
Om een uur of zes ’s middags rijdt door de straten van Marinaleda stapvoets een auto met een megafoon op het dak. ‘Mañana se trabaja en El Humoso’, krijgt het dorp te horen. ‘Morgen wordt er gewerkt in El Humoso.’
Zo communistisch voelde Marinaleda nog niet eerder. De megafoon, de gelijke arbeid voor iedereen. Op de muur van het sportcomplex even verderop is de knapste telg van het socialisme, Che Guevara, afgebeeld. De megafoonauto rijdt er voorbij. ‘Mañana se trabaja en El Humoso.’ Alsof het een spreuk is die het communisme in een paar woorden samenvat.
Het werk lag een paar dagen stil door de regen. Maar nu is het zonnig en kan de olijvenoogst worden hervat. De mannen zullen morgen de olijven weer met hun lange stokken uit de bomen slaan, geholpen door een machine die de bomen door elkaar schudt. En de vrouwen, gekleed in legging en geblokt overhemd, zullen de netten wegslepen waarop de olijven vallen.
Marinaleda, de hoop van links. Er is vaak geschreven dat hier volledige werkgelegenheid heerst. En ja, op een zonnige dag in december kan dat kloppen. Tijdens de olijvenoogst is er genoeg werk voor het hele dorp. Ze kunnen allemaal terecht bij coöperatie El Humoso.
De rest van het jaar kent ook Marinaleda werklozen. De officiële cijfers laten een werkloosheid zien van zeven procent. Dat is weinig in Spanje, waar gemiddeld twintig procent van de bevolking geen baan heeft. En nog veel uitzonderlijker voor Andalusië, de regio met de meeste werklozen.
Is Marinaleda een utopie, zoals de gemeente zichzelf noemt? Of is dit iets uit de vorige eeuw? Een vleugje nostalgie in een door kapitalisme beheerste wereld? Marinaleda (2700 inwoners, provincie Sevilla) werkt niet alleen anders dan andere dorpen, het leeft ook anders. Een huis kost vijftien euro in de maand. Het zwembad drie euro voor een heel zomerseizoen – geen onbelangrijke verworvenheid in een regio die de ‘braadpan van Spanje’ wordt genoemd. En welk dorp van 2700 inwoners heeft een uitgestrekt en lommerrijk stadspark?
Het is de verdienste van één man: Juan Manuel Sánchez Gordillo. Een authentieke vakbondsleider. Bij de eerste verkiezingen van democratisch Spanje, in 1979, werd hij gekozen tot burgemeester. Dat is hij sindsdien, steeds herkozen met absolute meerderheden.
In heel Spanje, en in linkse kringen ver daarbuiten, is Sánchez Gordillo bekend om het socialisme dat hij in praktijk brengt. Zijn faam reikt van China tot in de Verenigde Staten. Van een journalist meer of minder kijken ze hier niet op. Sinds het uitbreken van de economische crisis is de belangstelling toegenomen. Omdat de werkloosheid hier niet omhoog schoot, en ook omdat het kapitalisme bleek te kunnen falen.
Er is geen inwoner die de naam Sánchez Gordillo gebruikt. Ze hebben het over ‘de burgemeester’, of duiden hem simpelweg aan met ‘hij’. Ooit was dit het armste dorp van Europa, zeggen ze, of misschien het op één na armste. Sánchez Gordillo spoorde de werklozen aan het land van grootgrondbezitters te bezetten. Net zo lang tot, jaren later, het landgoed van de hertog van Infantado werd onteigend en aan de arbeiders van Marinaleda werd gegeven. Zo ontstond coöperatie El Humoso.
Elke familie vaardigde één ‘coöperativist’ af, zodat niemand meer in armoede hoefde te leven. Het zijn die mannen, nu in de vijftig maar je zou ze zeventig geven, die nog steeds de vaste banen hebben. Allemaal verdienen ze elfhonderd euro per maand – collectief werd afgesproken het salaris van twaalfhonderd euro tijdens de crisis te verlagen.
De jongeren zijn veroordeeld tot een bestaan als dagloner. Het loon is anno 2016 vastgesteld op 47 euro voor een werkdag die om half negen begint en om drie uur eindigt. Dat verdienen dagloners op andere boerderijen ook. Zes dagen in de week wordt er gewerkt.
