Het schip Glory komt aan in de haven van Istanboel met graan uit Oekraïne, 9 augustus © Ali Atmaca / Anadolu Agency / ANP

Het is midden juli en in Parijs tikt de thermometer bijna veertig graden aan. De Eiffeltoren piept en kraakt onder de hitte. De nieuwe verf (laag twintig inmiddels) hecht enkel nog aan de afbladderende voorgaande lagen.

‘Elk menselijk bouwwerk, hoe imposant en stabiel het ook lijkt, zal vergaan wanneer er niet naar wordt omgekeken’, zegt essayist David Djaïz in een bistro op een straathoek in de wijk Saint-Germain-des-Prés, op de linkeroever van de Seine. Maar daarmee doelt Djaïz niet op de krakkemikkige toren – hij heeft het over de democratie – ‘ook een inventieve menselijke creatie’.

Door de oorlog in Oekraïne zijn graanleveringen wereldwijd in de knel gekomen en beetje bij beetje sluit Rusland de gastoevoer naar Europa af. Dit illustreert wat Djaïz al jaren bepleit: de mondiale productieketens zijn te lang en te ingewikkeld geworden. De wereld is te veel met elkaar verknoopt, arbeidsdeling is te ver doorgeschoten. Zo ver dat het democratieën flink heeft aangetast en uitgehold. De wereld na Oekraïne is er voor hem eentje waarin landen selectief kijken welke economische sectoren ze nog mondiaal willen vormgeven, en welke er weer lokaler ingericht en opgetuigd moeten worden.

‘Globalisering vaart er wel bij zo veel mogelijk mondiale arbeidsdeling te hebben, waarbij landen enkel produceren waar ze het allerbest in zijn’, zegt Djaïz. ‘Het is een economische lens om naar de wereld te kijken, gebaseerd op de dominantie van de VS. Het tilde de laatste decennia veel mensen, voornamelijk in Azië, op uit de armoede. Maar miljoenen stabiele arbeidersplaatsen, van de zogenoemde middenklasse, verdwenen erdoor uit Europa. De ongelijkheid tússen landen nam af, maar bínnen landen groeide die juist.’

De wereld na Oekraïne

De invloed van de Russische inval in Oekraïne strekt veel verder dan de regio. Opeens vormt het Westen weer een blok tegenover het Oosten. De oorlog heeft de EU tot daadkracht aangezet, heeft de Navo weer relevant gemaakt en zorgt er ook voor dat de wereldwijde voedselvoorziening opnieuw hoog op de agenda staat. De komende weken interviewt De Groene Amsterdammer wetenschappers en denkers over de geopolitieke toekomst.

En dus moeten landen volgens Djaïz weer scherper selecteren welke strategische economische sectoren op een andere plek moeten worden opgetuigd. Cruciale medicijn- en vaccinproductie, bijvoorbeeld, heeft hij het liefst dicht bij huis. Maar ook essentiële voedings- en energievoorziening laat hij liever niet aan de moordende concurrentie op de wereldmarkt over, die leidt tot bodemprijzen, draait op uitbuiting en wankelt bij internationale conflicten als de oorlog in Oekraïne. Selectieve vertraging dus, waardoor sommige sectoren (voor Frankrijk zijn dat bijvoorbeeld de luxegoederen, maar ook IT en de wetenschap) hun topsnelheid kunnen behouden.

Waarom moeten we juist nu, in een tijd waarin veel conflicten en crises grensoverschrijdend zijn, weer kijken naar de natiestaat?

‘De natiestaat is de enige actor die zijn burgers effectief kan beschermen tegen de uit de hand gelopen globalisering. De staat is de enige die het kapitalisme met zijn bijkomende hyperconcurrentie kan vertragen en beteugelen. Vanwege een ernstige denkfout werd de natiestaat de afgelopen decennia veelal gezien als niet meer dan een geografisch gegeven, of erger nog, als een technocratisch instrument. Als gevolg daarvan werd de natiestaat grof ondergewaardeerd.’

