Wie de nieuwe productie van de jonge toneelspelerstroep ‘t Barre Land (in samenwerking met Orkater), Entertainment, wil zien, moet naar de «hoofdstraat» van de Amsterdamse Westergasfabriek, waar Club de Ville is gevestigd. In de langgerekte hal staan fris getimmerde tribunes tegenover elkaar. De binnenruimte is voor de toneelspelers. Zij vieren een feestje, Charlotte en Charles zijn vijf jaar getrouwd. Dat is een teken des tijds: wederopbouwstellen en hun kroost begonnen pas te klinken en te hossen na twaalfeneenhalf jaar huwelijk («koperen bruiloft»), hun (klein)kinderen zijn al blij als ze het eerste lustrum een beetje ongeschonden halen. Het feest heeft dan ook meteen iets wrangs. Het jubilerende stel ziet elkaar bijvoorbeeld in het geheel niet staan, Charlotte begint te vozen met een aangetrouwd familielid, Charles loopt er een tikje slungelig bij. Verder is er een ongenode gast (Ron) die een reeks even beknopte als loze levenswijsheden op zijn repertoire heeft («Angst is goed») en meteen heftig wordt verleid door een bevallige blondine, die zichzelf als «Nieuwe Vormen, Nieuwe Tijden» (of omgekeerd, dat is me even ontschoten) aanprijst.
Gratis pilsjes worden tijdens de bingo verloot door de «Master of Ceremonies», een griezel met een vlinderstrik die voor enige commotie zorgt door een spel te spelen met één iemand uit het publiek. Hij zet die gimmick tamelijk ver door, maar kapt haar op het moment suprême op een botte en tamelijk laffe wijze weer af.
Geintje, bedankt!
Hoewel, was het wel een grap? En is Entertainment eigenlijk wel amusant? Ik kromp al meteen in elkaar bij de opening van Jacob Derwig (de griezel met de vlinderstrik) en zijn feestelijk bedoelde Master of Ceremoniesmonoloog: «Mensen, mensen, mensen» (en dat nog een keertje of vijftien) en daarna obligate mededelingen als «dat spelen het leukste is wat er is», zeker als je «een verhaal hebt dat dient als metafoor natuurlijk voor wat we eigenlijk willen vertellen, maar we houden het wel leuk». De auteur van deze jabbertalk heet Gillis van Biesheuvel en Jacob Derwig & zijn kornuiten zijn er maar mooi mee opgezadeld.
Een van de gouden regels van entertainment lijkt me dat je een genre pas kunt (mag?) parodiëren als je het genre zelf een beetje beheerst. Dan doen de dames en heren van ’t Barre Land in het geheel niet, zodat hun grappen en grollen goeddeels worden vermorst als de treurige zaadlozing in een opblaaspop.
Het Orkaterorkest onder leiding van Maarten Ornstein speelt een reeks mooie nummers; door mijn buurman (die er wel voor had doorgeleerd) samengevat als «funky jazz». De in vijf kwartier afgewerkte vertelling werd door het publiek gretig ingeademd, dus het zal mijn pesthumeur wel weer zijn geweest of mijn voor postmoderne humor volledig ongevoelige smaakpapillen.
Nee, dan De Hollandsche revue door de Firma Rieks Swarte. Een parade van revuenummers en ander uit de vorige eeuw bij elkaar gesprokkeld theateramusement, gebracht onder de subtitel Lach iedere dag! Ook alweer zo'n categorisch imperatief waar het publiek in de premièrezaal de tent compleet voor afbrak en waar ik naar zat te kijken als een schaap naar de bliksem. Misschien waren mijn verwachtingen vooraf te hoog gespannen, wat trouwens vrijwel altijd het geval is als spullenbaas en speelgoedtovenaar Rieks Swarte zijn bordkartonnen fantasie loslaat op vergeten uithoeken van de theatergeschiedenis.