Maar het unieke is: iedereen werkt hier even veel. ‘We verdelen het werk dat er is onder de werklozen’, zegt Juan Prieto (60), de opzichter van El Humoso. Met zijn vieze nagels ziet hij eruit als iedere andere landarbeider, maar in tegenstelling tot de anderen is hij een gemakkelijke prater. ‘Het komt er op dit moment op neer dat iedereen zo’n drie maanden per jaar kan werken.’ En in de maanden dat er geen werk is? ‘Dan leven mensen van de werkloosheidsuitkering.’
Er is volgens Prieto werk voor zo’n honderd mensen. Maar het aantal werkzoekenden in Marinaleda ligt veel hoger. ‘Dat was voor de crisis anders. Tijdens de bouwbubbel vertrokken mensen naar de kust, waar er werd gebouwd. Nu zijn ze terug op het platteland. Iedereen is afhankelijk van de landbouw.’
Juan Prieto is pessimistisch. De prijzen van de olijven, de paprika’s en de artisjokken blijven dalen door de wereldwijde vrijhandel. Er zijn al machines die de kleur van paprika’s kunnen bepalen en de rijpe exemplaren plukken. Ook voor de olijvenoogst zijn steeds minder mensenhanden nodig. Prieto beschrijft een wanhopige zoektocht naar steeds nieuwe gewassen die veel werk opleveren. Zo probeerde Marinaleda de diepvriesbroccoli. Dat werd een mislukking, de concurrentie was te groot. ‘Wij blijven zoeken naar nieuwe mogelijkheden’, zegt Prieto. ‘Andere dorpen, die afhankelijk zijn van de olijven, zullen over een paar jaar honger lijden.’
De coöperativisten werken soms dagen voor niets, zodat er geld over blijft voor investeringen. Er kwam een eigen olijfoliepers. Het industrieterrein van Marinaleda kent welgeteld één loods: de coöperatieve conservenfabriek. Daar stoppen de vrouwen de paprika’s en artisjokken in potten, gedrenkt in de eigen olijfolie van topkwaliteit. ‘Zo blijft het werk hier’, zegt Prieto. ‘En is het beter verdeeld over het jaar.’
De olijfoliepers van zijn coöperatie is nu vol in bedrijf. Kippen lopen tussen de olijftakken door, pikkend naar insecten. De olijvenpitten liggen klaar om te worden gestookt in de kachels van de dorpsbewoners. Het is een tafereel dat zo uit een schoolplaat van decennia geleden lijkt te zijn gekomen. Alleen de Coca-Cola-automaat bij de ingang verraadt verandering.
‘We zijn een eilandje in een grote oceaan’, stelt Prieto vast. ‘Als er ook vrijhandel komt met de Verenigde Staten, dan is het voorbij. Mijn generatie zal niet in de problemen komen, maar de toekomstige wel. We kunnen hier geen vliegtuigen gaan bouwen. Wij hebben verstand van landbouw.’
Het probleem, zegt Prieto, is dat zijn kinderen niet verder willen leren. Ze weten toch zeker dat ze kunnen werken op het land. Liever gaan ze voor het snelle geld. Ook problematisch: ze zijn het verleerd samen ergens voor te strijden.
Een van de coöperativisten zegt dat ze in Marinaleda gewend zijn te leven ‘als een ananas’ – alle partjes samen, iedereen bij elkaar. Maar ook hier is het individualisme aan de winnende hand. ‘De jongeren sluiten zichzelf op in hun eigen huis met de tv aan’, zegt Prieto. ‘Ze delen hun zorgen niet met elkaar. Zo lijkt het alsof iedereen zijn eigen problemen heeft.’
De hoofdstraat van Marinaleda heeft aan beide kanten een muur met socialistische schilderingen. ‘Schakel de tv uit, doe je hersenen aan’, staat er onder meer, met een tekening van een baby die met een euroteken speelt. Even verderop is de middelbare school. Ook in Spanje bestaan knappe gymleraren, en die van Marinaleda heet Jorge Ramírez (38). Hij zit in de directie van de school. >
Het bijzondere aan Marinaleda, zegt Ramírez, is dat er weinig echte armoede is. ‘De kinderen hier zijn goed gekleed. Niemand wordt het huis uitgezet, zoals in andere plaatsen van Spanje gebeurt als je de huur of hypotheek niet meer kunt betalen.’
De school probeert leerlingen ‘vanaf de eerste dag’ te overtuigen verder te leren. ‘Zélfs als je op het land gaat werken, zeggen we erbij. We willen niet over de landbouw spreken als iets minderwaardigs. Al hun ouders werken daar. Maar we benadrukken dat leren goed is voor je sociale relaties, voor je welzijn, voor je levenskwaliteit. Wie meer weet, kan van meer genieten.’
