Een poosje terug was ik samen met Abiodun Oyewole, een van de oprichters van het legendarische Afro-Amerikaanse muzikale dichterscollectief The Last Poets, te gast bij een populair radioprogramma op BBC Four. Aanleiding was hun vijftigjarige jubileum én de lancering van de Engelstalige editie van mijn roman over de groep. De interviewer was allerhartelijkst, maar drukte ons op het hart dat het ‘N-woord’ ab-so-luut niet uitgesproken mocht worden op de nationale zender. Oyewole reageerde laconiek en toen het live gesprek begon verwees hij naar de belangrijkste klassieker van de groep als ‘So and So People Are Scared of Revolution’. Om vervolgens gepassioneerd uit te leggen wat het concept ‘nigger’ voor hem en The Last Poets destijds, toen hun eerste album uitkwam in 1970, betekende. ‘Die destructieve kracht huist niet alleen in onze gemeenschap maar in ieder van ons. Daarmee gingen we de strijd aan. Niggers Are Scared of Revolution. Voor “Revolutie” kun je ook “Verandering” lezen. Wil je iets veranderen in de machtsverhoudingen in de samenleving, begin dan bij jezelf.’ Het N-woord had hij inmiddels tig keer laten vallen. Oyewole eindigde zijn betoog met te zeggen dat Donald Trump de ‘grootste nigger van heel Amerika en omstreken’ is.

Het album Understand What Black Is van The Last Poets © AG/CAD Limited

Het tekent de inmiddels 71-jarige zanger en dichter, én het tekent de The Last Poets. Toen ze in 1968 als bijna-twintigers, op het hoogtepunt van de burgerrechtenbeweging in Amerika gingen optreden op straathoeken in Harlem, op campussen en tijdens demonstraties in de rest van het land, schokten ze niet alleen het witte publiek, maar ook hun zwarte achterban. Niggers love anything but themselves, dichtte Umar Bin Hassan, in een tijd dat Black is beautiful al een revolutionair statement was. Martin Luther King en Malcolm X waren net vermoord. The Last Poets waren jonge mannen uit de zwarte getto’s van Detroit, The Bronx, Akron, Ohio en Jamaica, Queens, hartstochtelijk op zoek naar een ander leven dan dat van hun ouders, die in hun ogen te beschadigd en te aangepast waren door racisme en uitsluiting. Geïnspireerd op de muziek van John Coltrane, de boodschap van Malcolm X en de glamour van The Temptations vonden ze hun artistieke vorm: performance poetry op het ritme van de conga, en die bleek al even grensverleggend.

Generatiegenoot David Bowie verklaarde in Vanity Fair dat hij het eerste album van The Last Poets had grijsgedraaid en dat de groep zijn grootste inspiratiebron was. Generaties artiesten als Public Enemy, A Tribe Called Quest, 2Pac, Ice-T, Common, Erykah Badu, Mos Def en, dichter bij huis, rappers als Akwasi en Ali B zeiden schatplichtig te zijn aan The Last Poets. ‘Godfathers of Hiphop’ worden ze liefkozend genoemd, al doet die kwalificatie hun als visionaire dichters geen recht. En nog altijd weten The Last Poets de vinger op de zere plek te leggen. Vorig jaar kwam hun jubileumalbum uit, Understand What Black Is. Tegen de huidige stroom in van het je terugtrekken en verdedigen van de ‘eigen identiteit’ zingzegt Oyewole: ‘It is not a color/ It is the basis of all colors/ It is not a complexion/ It is a reflection/ Of all complexions called human’. Onlangs verscheen het album Transcending Toxic Times, met nieuw én bestaand werk.

‘The Last Poets zijn een microkosmos van zwart Amerika’, zei Umar Bin Hassan toen ik hem en Oyewole in 2000 in Harlem ontmoette. Nooit eerder had ik mannen ontmoet die zo openhartig vertelden over hun leven en zichzelf, zowel de hoogtepunten, het wereldwijde succes als de onderlinge ruzies (de groep opereerde in wisselende samenstellingen), de drugs, het geweld en hun worsteling in relaties met vrouwen en kinderen. Al snel begreep ik dat hun gedichten uiterst persoonlijk waren. Dat elk beeld, elke metafoor, zijn oorsprong vindt in ervaringen, soms van lang terug. ‘You ain’t shit’, kreeg Umar als kind te horen. ‘Self-hatred wrapped up in a twisted, demented but well-controlled smile’, zou hij later dichten.

Umar Bin Hassan, Don Babatunde Eaton, Abiodun Oyewole en Christine Otten (v.l.n.r.) tijdens het Edinburgh Book Festival 2017 © Trevor Pake

Hij vertelde over zijn vader Sonny Huling, een briljant trompettist, maar gebrek aan kansen had hem aan de drank gebracht. Hij sloeg zijn vrouw en zoon soms in elkaar en hield nooit lang een baantje. Daardoor moest Umar als jochie voor de familie geld verdienen als schoenenpoetser in de hoerenbuurt. Op zijn elfde probeerde hij zijn vader met een mes te vermoorden. Net op tijd pakte moeder hem het mes af, maar de teleurgestelde blik in vaders ogen zou hij zijn leven lang niet vergeten. In This is Madness, een andere klassieker, klinkt het: ‘And I hear my mother’s voice rustling in the wind reminding me of/ The many times he tried to rape her of her Blackness/ But she with the strength of a panther, the swiftness of a cheetah, and the cunning of a lioness would not be caged up with the other lies that kept me from being totally free.’

