Een deinende mensenmassa begeeft zich op zondag 15 maart in kanariegele T-shirts en met groengeel geverfde wangen over de Avenida Paulista in hartje São Paulo. ‘Weg Dilma, weg PT!’ roepen ze, en: ‘Onze vlag zal nooit rood zijn!’ Fluitjes en toeters worden grif gekocht en verhogen de bijna feestelijke sfeer van ‘wij tegen zij’.

In heel Brazilië gaan veel mensen de straat op, maar nergens zoveel als in São Paulo. Hier protesteren honderdduizenden tegen president Dilma Rousseff en de regerende arbeiderspartij PT. Enkelen roepen op tot impeachment, vanwege een groot corruptieschandaal in staatsoliebedrijf Petrobrás, aanleiding van de protesten. Er zijn uit Petrobrás vermoedelijk miljarden weggesluisd naar de PT en de coalitiepartijen. In een onderzoek van de federale politie, bijgenaamd Car Wash, worden alle contracten van het staatsbedrijf tegen het licht gehouden en klikakkoorden gesloten met betrokken ondernemers en voormalige directeuren van Petrobrás. De procureur-generaal heeft opdracht gegeven tot een gerechtelijk onderzoek tegen 47 politici. President Dilma en haar voorganger Luiz Inácio Lula da Silva zijn vooralsnog – formeel – buiten schot gebleven.

Onder veel Brazilianen bestaat grote onvrede over de PT, die al twaalf jaar aan de macht is. In oktober 2014 werd Dilma slechts op het nippertje herkozen. Op de politieke kaart van het land is het (arme) noordoosten nog ‘rood’ gekleurd, maar in het zuiden won Dilma’s tegenstander, de sociaal-democratische Aécio Neves, aangeduid met ‘blauw’.

São Paulo is blauw. Tenminste, de rijken en de betere middenklasse zijn blauw. In de arme periferie van de stad heerst de PT vooralsnog. Maar de welgestelde burgers uiten hun bezwaren tegen de sociale politiek van de arbeiderspartij steeds duidelijker. Ze vinden dat sociale uitkeringen voor de allerarmsten en een hoger minimumsalaris van hun geld betaald worden.

Het rechtse protest wint al enige tijd aan kracht. ‘Rechts’ staat in Brazilië traditioneel voor conservatief (tegen abortus, vóór de doodstraf en tegen homoseksuelen) en sinds de voormalige dictatuur ook voor heulen met de vijand. De militairen, die in 1964 met een coup de macht overnamen van de linkse president João Goulart om in hun ogen het land te redden van het ‘communisme’, werden namelijk gesteund door rechts.

Rechts wordt door velen nog steeds vooral gezien als fout, maar sinds kort wijst een groeiend aantal bewegingen dit predikaat af. ‘Kom uit de kast, je hoeft je niet te schamen dat je werk en geld hebt. Jullie zijn geen kindermoordenaars. Begin maar eens te denken dat jullie niet door en door slecht zijn.’ Met deze woorden richtte de filosoof Luiz Felipe Pondé zich tijdens de afsluiting van 2014 voor O Novo, een liberale partij in wording, met een guitige blik tot het publiek, dat met lachsalvo’s zijn speech tegen de linkse politieke correctheid in Brazilië aanhoorde. O Novo zal de eerste partij in Brazilië zijn die zich sinds de militaire dictatuur (1964-1985) ‘rechts’ durft te noemen, al is het nog met een slag om de arm. Pondé: ‘De grootste leugen over de militaire dictatuur is dat de dictatuur slecht is geweest voor links. Integendeel: de dictatuur was alles wat links nodig had.’

Het zijn vooral jonge Brazilianen die zich sinds kort rechts durven noemen. Hun gemeenschappelijke uitdaging is om de arbeiderspartij haar morele superioriteit van de armoedebestrijding (met het uitkeringsstelsel ‘Bolsa Familia’ voor de armste families en een hoger minimumloon) te ontnemen. Rechts wil ook ‘het goede voor allen’.

‘Maar dat moet dan via hard werken en gelijke kansen voor iedereen’, benadrukt Ricardo Salles (39), advocaat en met een aantal vrienden oprichter van de beweging Endireita Brasil (zoiets als Rechttrekking Brazilië). Salles schaart zichzelf in de conservatieve hoek van rechts. Hij is tegen het homohuwelijk, abortus en drugsgebruik, maar zegt anderzijds dat dergelijke morele kwesties ‘de liberale zaak’ niet in de weg mogen zitten: ‘We moeten kijken naar wat ons verenigt. We kennen elkaar van school, uit de familiekringen. Een van mijn vrienden zit tussen de oprichters van O Novo. Hij is vóór legalisering van drugs.’

In 2006 richtte Salles Endireita Brasil op: ‘We voelden ons niet door de politiek van het moment vertegenwoordigd en zijn daarom met verschillende politici gaan praten, maar niemand durfde onze liberale vlag te hijsen. Dat was voor een aantal van ons reden om O Novo op te richten. Anderen, zoals ik, werken vanuit al bestaande politieke partijen om onze ideeën naar buiten te brengen.’