Volgens Ramírez gaat het de goede kant op. ‘Voor de crisis was het moeilijker ze op school te houden. Toen was er veel werk in de bouw. Nu studeren ieder jaar meer leerlingen door.’
In Elsevier stond een jaar geleden een kritisch artikel over Marinaleda. Het zou met zo’n socialistisch systeem, waarin iedereen hetzelfde werk doet, weinig zin hebben ambities te koesteren. Voor de hoger opgeleiden zijn hier toch geen banen. Dat klopt – maar hierin verschilt Marinaleda niet van andere Andalusische dorpen, en ook niet van de meeste Nederlandse.
De burgemeester zou het volgens Elsevier de inwoners bovendien moeilijk maken een eigen onderneming op te zetten. In café-restaurant La Bodega, net buiten de gemeentegrens van Marinaleda, bevestigen ze dat. ‘Hij wil dat ze allemaal voor hem werken, op het land. Zo weet hij zeker dat ze hem blijven volgen’, zegt de barvrouw. De barman vult aan: ‘Ik heb een vriend die zijn pauwenboerderij wil uitbreiden, maar hij wacht al twee jaar op een vergunning.’
Bij bar La Oficina, midden in Marinaleda, zegt de bareigenaar niets te hebben gemerkt van tegenwerking door de burgemeester. Antonio heet hij, een man van een jaar of vijftig die de uren zonder klanten doorbrengt met een sudoku-puzzel. Hij opende zijn bar toen de macht van de burgemeester op zijn hoogtepunt was. ‘Ik heb in zeventien jaar nooit problemen gehad.’
Wel was er een tijd waarin de leer van de burgemeester diepe schisma’s in het dorp veroorzaakte. Er waren mensen die zo vurig geloofden in Sánchez Gordillo dat ze niet spraken met de ongelovigen. ‘En ze kochten ook niet in hun winkels of cafés.’
Ook de burgemeester zelf zou zich in die tijd als de Messias hebben gedragen. ‘Vroeger kregen alleen de volgelingen werk’, zegt Antonio. ‘Wie niet kwam opdagen op de Rode Zondagen, waarop “vrijwilligerswerk” werd verricht, kon het schudden.’ Nu zijn die despotische trekjes verdwenen, zegt Antonio.
Sánchez Gordillo zelf wil niets weten van een voorkeursbeleid. ‘Dat is een leugen van rechts.’ De burgemeester (64), met een baard van Fidel Castro-achtige proporties en versleten sokken aan zijn voeten, legt uit hoe het gaat: de werklozen worden bij elkaar geroepen, er vindt een loting plaats om een namenlijst op te stellen, en de bovensten van de lijst worden als eersten opgeroepen. Aan het einde van het jaar heeft iedereen min of meer dezelfde uren gemaakt.
Toch kun je niet zeggen dat Marinaleda erg transparant wordt bestuurd. De moderne tijd lijkt nog niet zijn intrede te hebben gedaan. De gemeente heeft nauwelijks een werkende website. Documenten over het beleid zijn onvindbaar. Met raadsleden in contact komen is schier onmogelijk. De megafoon volstaat, blijkbaar.
‘Op weg naar de utopie’, zegt Sánchez Gordillo. ‘De utopie is geen hersenschim. Het zijn mensenrechten die door georganiseerde strijd kunnen worden bereikt. Het recht op werk, een woning, gezondheid en onderwijs. Het recht op geluk, waardigheid en vrijheid.’
En ja, hij gelooft oprecht dat de inwoners van Marinaleda meer mogelijkheden hebben om gelukkig te zijn dan anderen. ‘Met een huis dat vijftien euro per maand kost, waardoor niemand bang hoeft te zijn dat hij eruit wordt gezet. Met werk, waardig werk. Met sportvoorzieningen. Met feesten als recht voor de armsten, het recht om zich te amuseren.’
Het meest zichtbare symbool van het stabiele, en daarom misschien gelukkiger leven in Marinaleda zijn de zelf gebouwde huurhuizen: rijtjeshuizen aan een perk van sinaasappelbomen – de meeste wit, al nam een enkele bewoner de in gele verf gedompelde kwast ter hand.
‘De mensen hier hebben geen geld, maar wel tijd’, verklaart de bouwopzichter. ‘Wij zorgen voor een architect, een loodgieter en een elektricien. De rest van het werk doen de toekomstige bewoners. Daarmee verdienen ze hun huis, tegen een lage huur.’