David Djaïz (1990), op flipflops, met een hippe bril met gouden montuur, werkt als hoge ambtenaar op het Franse ministerie van Financiën, doceert aan Sciences Po en is daarnaast essayist. Hij werd geboren in de ‘provincie’ en doorliep in Parijs elitescholen als de École normale supérieure en de École nationale d’administration (grofweg hetzelfde parcours als de jonge Emmanuel Macron). Hij studeerde politieke filosofie aan Princeton University. Na zijn debuut La guerre civile n’aura pas lieu (De burgeroorlog zal er niet komen, 2017) over de ‘autochtone’ islamterroristen brak hij voorzichtig door tot het Franse intellectuele firmament met Slow Democracy (2020), waarin hij op een erudiete manier probeert oplossingen te vinden voor de sluimerende maatschappelijke problemen die onder andere maakte dat de gele-hesjesbeweging ontstond.

Maar pas op, Djaïz vervalt niet in nationalisme. Hij pleit geenszins voor een ‘soevereiniteitsrevolte’, geen eigen-volk-eerst-mentaliteit. We moeten ons niet verschansen in het dorp van Asterix, of dagdromen over de decennia na de Tweede Wereldoorlog toen economische groei bijna een natuurwet leek. Nee, hij geeft eerder een pragmatische analyse: sommige zaken kunnen nu eenmaal beter nationaal of regionaal geregeld worden. ‘Globalisering is kapot, maar de-globalisering of agressief nationalisme zijn niet het antwoord.’

Onderwaardering valt niet alleen de natiestaat ten deel. Een groot deel van de Franse boosheid op straat komt ook voort uit onbegrip en onderwaardering op individueel niveau. Terwijl Djaïz Slow Democracy schreef, sloegen de gele hesjes vaak letterlijk terug tegen het establishment. ‘De fabriekswerker die vroeger hielp bij het in elkaar zetten van Renaults, scant nu pakjes van Amazon in een distributiecentrum’, zegt hij. ‘De oude chef-kok in een Parijse buitenwijk fietst nu rond met een vierkante box met fastfoodmaaltijden op zijn rug. De boer produceert nu noodgedwongen op een zo kostenefficiënt mogelijke manier voor de wereldmarkt, die hem dwingt tot schaalvergroting. Allemaal plaatsgebonden jobs helemaal aan het uiteinde van de keten, veelal op korte en flexibele contracten voor buitenlandse werkgevers. Een “vertraging” van de economie met meer lokaal ingerichte productieketens moet de solidariteit tussen stad en periferie herstellen. Zingeving als wapen tegen het populisme, dus.’

Het vraagt om een nieuw model, dat Djaïz uiteenzet in zijn recentste boek, Le nouveau modèle français (2021). Daarin probeert hij zijn vinger achter het Franse verval van de afgelopen jaren te krijgen: een haperende economie, een onthechte samenleving, een verzwakte democratie, het is het resultaat van een ouderwets sociaal contract dat niet langer beantwoordt aan de kenmerken van de hedendaagse geglobaliseerde, extreem verbonden en snel opwarmende wereld. ‘Er zijn geen basisprincipes meer waar we ons allemaal achter scharen. Het sociale contract van na de Tweede Wereldoorlog – een volle overtuiging in de democratie, snelle industrialisatie, stevige sociale zekerheid – is er niet meer. We moeten weer op zoek naar een gedeelde basis, ideeën waar we ons allemaal in kunnen vinden.’

‘Het klimaatproject is een aangrijpingspunt om democratie opnieuw uit te vinden’

Omdat democratie nog altijd een nationale aangelegenheid is, kregen regeringen de zware taak de ongelijkheid die ontstond als gevolg van de globalisering in de jaren tachtig en negentig weer recht te trekken. Maar tegelijkertijd, zo schetst Djaïz in Slow Democracy, verloren ze daar de middelen voor. Stap voor stap werden er beslissingsbevoegdheden afgesnoept van democratisch gekozen overheden en neergelegd bij ongekozen instanties, als ware het een ‘geruisloze overrompeling’. Zo werden er in veel landen concurrentiewaakhonden opgetuigd die onafhankelijk van de politiek vrijhandel moesten waarborgen en werd er voor monetair beleid meer en meer gestuurd op het advies van centrale bankiers.