De structuur van zijn voorstellingen is open en bloot, Swarte en zijn theatervrienden verbergen geen trucs in hun mouwen. Bovendien weet Swarte dat je een genre bloedserieus kunt reconstrueren. De parelwit gepoetste glimlach van de Master of Ceremonies, hier Wally Top geheten (een creatie van een van Swartes lievelingsspelers Ferdi Janssen) is in deze voorstelling echter van meet af aan zodanig áf dat het bijna griezelig wordt.
De Hollandsche revue breekt daar niet doorheen. Niet via de meezing-medley vol evergreens van Louis Davids en Lou Bandy. Niet door het ellenlange en melige «Visschersdrama» Als de plicht roept van ene Jack Bess. En al helemaal niet met de plotloze, dramatische schets van de Beierse cabaretier Karl Valentin, Familiezorgen geheten, hier nodeloos opgerekt tot op de grens van traag melodrama.
De structuur van de voorstelling is opnieuw open, we kijken langs het podium heen naar het gedoe in de coulissen een grap die een kwartier lang werkt en daarna futloos uitdooft. Mooi is de vertoning als er van alles bijna mis gaat, zoals de «Moppenpagina» van Ulli Fröbel, een aandoenlijke lach-of-ik-schiet-rol van Frank Houtappels, die voor het gesloten voordoek een reeks grappen moet debiteren die te luid wordt gesouffleerd. Of in het buikspreeknummer van Pedro Paella (Siem van Leeuwen), waarvan de kracht niet voldoende wordt uitgebuit omdat het voorbij is voor je het weet.
Ontroerend prachtig zijn de Texas Twins in Meneer Dinges weet niet wat swing is, maar daar vertrouw ik mijn eigen tranen niet meer omdat ik almaar de echo hoor van het duo Johnny & Jones die dat nummer in de jaren dertig beroemd maakten, voor ze in de jaren veertig wrange kleinkunstgeschiedenis schreven met hun Westerbork bal lade.
Waarom zijn Swarte & Co trouwens ge stopt bij de watergrens van die rotoorlog? Waar is het duo Snip & Snap uit de Sleeswijk Revue? Dat was zo'n raak nummer van Hans Thissen en Ferdi Janssen in Rieks Swartes voorstelling Het Panorama van de eeuw uit 1999, het was dus bij wijze van spreken «in voorraad». Misschien wilden Rieks Swarte & Co geen stijlbreuk, maar Walden & Muyselaar (de geestelijke vaders van de dames Snip & Snap) hebben toch juist een brug geslagen tussen het vooroorlogse en het wederopbouwamusement? Nu zien we te weinig echt goed materiaal, naast te veel vulsel, zoals de dierennummers (waaronder een melig vlooiencircus).
De echte theatergeschiedenis van het Hollandse amusement is deze maanden te bewonderen in het Theatermuseum aan de Amsterdamse Herengracht, in de tentoonstelling Koopman in illusies: Dertig jaar Joop van den Ende theaterprodukties. Die expositie is pure en onversneden nep. In een zaaltje ter grootte van een huiskamer zijn drie erkertjes van rood pluche gevuld wat heet: afgeladen met kostuums, programmaboekjes, scènefoto’s en affiches van drie Joop van den Ende-voorstellingen uit de sectoren toneel (Cyrano de Bergerac), musical (The Phantom of the Opera) en revue (André van Duin).
Willem Nijholt is gastheer en bekwaam interviewer in drie amusante videodocumentaires. Op kreukelige doeken zijn projecties te zien van scènes uit Van Duins pretmachines en Rostands romantische versdrama over de Franse held met de te grote neus. Maar zonder geluid! Guus Hermus als Cyrano zonder geluid, dat kan echt niet! «Kon niet anders», zullen de makers van de tentoonstelling tegenwerpen, «we hadden maar dat ene kleine rotzaaltje.»