‘Als fascisme en liberalisme allebei rechts zijn, dan klopt er iets niet. Die twee hebben niets met elkaar te maken’

Endireita Brasil organiseert jaarlijks een belastingvrije benzinedag naar het voorbeeld van de Noord-Amerikanen. Het is een protest tegen de hoge belastingen in Brazilië (‘42 procent van het bnp!’). Endireita Brasil geeft die dag met steun van grote bedrijven de consumenten bij de tank het ‘te veel’ betaalde belastinggeld ‘terug’.

Salles: ‘Dat is altijd een groot succes. De staat moet in onze ogen veel kleiner worden. We moeten alle staatsbedrijven privatiseren, veel meer samenwerking aangaan met bedrijven in de aanleg van infrastructuur en de Centrale Bank moet autonoom worden. De staat moet vooral een regulerende functie krijgen.’ Hij heeft een hekel aan de manier waarop de regering de laatste jaren verschillende minderheden heeft gesteund, waarmee ze een verdeel-en-heerspolitiek zou voeren: ‘De PT heeft ingezet op de verschillen. Zoals met quota voor zwarte Brazilianen in overheidsdienst en op universiteiten, speciale politiek voor homoseksuelen, indianen… Daarmee hebben ze sociale spanning gecreëerd om politieke winst te behalen. Die minderheden hebben weliswaar altijd al bestaan, maar nu proberen die groepen de regering zo veel mogelijk geld te ontfutselen. Maar de wet zegt: gelijke kansen voor iedereen.’

Meer Braziliaanse jongeren zullen zichzelf als liberaal gaan ontdekken, is de verwachting van Salles. De rechtenstudent José Nunes (21) ging hen voor en is lid van de liberale studentenbeweging Studenten voor de Vrijheid (epl). Nunes leerde op zijn zestiende de werken van de liberale denker Milton Friedman (1912-2006) kennen, vertelt de jonge student in strak gestreken overhemd: ‘Ironisch genoeg dankzij een film van de linkse Michael Moore, waarin Friedman wordt opgevoerd. Toen viel er een kwartje bij mij en ben ik me in het liberalisme gaan verdiepen, nog vóór ik naar de universiteit ging.’

Nunes ziet zichzelf als een minderheid op de Universiteit van São Paulo: ‘Ik denk dat de epl op de rechtenfaculteit uit zo’n veertig studenten bestaat, tussen honderden eerstejaars. We worden weliswaar grotendeels genegeerd, maar roepen met onze studiegroepen ook belangstelling op.’

Margaret Thatcher en Ronald Reagan zijn Nunes’ persoonlijke voorbeelden: conservatief, met christelijke waarden en vóór individuele verantwoordelijkheid en vrijheid. Maar Nunes houdt niet van het label rechts: ‘Als fascisme en liberalisme allebei rechts zijn, dan klopt er iets niet. Die twee hebben niets met elkaar te maken. In Latijns-Amerika is rechts te veel gekoppeld aan de dictaturen.’ In tegenstelling tot veel neoliberalen ziet Nunes de PT-regering niet als het grote kwaad. Hij gelooft eerder dat de corruptie, zoals die de laatste tijd aan het licht is gekomen, te wijten is aan ‘inherente problemen van het huidige politieke stelsel’.

In een column voor de krant Folha de S.Paulo schreef filosoof Pondé dat rechtse jongeren in Brazilië vooral lijden onder het feit dat hun discours over marktwerking niet ‘sexy’ is. Meisjes (vanuit een soortement van irrationele barmhartigheid van nature links, volgens Pondé) zouden worden weggejaagd. Herkent Nunes dat probleem? ‘Ik geloof het niet’, zegt hij lachend: ‘Ik ken heel wat libertijnen die veel meisjes versieren. Ik heb zelf nog nooit een socialistisch vriendinnetje gehad, maar ik zie dat niet als onmogelijk. Wie is baas over zijn hart?’

Gezien de grote sociale achterstanden in Brazilië is de liberale Nunes wel voor een soort overgangsperiode naar een liberale staat, waarin iedereen gelijke kansen heeft: ‘Friedman was bijvoorbeeld voor een “negatieve belasting”, waarmee je een soort minimuminkomen voor de armste mensen kunt garanderen. In het onderwijs kun je een soort bonnen verstrekken aan de armste mensen, zodat ze naar school kunnen, maar wel weten wat het kost.’

Helio Beltrão (47), oprichter van het virtuele instituut Von Mises (vernoemd naar de Oostenrijkse liberale denker Ludwig von Mises, 1881-1973) is een ‘oudere jongere’ onder de Braziliaanse liberalen. Zijn missie is om de groep ‘vrijheidsdenkers’ groter te maken: ‘Ik kom net terug uit Rio de Janeiro waar ik sprak voor een groep die ik tips moest geven om met alle vooroordelen om te gaan, zoals “liberalen hebben geen hart, willen iedereen vermoorden, houden van militairen”. Wij houden helemaal niet van militairen. Wij zijn tegen verbieden en dus vóór het homohuwelijk, vóór legaliseren van drugs en voor bescherming van intellectueel eigendom.’