Er ontstond een geheel aan instellingen, regelgeving en publiek beleid dat náást de democratische regeringen en parlementaire structuren een bestendige vorm kreeg. Een soort ‘losse ledematen van het staatslichaam’ die zich op alle drie de delen van Montesquieu’s trias politica bevinden – ze schrijven beleid, voeren uit en leggen in geval van overtreding boetes op. Was er economische voorspoed, dan merkte je niks van deze verschuivingen. Maar stortte het kaartenhuis deels in, zoals gebeurde tijdens de bankencrisis van 2008, dan wendden burgers zich steevast tot hun overheid en niet tot deze instellingen, die vaak uit het zicht van de publieke hoon bleven.

Het creëerde een voedingsbodem voor populisten. Die claimen volgens Djaïz onterecht dat ze wél iets kunnen veranderen. Dat ze wél op de juiste knoppen kunnen drukken om lasten van de bevolking te verlichten, het liefst langs identitaire scheidslijnen. Dat ze met autoritaire of technocratische alternatieven de als bedreigend beschouwde globalisering kunnen bevechten. Terwijl ook zij gebonden zijn aan de beperkingen van de liberale wereldorde. ‘Wat ze in feite voorstellen’, zegt Djaïz, ‘is een democratie zonder rechtsstaat.’

David Djaïz © Olivier Marty / Allary Editions

Terwijl Djaïz praat over hoe de Franse left behinds als gevolg van de globalisering richting de politieke polen werden gedreven, houdt een deel van het terras even collectief de adem in. Éric Zemmour loopt langs, zonder beveiliging, in een casual donkerblauwe polo. April dit jaar strandde de nu ietwat iel ogende schrijver met zeven procent van de stemmen als vierde in de eerste Franse verkiezingsronde. Maar zijn deelname verruwde de toon van het debat flink. Hij pleitte onomwonden voor een terugkeer naar het witte en katholieke Frankrijk van de decennia na de Tweede Wereldoorlog, de Trente Glorieuses. Anti-woke, anti-immigratie.

In zekere zin verlangt ook u terug naar die naoorlogse periode, met meer slagkracht voor democratische regeringen en minder ongebreidelde globalisering. Wat maakt jullie verschillend?

‘Een samenleving heeft behoefte aan evenwicht en verdeling. Maar de logica van globalisering, gebouwd op arbeidsdeling en efficiëntie, zorgt voor scheefgroei. Door het in stand houden van die disbalans geef je de sleutel aan populisten als Zemmour, die op de bühne klimmen en zeggen: ik zal het wel even regelen. Zijn politiek is gebaseerd op verdeeldheid. We moeten juist de slaphangende draden van de wederkerigheid en solidariteit die ons binnen de nationale gemeenschap kunnen verbinden opnieuw aantrekken.’

Zemmour bleek niet het stemmenkanon dat werd gevreesd, Marine Le Pen legde het in de tweede verkiezingsronde opnieuw af tegen Emmanuel Macron. Is daarmee de populistische dreiging geweken?

Djaïz wijst naar een gebouw aan de overkant van de straat dat in de steigers staat: ‘Een metafoor voor de campagne van Zemmour. Still under construction. Hij is bezig een partij vorm te geven, maar het gaat hem niet lukken.’

Djaïz’ analyses beperken zich niet tot Frankrijk. Het duurde even, de nieuwbakken Duitse bondskanselier Olaf Scholz was duidelijk aan het worstelen met de oorlogssituatie en moest nog groeien in zijn rol, maar op 27 februari kondigde hij aan dat Duitsland honderd miljard euro extra in zijn Bundeswehr gaat stoppen – meer dan twee procent van het bruto binnenlands product. ‘Een enorme koerswijziging, die vóór Oekraïne ondenkbaar was.’

