Mohammed (30) had het niet slecht in Syrië. Hij behoorde tot de happy few met geld, een goede baan en een toekomst om voor te leven. De ingenieur met een master in business administration op zak was opgeklommen tot directeur van een consultancybureau voor telecommunicatie. Hij woonde in het stadshart van Damascus, dat stevig onder controle staat van de veiligheidstroepen van Al-Assad. ‘Ik woonde veilig’, vertelt hij, ‘maar nog geen kilometer verderop begon een totaal andere wereld. Daar was niets anders dan oorlog.’

In de verwoeste buitenwijken van Damascus woonden veel vrienden wier leven in een hel was veranderd. ‘Ik ben geen soldaat, vechten is niet mijn ding’, zegt de ietwat rossige, smalle man met een brilletje op. ‘Daarom besloot ik humanitaire hulp te verlenen. Vanuit het centrum smokkelde ik babymelkpoeder en medicijnen naar de buitenwijken van de stad. Dat mag niet, in Syrië is het illegaal stervende kinderen en burgers te helpen.’

Het ging geruime tijd goed, maar in de herfst van 2013 stond de veiligheidsdienst voor zijn deur. Mohammed wist de dans net te ontspringen. Op 23 november 2013 vluchtte hij weg uit Damascus. De succesvolle zakenman werd van de ene op de andere dag een illegale vluchteling. Toch weigerde hij zichzelf zo te zien. ‘Ik besloot mijn vertrek niet als een vlucht te zien maar als een avontuur.’ Hij zal de frase tijdens het gesprek nog vaak herhalen. ‘Een avontuur, het grootste avontuur in m’n leven.’ De woorden hielden hem gedurende zware ontberingen op de been.

Ik ontmoet Mohammed en drie andere Syrische vluchtelingen – Ramy Galel (30), Mazin Hamada (36) en Saleh (35) – in het asielzoekerscentrum van Luttelgeest. Op weg naar het azc kom ik in de lege vlaktes van de Noordoostpolder al groepjes asielzoekers op fietsen tegen. Ze steken kleurig af tegen de groene polder. Het is niet eenvoudig Syrische vluchtelingen in Nederland te spreken te krijgen. Amnesty International en Vluchtelingenwerk Nederland hadden me hier al voor gewaarschuwd. ‘Het lukt ons niet, Syrische vluchtelingen zijn vaak getraumatiseerd of bang voor het lot van achtergebleven familie in Syrië.’ Via een Syrische kennis kom ik uiteindelijk uit bij Mohammed, de spil in de nieuwe groep Syrische vluchtelingen. Hij spreekt Engels, en zelfs al een klein woordje Nederlands en hij vertelt zijn verhaal rustig en gestructureerd, als een managementrapport. Heel anders dan zijn gespreksgenoten, bij hen buitelen de gebeurtenissen over elkaar heen als ze over hun vlucht proberen te vertellen. Alle vier kunnen ze amper geloven wat ze in de afgelopen maanden hebben meegemaakt.

Na Mohammeds vlucht uit Damascus vertrekt hij naar Beiroet. Hij weet onmiddellijk dat hij er niet wil blijven: ‘In Libanon wemelt het van de Syrische vluchtelingen, er is geen werk, geen geld, nijpende woningnood en het land is niet stabiel. Hezbollah heeft grote delen in z’n greep. Syrië is dichtbij. Ik wilde naar Europa.’

Mohammed weet echter niets over asielprocedures of legale vluchtelingenwegen. Vrienden van hem werden via herplaatsingsprocedures van de unhcr in verschillende Europese landen gevestigd. Maar hiervan kan slechts een marginaal deel van de meest zieke, kwetsbare en bedreigde vluchtelingen profiteren. ‘Langzaam ontdekte ik dat ik nooit op een legale manier Europa binnen zou kunnen komen.’ Ten slotte vliegt hij van Beiroet naar Istanbul, gewoon met zijn Syrische paspoort. Daar begint de verkenning van betrouwbare smokkelaars en de smokkelroutes. ‘Het is gek’, zegt hij terwijl hij een sigaret opsteekt. ‘In Syrië heb ik nooit een regel overtreden, ik betaalde altijd mijn belasting en reed nooit door rood. Ik hield me trouw aan de wet. Maar in mijn poging Europa binnen te komen heb ik alle wetten moeten overtreden. Ik had nooit gedacht dat te hoeven doen.’