Schatplichtig aan The Last Poets: Public Enemy, 2Pac, Ice-T, Mos Def, Akwasi, Ali B...

Toen Abiodun Oyewole hem op zijn negentiende vroeg wat hij als jongen uit de provincie had geleerd in de paar maanden dat hij in New York was om dichter te worden, antwoordde Umar zonder aarzelen: ‘Niggers are scared of revolution.’ ‘Schrijf het op’, zei Oyewole. In het studentenpension waar hij logeerde begon Umar zijn schriftje vol te pennen; de gedachten buitelden over elkaar heen, zowel de nieuwe indrukken van ‘al die verschillende soorten zwarten, moslims, Black Panthers, feministen, zwarte nationalisten’ die hij om zich heen zag als de herinneringen aan zijn vader en aan de stoere pooiers en hosselaars tussen wie hij was opgegroeid en de hoeren die hem liefde hadden gegeven én ingewijd in de seks. ‘Niggers act so coooool and slick/ Causing white people to say:/ What makes you niggers act like that?/ Niggers act like you ain’t never seen nobody act before/ But when it comes to acting out revolution/ Niggers say: “I can’t dig them actions!”/ Niggers are scared of revolution’.

Ergens zijn The Last Poets, ondanks hun macho uitstraling, feministen (al zouden ze lachen als ze dit lazen). Het geheim van hun succes en maatschappelijke impact is dat ze steeds het persoonlijke politiek wisten (en weten) te maken in hun werk. ‘But I’m a lover too, (…) I love niggers/ Because niggers are me/ And I should only love that which is me/ But there is one thing about niggers I do not love/ Niggers are scared of revolution’. Daarom gelóóf je The Last Poets; hun gedichten zijn geen pamflettistische bullshit maar écht. Geen enkele politieke beweging wist hen ooit in te lijven.

De gedichten van The Last Poets bleken bovendien groter dan henzelf, visionair. Ondanks hun zelfkritiek kwamen de dichters allemaal op enig moment in de problemen. Umar Bin Hassan en Felipe Luciano, een van de andere oprichters van de groep en leider van de Puerto Ricaanse Black Panthers, raakten verslaafd aan drugs; Oyewole zat in de gevangenis voor een overval op de Ku Klux Klan toen het eerste album uitkwam; mede-oprichter Gylan Kain vluchtte na gewelddadige ruzies met de andere dichters naar Europa; Jalal Nurridin, inmiddels overleden, was een periode hosselaar en David Nelson, bedenker van de naam The Last Poets, kreeg psychische problemen en trok zich terug in het huis van zijn zus. Niet toevallig viel die periode samen met de neergang van de zwarte (en linkse) beweging in de jaren zeventig en tachtig. En met de politiek van de Amerikaanse regering om de zwarte beweging te infiltreren, te elimineren en leiders om te brengen, het zogenaamde ‘Cointelpro’ van de fbi, bedacht en geleid door Edgar Hoover. Drugs overspoelden de Amerikaanse steden en zwarte buurten. The Last Poets raakten in de vergetelheid.

Totdat jonge rappers als Chuck D van Public Enemy, opgegroeid met de ontbijtprogramma’s van de Black Panthers en de muziek van The Last Poets, en bands als A Tribe Called Quest hun muziek begonnen te sampelen. Het was begin jaren negentig toen Umar zijn eigen poëzie op de radio hoorde, gesampeld in hiphopsongs van deze nieuwe bands. Hij werkte als kok en probeerde af te kicken van crack. Abiodun trad af en toe op als zanger en had een baan in het onderwijs. ‘Kom op Dun’, zei Umar toen hij na een afwezigheid van zo’n vijftien jaar ineens bij Oyewole op de stoep stond. ‘We hebben nog wat te zeggen man!’ Ze gingen weer optreden, schreven nieuw werk en namen albums op. ‘There is no easy thing in being the strength for the weakness and fear of words lost in the dreams and nights of Harlem our inspiration to leave and come back to in times madness and coke and jail.’ Gered door hun eigen poëzie.

Terwijl gangstarap (2Pac, Biggie Smalls, Ice Cube) groot werd en hiphop steeds verder commercialiseerde, werden The Last Poets ook steeds weer (her)ontdekt door jonge dichters, rappers en andere artiesten overal ter wereld. Vanwege hun tegendraadse, oorspronkelijke stemmen, maar vooral vanwege de vitaliteit die uit hun werk spreekt, de veerkracht en het vermogen om zichzelf steeds opnieuw uit te vinden, hoe groot de tegenslagen ook zijn, hoe guur het politieke klimaat ook is, de kunst lelijkheid steeds weer om te zetten in schoonheid. ‘To understand that everyman’s color wil not be his heart/ (…) To go inside yourself is where it must start. (…) But to leave a legacy that will long unfurl/ That ours too, was a struggle for a better world.’ Die impliciete boodschap maakt het werk van The Last Poets universeel en tijdloos.


Christine Otten schreef De laatste dichters, gebaseerd op de levens en het werk van The Last Poets. Vorig jaar verscheen de roman in de VS en Canada. Begin volgend jaar brengt de groep Urban Myth een muziektheaterstuk op de planken gebaseerd op De laatste dichters.

The Last Poets treden donderdag- avond 13 juni met het Metropole Orkest op tijdens het openings-programma. Op 14 juni worden ze geïnterviewd door Christine Otten.