Het bouwen volgt een ‘langzaam ritme’ momenteel. De bouwers zijn bezig met de olijven, en daar wordt rekening mee gehouden. Wie uiteindelijk niet het vereiste aantal uren werkt, betaalt meer huur. Wie het minst verzuimt, mag als eerste een huis kiezen. Welk huis je ook ten deel valt: je woont hier heel wat aangenamer dan in de uitgestrekte flatwijken aan de randen van Spaanse steden.
Ook de burgemeester woont in een zelfbouwwoning. Hij ontvangt op een bankje voor zijn huis. Het is niet goed, zegt hij, dat de hele bevolking van het platteland naar de steden trekt. Sterker: het is precies wat hij Marinaleda heeft willen besparen. Voordat de coöperatie hier was, vormden de bewoners van Marinaleda, net als die van andere dorpen, een reizende karavaan. Olijvenoogst in de winter, aardbeienpluk in het voorjaar, toeristen bedienen in hotels en restaurants in de zomer. Het is de ronde die inmiddels wordt gemaakt door illegale arbeiders in Spanje.
De opdracht voor nu, analyseert Sánchez Gordillo, is te voorkomen dat landbouw helemaal verdwijnt uit Europa. ‘Er is een revolutionaire verandering nodig in de gemeenschappelijke Europese politiek. Nu gaat die politiek tegen de belangen van de kleine boer en de coöperatie in, en werkt in het voordeel van de grootgrondbezitters en de grote multinationals die de voedselmarkt controleren. Europa is de belangrijkste voedselmarkt in de wereld. Het zou zijn eigen voedsel moeten produceren. Nu gaat er elke minuut een kleine boer ten onder.’ Sánchez Gordillo wil dat er een minimumtarief komt waarvoor de hele wereld produceert, zodat voedsel van buiten Europa niet meer goedkoper is.
Marinaleda, zegt Sánchez Gordillo, moet op lokaal niveau laten zien dat een andere wereld mogelijk is. Tegelijkertijd vraag je je af: is dat nog wel zo? De gewone boeren zijn in korte tijd veel machtelozer geworden (en in plaats van boeren kun je hier ook fabrieksarbeiders, vrachtwagenchauffeurs of een andere beroepsgroep naar keuze invullen). Nog niet zo lang geleden was, in het geval van de boeren, een beter leven mogelijk door het land van een grootgrondbezitter op te eisen en aan het werk te gaan. Nu komt het erop aan machthebbers ver weg in Brussel te overtuigen van een andere politiek.
Sánchez Gordillo was een tijd zwaar depressief. De somberheid kwam opzetten na de bewogen zomer van 2012, toen hij supermarkten leegroofde om het voedsel uit te delen aan de armen. Ook werd onder zijn leiding een defensieterrein bezet – tot zijn woede werd het gebied alleen gebruikt door een kudde paarden, terwijl er veel mensen zouden kunnen werken in de landbouw. Het leidde tot een rechtszaak en een gevangenisstraf, die later in hoger beroep weer ongedaan werd gemaakt. Dat alles leek zwaar te drukken op het gemoed van de burgemeester-revolutionair.
Nu maakt Sánchez Gordillo echter een vitale indruk. Anders dan coöperatiebeheerder Juan Prieto heeft hij hoop voor de toekomst. ‘Ik denk dat we onszelf er altijd van moeten overtuigen dat het mogelijk is’, zegt hij. ‘Dat we alles kunnen bereiken. We moeten proberen een alternatieve politiek te laten zien tegenover die van de multinationals. Een politiek waarin solidariteit de grondstof is en niet het geld. Waarin mensen het werk dat er is verdelen.’
Het kapitalisme noemt hij ‘necrofiel’. ‘Het heeft de dood nodig om voort te blijven bestaan. De helft van de bossen is dood, de Middellandse Zee is een riool. En farmaceutische bedrijven interesseert het niet mensen te genezen, want ze verdienen aan zieken.’ Het kapitalisme lost de grote problemen niet op, benadrukt Sánchez Gordillo: woningnood, werkloosheid, oorlog.
Dus is het socialisme iets van de vorige eeuw? Nee, zegt de burgemeester van Marinaleda fel. ‘Het humanitarisme, communitarisme, socialisme, hoe je het ook wilt noemen – als het niet van deze eeuw is, van welke eeuw dan wel?’