Maar had dan ook een jaar gewacht, tot de «wandeltentoonstelling» Een huis vol stemmen (Orkater/J. Bernlef) is afgelopen (september 2001) en alle andere zalen van het Theatermuseum voor Joop van den Ende hadden kunnen worden vrijgemaakt. Als je de gewezen feestneuzenhandelaar de credits wilt geven die hij klaarblijkelijk verdient, doe het dan een beetje in stijl, groots en meeslepend. Dit is echt beschamend.
Een rommelzolder krijgt de publiciteit en de theaterhistorische aandacht die hij verdient. Dus kwam Van den Endes huisregisseur Eddy Habbema (inderdaad, broer van) weer eens opdraven met de bij zo'n misbaksel behorende onzin. Bijvoorbeeld dat «ome Joop» de acteur Ko van Dijk had gered uit de klauwen van de radicalen die in 1969 tomaten gooiden naar het gevestigde toneel. Wat onzin is: Ko van Dijk speelde de mooiste rollen in de herfst van zijn carrière in de jaren zeventig bij de Haagse Comedie, in Schakels van Heyermans (met Anne-Wil Blankers) en in Mooi weer vandaag van Storey (met Paul Steenbergen). En dat Joop van den Ende vervolgens in 1975 Ko van Dijk aanzocht als regisseur van Cyrano de Bergerac bleek een misgreep: Ko van Dijk wilde die rol eigenlijk zélf spelen, kon dat echter niet meer vanwege een zware heupblessure, en zorgde er zo als regisseur (ongewild en ongetwijfeld goed bedoeld) voor dat Guus Hermus’ tweede creatie van Cyrano geen schim meer was van zijn eerste die hij in de regie van Ton Lutz in het begin van de jaren zestig speelde. Bij het door Habbema nu zo bespuwde gesubsidieerde toneel.
Het zijn precies die nuanceringen die je mist op deze tentoonstelling die deze naam niet mag dragen. Joop van den Ende legde het povere karakter van dit eerbetoon in het Nos-journaal erg schattig eigenlijk nog verzoenend uit, met de onthulling dat hijzelf eigenlijk ook altijd erg zuinig is geweest.
In datzelfde journaal meldde Van den Ende dat hij zich nu vooral op toneel wil concentreren, het liefst een of meerdere Shakespeares. En let op mijn woorden, dat gaat nog minstens één grote klapper opleveren
Willem Nijholt, die zich er terecht over beklaagt dat hij door het gesubsidieerde toneel nooit wordt gevraagd voor serieuze rollen, gaat in 2004, als hij zeventig wordt, Shakespeare’s Koning Lear spelen, de eerste groot bezette Shakespeare in de vrije sector. De regisseur staat volgens mij ook al vast: Ivo van Hove, die dezer dagen in de stallen van Joop van den Ende debuteert als regisseur van de musical Rent. Want het was ere wie ere toekomt diezelfde Ivo van Hove die als enige en eerste toneelregisseur in het afgelopen decennium de gok aandurfde om Willem Nijholt een mooie (en weergaloos gespeelde) rol in een klassieker aan te bieden, Claudius in Hamlet (1993). En mocht Ivo van Hove het tegen die tijd te druk hebben met zijn nieuwe baan (Toneelgroep Amsterdam), dan zal Willem Nijholt er zeker in slagen om Joop van den Ende over te halen tot een nog grotere gok: Gerardjan Rijnders of Dirk Tanghe. We gaan het allemaal meemaken in 2004. En die tentoonstelling doet het Theatermuseum tegen die tijd nog maar eens over.
Liefst niet te dunnetjes.
Entertainment door ‘t Barre Land/Orkater speelt tot 30 september in Club de Ville, Westergasfabriek, Amsterdam. Reserveren: 020-6813068.
De Hollandsche revue door Firma Rieks Swarte speelt tot 4 november overal in Nederland en Vlaanderen. Speellijsten: www.toneelschuur.nl.
De tentoonstelling Koopman in illusies is te zien in het Theatermuseum, Herengracht 168, Amsterdam.