maar je geeft ook een reëel beeld. We zeggen tegen hun familie: “We weten niet hoelang dit gaat duren en hoe het gaat aflopen. We hopen dat we je weer wakker kunnen maken.” Ik vind het moeilijk om dingen te beloven die ik niet kan waarmaken. Je begint met intuberen, dat is een risicovolle handeling. Dan draai je ze op de buik, zodat de druk zich anders gaat verdelen, om meer zuurstof in het bloed te krijgen. Zestien uur zo liggen, dan terugkeren voor acht uur op de rug.’
In andere ziekenhuizen doen ze het elke vijf dagen. ‘Minder arbeidsintensief, maar je ziet de andere kant van de patiënt niet, met alle gevolgen van dien, zoals doorligwonden’, zegt Goedendorp. ‘Het hele ziekteproces is zwaar, je ziet soms mensen letterlijk uit elkaar vallen. Mensen knappen niet op, weer een stoot medicijnen, het wordt niet beter, en toch wordt besloten verder te gaan. Iemand komt uiteindelijk aan de dialyse terecht. Met nierinsufficiëntie is de kans op overlijden dertig procent hoger. Op een gegeven moment kom je bij een kritiek punt, dat ligt meestal voor een arts verder dan voor ons. Wij zitten met onze neus boven op het lijden. We denken: waar zijn we hier mee bezig? Deze man heeft doorligplekken van hier tot Tokio, als we hem draaien kunnen we zijn botten zien. Waar houdt het op, zijn we nog goede zorg aan het leveren of iemands leven aan het verlengen? Het is frustrerend als iemand niet opknapt. De beslissing om te stoppen maakt de arts.’
Stoppen is de beademing en ondersteunende medicatie stoppen. ‘Wat wij doen is palliatief sederen, je laat eigenlijk de natuur de vrije loop gaan. Dat is niet in een uur besloten. We maken iemand niet wakker om te zeggen: “We laten je overlijden.” Dat is cru. Die keuze maken we altijd in overleg met de familie, en die krijgen de gelegenheid om afscheid te nemen. Als zij zover zijn, dan stop je de beademing. Afhankelijk van de reserves duurt sterven tien minuten, soms een paar uur.’
Hoe was hun werk normaal, voor deze crisis? Ze zeggen meteen: het is een fantastisch beroep, want je werkt met mensen. Vakinhoudelijk is het divers, ze zien veel ziektebeelden langs komen. Er is veel verantwoordelijkheid, die zit soms in kleine momenten met grote gevolgen. ‘Neem een leverpatiënt’, zegt Goedendorp. ‘De lever is uitgevallen, de patiënt ligt aan de dialyse en aan de beademing, het hart wordt ondersteund, maar er is bijvoorbeeld bloedstolling – daar kun je opeens een hele nacht mee bezig zijn, met voortdurend de patiënt een beetje in de pas te houden, dat het dubbeltje niet de verkeerde kant op gaat. Alle organen werken met elkaar samen. Het is een complexe puzzel. Je bent voor honderd dingen verantwoordelijk.’
Ze hebben een roeping, ze doen het zeker niet voor het geld. ‘Dan zou ik bij wijze van spreken de industrie ingaan en beademingsmachines gaan verkopen, dat is een gouden business. Maar ik ben geen Florence Nightingale, ik wil wel mijn salaris ontvangen’, zegt Goedendorp, die sinds september de opleiding tot ventilation practitioner volgt om zich te specialiseren in beademing. ‘Ik wil goed doen, ik hoop wel dat ik aan het einde van mijn leven kan zeggen dat ik iets heb kunnen bijdragen voor anderen, dat ik het verschil heb kunnen maken. Dat drijft me.’ Voor Theuns geldt hetzelfde. ‘Het is een mooi vak, ik zou niet anders willen.’
Waar ze nu moeite mee hebben, zijn patiënten die niet aan maar door covid overlijden. ‘Eigenlijk zouden we één of twee ic-bedden vrij moeten houden voor patiënten die een grote operatie moeten ondergaan en daar één of twee nachten voor op de ic moeten liggen. Bijvoorbeeld bij patiënten met een hersentumor, bij wie de operatie nu wordt afgezegd of uitgesteld. Ook zij hebben recht op zorg. Niemand wil dat het code zwart wordt. Je hoopt dat zo veel mogelijk ongevaccineerden covid hebben gehad en dat het aantal dat bij ons terechtkomt gaat afnemen. Maar er wordt nu iets kritischer gekeken dan in het begin naar wie je opneemt’, zegt Theuns.
Ooit komt er een einde aan deze periode, daar zijn ze van overtuigd. Covid gaat nooit meer weg, het keert steeds terug met een piek maar zal net als griep beheersbaar worden. ‘Het helpt wel dat er zoveel gevaccineerd zijn – een jaar geleden was de vaccinatie er nog niet, daarom voelt het misschien voor ons nu wel erger’, zegt Theuns. ‘Ik zie collega’s die mentaal sterk zijn maar het nu ook niet meer trekken. De cirkel wordt te klein. We moeten goed op elkaar blijven passen. Ik draai extra diensten. Dat doe ik voor mijn directe collega’s en voor mijn patiënten. En een beetje voor de maatschappij.’