Europa loopt volgens Djaïz voorop met het onderkennen van het klimaatprobleem, maar loopt hopeloos achterop wanneer het gaat om geopolitiek inzicht. ‘De oorlog in Oekraïne leert ons dat geopolitieke problemen belangrijker zijn dan economische problemen. We laten een wereld achter ons waar alles draait om het verminderen van de kosten.’

Is er in een wereld met meer regie voor natiestaten, kortere, regionale productieketens en een verstrekkendere democratie wel ruimte voor een ambitieus Europees project?

‘De slaphangende draden van de wederkerigheid en solidariteit moeten we opnieuw aantrekken’

‘Het probleem van de EU is dat het altijd een project was dat voornamelijk over de interne markt ging, geobsedeerd door vrije handel, vrij verkeer van goederen en vrije competitie. Nu pas leert het te dealen met een wereld waarin geopolitieke rivaliteiten en imperialisme de dienst uitmaken. Het Duitse model gedijde bij de efficiëntie van de markten. Laaggeprijsde spullen geïmporteerd uit China, goedkope energie uit Rusland, het buitenlandbeleid afgestemd op de VS. Complete afhankelijkheid van de rest van de wereld. Dat model is nu niet meer houdbaar, Russisch gas wordt langzaam afgesloten, China richt zich meer op de interne markt en het is afhankelijk van wie er in het Oval Office zit of er met de VS te werken valt. Het Franse model gebaseerd op energiesoevereiniteit door middel van eigen kerncentrales en een focus op binnenlandse productie en consumptie werd lange tijd hevig bekritiseerd. Onterecht, blijkt nu.’

Als de wereld zo’n geopolitieke slangenkuil is zoals u schetst, hebben Europese landen elkaar juist nu, met een oorlog aan de rand van ons continent, dan niet meer dan ooit nodig?

‘Het grappige is: fervente pro-Europeanen noemen me een soevereinist, omdat ik het heb over de natiestaat. Anti-Europeanen zeggen: jij bent Europeaan, want je praat over Europa. De natiestaat en Europa moeten elkaar aanvullen. De natiestaat is er om een nieuw sociaal model te ontwikkelen. Terwijl Europa er is om tegenwicht te bieden tegen het internationale bedrijfsleven, om de opwarming van de aarde tegen te gaan, om geopolitiek te bedrijven richting ondemocratische machtsblokken als Rusland en om de Europese waarden in de wereld te laten weerklinken. De EU verlegt langzaam haar strategie van het vastklampen aan de vrije markt naar een meer op waarden gerichte gemeenschap.’

Niet alleen in Parijs is het ongenadig warm midden juli, ook in het zuiden van Frankrijk, waar Djaïz opgroeide, worden hoge temperaturen gemeten. In Agen, een kleine pruimenstad aan de rivier Garonne, tussen Bordeaux en Toulouse, wonen zijn ouders. Zijn vader migreerde oorspronkelijk als aardrijkskundestudent uit Algerije, en werd al liftend in de omgeving van Bordeaux opgepikt door zijn moeder. ‘In een split second besloot ze hem mee te nemen. Ik zou er niet zijn geweest als ze die avond niet gestopt was. Wat als ze haar aandacht ergens anders had? Het is fascinerend om op die manier te denken.’

Djaïz is er duidelijk niet gerust op wanneer hij spreekt over zijn geboortestreek. Bosbranden grijpen er om zich heen. De heat map die hij op de dag van het gesprek post op zijn Instagram-pagina laat weinig aan de verbeelding over. Het hele Europese continent is rood gekleurd. ‘Soms ben ik bang dat we een catastrofe naderen.’

Daarin is hij niet alleen. In zijn klaslokalen aan Sciences Po heeft Djaïz studenten uit allerlei hoeken van de wereld. Hij merkt dat ze jaar na jaar angstiger worden. De Greta-generatie ziet het door de aanhoudende conflicten en de rappe klimaatverandering steeds minder zitten, ze zijn ‘eco-anxious’. ‘Sommigen verlaten zelfs de samenleving, ze trekken zich terug in micro-samenlevingen. Maar dat is egocentrisch. Het helpt ons niet verder.’