‘We zijn tegen staatsbedrijven als de post en Petrobrás, die er vooral zijn om de kas van de regeringspartijen te spekken’

Deze vrijzinnige liberale stroming groeit het snelst, volgens Beltrão: ‘Toen ik in 2008 begon, paste onze groep nog in een Volkswagen-busje. Nu zijn we met duizenden. Mijn site trekt 25.000 bezoekers per dag, voor tachtig procent mannen, tussen de 16 en 25 jaar, merendeels studenten economie, rechten en sociale wetenschappen.’

Jongens die veel geld willen verdienen? ‘Niet per se’, volgens Beltrão: ‘Het gaat ons om een utopische visie. Brazilië is een van de meest gesloten economieën ter wereld. Daar hebben armen altijd de rekening van betaald. Wij geloven in een liberale wereld, die stapje voor stapje bereikt kan worden. Dát trekt de jongeren aan.’

Hij is een ‘elftal aan het opzetten’, vindt Beltrão: ‘Net als in het communisme – zij hebben Marx – hebben wij sterke denkers in het doel, zoals Mises en Friedman. In de verdediging zijn we zwak. We hebben nog maar weinig Braziliaanse denkers. Op het middenveld, waar intellectuelen en artiesten spelen, zijn we ook kwetsbaar. Zij hebben de linkse zanger Chico Buarque. Daar kunnen we echt niemand tegenover stellen. Onze columnisten zijn ook nog zwak. Maar we hebben wel goede aanvallers, met heel goede argumenten. We zijn hard aan het trainen. Als we eenmaal een goed team hebben, zullen we de nodige politici aantrekken.’

De partij O Novo is te vroeg geboren, volgens Beltrão. Punt is inderdaad dat zich nog geen kandidaat heeft gemeld. Maar volgens een van de oprichters, Marcos de Alcântara Machado (35), financieel analist, werd het na vier jaar handtekeningen verzamelen tijd: ‘Wie namens onze partij wil uitkomen, moet zich houden aan ons programma. Wij moeten als een soort keurmerk dienen: de kiezer weet straks bijvoorbeeld dat onze kandidaten niet eindeloos herkozen kunnen worden.’

De arbeiderspartij heeft de tegenstelling democratie versus dictatuur geframed, meent Machado, ‘waarbij links de democratie vertegenwoordigt en dus goed is. Vandaar dat we het label rechts willen vermijden. Je mag ons noemen zoals je wilt. Wij staan voor de huidige onvrede. Begrijp me goed. We zijn niet tegen de goede ambtenaar. Die is hartstikke belangrijk, zeker in het onderwijs. Daarin heeft de staat een heel belangrijke rol. Maar we zijn wel tegen staatsbedrijven als de post en oliebedrijf Petrobrás, die er vooral zijn om de kassen van de regeringspartijen te spekken. Dat zal de kiezers overtuigen. “Che Guevara is passé hoor”, zei een gids in Moskou ons toen zij hoorde dat onze groep uit Brazilianen bestond. Ik geloof dat ze gelijk heeft.’

De linkse econoom Fernando Nogueira verwelkomt het politieke debat dat is ontstaan met de opkomst van de rechtse jongeren. Hij ziet dat het niet alleen schreeuwlelijkerds zijn die de dictatuur terug willen. Nogueira: ‘Een deel is democratisch en heeft een legitieme politieke agenda.’

Wat de hoogleraar van de Universiteit van Campinas wel zorgen baart is wat steeds meer jongeren ertoe beweegt om zichzelf rechts te noemen. ‘Toen ik jong was, in de jaren zeventig, kon ik me niet voorstellen dat een linkse partij als de PT in Brazilië ooit aan de macht kon komen. De dictatuur ligt nog maar heel kort achter ons, maar in de tussentijd hebben we al verscheidene democratische verkiezingen gehad. Dankzij de verkiezing van de PT in 2002 heeft het arme Brazilië een stem gekregen. Steeds meer mensen zijn gaan studeren. Een nieuwe, lage middenklasse is opgekomen en dat heeft kwaad bloed gezet. Niet alleen onder de rijke middenklasse, die zich in haar privileges bedreigd ziet, maar ook onder jongeren die hun verwachtingen niet zagen waargemaakt.’

De protesten komen volgens Nogueira vooral voort uit frustratie. ‘Uit het feit dat ons onderwijs nog zo slecht is. Dat dromen niet worden waargemaakt. Zo iemand is op zoek naar een zondebok. Het is de schuld van de regering, van “twaalf jaar onder links”.’

Advocaat Ricardo Salles spuugt vuur als hij de mening van Nogueira voorgelegd krijgt: ‘We moeten af van die ideologische patrouillering door links. Het individu moet op de eerste plaats komen. Dáár geloof ik in.’


Beeld: (1) Brasilia, 15 maart. Demonstranten tegen de Braziliaanse president Dilma Rousseff (Reuters) (2) São Paulo, het financiële district São Bento (Francesco Stelitano / LU Zphoto / HH)