Wat wel?

‘Ik wil niet vervallen in morele of religieuze methoden. Om die eco-anxiety te bestrijden moeten we het wat dichter bij het hoe brengen. Het wat is de grootte van de klimaatuitdaging, die hebben we inmiddels vrij helder in kaart kunnen brengen. Het hoe zijn de concrete handen en voeten die we eraan geven. Vandaar mijn baan bij het Franse ministerie van Financiën. Ik wil graag onderdeel zijn van de plek waar de beslissingen genomen worden. Dat helpt me met het krijgen van begrip van de situatie. Veel filosofen, denkers en sociale theoretici blijven weinig praktisch, weg van de realiteit. Pragmatisme is mijn interessegebied. Zo dwing ik mezelf theorie te koppelen aan de alledaagse praktijk.’

In Slow Democracy schrijft u dat klimaatverandering de potentie heeft om het fundament te zijn van een nieuw sociaal contract. Hoe werkt dat? Vormen democratische compromissen niet per definitie een vertraging in het behalen van de gestelde klimaatdoelen?

‘Het is kortzichtig om te proberen compromissen te vermijden, die zijn juist nodig om iedereen aan boord te houden. Om een democratische natiestaat goed te laten functioneren heb je een soort gedeeld geloof nodig. Vroeger waren de idealen van vrijheid en democratie een verbindende factor, maar de-industrialisatie en klimaatverandering hebben de situatie ingrijpend veranderd. Klimaatverandering kan de basis zijn voor een nieuw politiek project. Een goed voorbeeld is het isoleren en energiezuinig maken van huizen. Een hels karwei, door heel Europa, dat met steun van landen op veel grotere schaal zou kunnen worden aangepakt dan nu gebeurt. Op die manier creëer je op lokaal niveau werk voor vaklieden, waardoor zij hun professionele trots kunnen hervinden. Nu zijn mensen vaak veroordeeld tot precair werk.’

Dat soort grootschalige projecten vragen toch om stevige sturing van bovenaf?

‘Op dit punt is het goed zo helder mogelijk te zijn, vooral tegen al diegenen die menen dat het milieubeleid te belangrijk is om aan democratische besluitvorming over te laten. In werkelijkheid hebben het milieu en de democratie elkaar nodig, omdat alleen een actief democratisch besluitvormingsproces iedereen voldoende verantwoordelijkheidsbesef kan bijbrengen. Om de uitdagingen van de tragedy of the horizons, het probleem dat we klimaatverandering nog niet goed genoeg merken om er voldoende aan te willen doen, het hoofd te bieden, is het simpelweg meer dan ooit nodig dat burgers de controle terugkrijgen. Klimaatverandering stop je niet met het schuiven met geld en regeren per decreet. Top-down-maatregelen werken vaak averechts, zo laat de gele-hesjesbeweging zien. Het Chinese model, eco-autoritarisme, daar geloof ik niet in. Het klimaatproject is een aangrijpingspunt om democratie opnieuw uit te vinden.’

Tijdens het gesprek hupt Djaïz steeds van de ene op de andere gedachte, van de angst voor bosbranden, de malaise die de oorlog in Oekraïne met zich meebrengt en de aanstaande klimaatcatastrofe naar een rotsvast geloof in de toekomst. Weemoed naar het verleden en wanhoop over wat komen gaat wisselt hij af met daadkrachtige vergezichten. Binnen een paar minuten schakelt hij van een er-is-toch-niks-meer-aan-te-doen-mentaliteit naar zijn nieuwe project, een boek waarmee hij handen en voeten wil geven aan nieuw beleid dat ons dichter bij het bereiken van de klimaatdoelen moet brengen, ‘het vereist een heel nieuw bestuurskundig alfabet’. Hij besluit: ‘Tegen het pessimisme van het verstand hebben we niets beters te stellen dan het optimisme van de wil.’