In Istanbul wemelt het van de mensensmokkelaars, in koffiehuizen en cafetaria’s ontmoet hij er verschillende. Er zijn heel grote bij, die tientallen insan kaçakcisi (letterlijk: mensenhandelaren) in dienst hebben. De kaçakcisi zijn de gidsen die vluchtelingen door de bossen naar de rivier de Evros leiden. Mohammed gaat met de bus naar Edirne, een oude Byzantijnse provincieplaats nabij de Griekse grens. Vanuit deze stad trekken vluchtelingen naar Griekenland en Bulgarije. Samen met de andere groepjes, die elk uit zeven of acht personen bestaan, wacht hij tot de avond valt. Rond tien uur beginnen ze met lopen. De gidsen leiden de groepjes in een drie uur durende voettocht door de dichte Turkse bossen tot ze bij de Evros aankomen. ‘Het was pikdonker, we konden geen hand voor ogen zien. We hadden wel zaklantaarns maar durfden die amper te gebruiken omdat de route langs legerbases van de Turken liep. Het was ijskoud.’

Hierna gaan de vluchtelingen met rubberen boten over de vijftien meter brede rivier. Mohammed koopt zijn gids om met zestig Turkse lira zodat hij met de eerste groep het water mag oversteken. ‘Ik wilde zo snel mogelijk de rivier over, voor de Turkse soldaten me zouden ontdekken.’ Aan de overzijde wacht opnieuw een gids en ze lopen drie, vier uur tot ze bij de Griekse stad Orestias aankomen. Daar schuilen ze in een hut om ’s ochtends op de bus naar Thessaloniki te stappen. ‘We wisten dat we naar Turkije teruggestuurd zouden worden als de Griekse politie ons voor Alexanderpolis zou ontdekken. We hielden ons dus doodstil en hoopten dat de bus snel door zou rijden, maar uiteindelijk hield de politie de bus aan en vond ons voordat we die stad voorbij waren.’

Hij haalt diep adem. ‘De Griekse politie behandelde ons niet zachtzinnig, verre van. De meesten van ons waren Syriërs maar er zaten ook Afghanen en Irakezen bij. Toen werden we opeens met dertig tegelijk uit de cel gehaald en hardhandig in een arrestatiewagen gestopt. Het was pikdonker en we hadden geen idee wat er met ons zou gebeuren. De auto was geblindeerd, de agenten waren heel nerveus. Bij de rivier werden we in een rubberen boot gezet. De politie voer met ons mee, het zweet glinsterde op hun gezichten. Ze leken banger dan wij. Ze wilden niet door het Turkse leger worden betrapt. Dat laatste begreep ik wel. Ze bleven enkele seconden aan de Turkse oever om ons eruit te halen. Daarna voeren ze snel terug.’

Mohammed probeert dezelfde smokkelroute enkele dagen later opnieuw. Maar deze keer wordt hij ’s nachts door het Turkse leger ontdekt. ‘De soldaten waren heel aardig. Ze namen ons mee naar hun basis en gaven ons dekens en zelfs wat te eten. In de ochtend lieten ze ons gaan.’ Het mislukte avontuur kost Mohammed tweeduizend euro. Hij kiest hierna voor de zeeroute. ‘Dat is weliswaar veel gevaarlijker maar in ieder geval hoef je niets te doen. Je zit in de boot en je overleeft de oversteek of je verdrinkt. Ik wilde nooit meer door die bossen hoeven lopen.’

Ramy Galel was zelfstandig aannemer in Damascus. Hij vluchtte met vrouw en twee dochtertjes naar Caïro nadat zijn appartement door bombardementen was verwoest en het Syrische leger hem wilde inlijven. Vanwege de geweldsuitbarsting na de val van president Morsi vond hij dat Egypte te onrustig en vooral te onveilig was voor een echte toekomst. ‘Na een jaar besloot ik dat ik naar Europa moest gaan. Ik wilde mijn vrouw en kinderen niet alleen in Caïro achterlaten, dus huurde ik woonruimte in het centrum van Damascus en stuurde hen terug terwijl ik alleen zou proberen de oversteek te wagen.’ In eerste instantie probeert hij met de boot van Alexandrië naar Italië te komen. Het lukt hem echter niet een betrouwbare smokkelaar te vinden. ‘De oversteek vanuit Egypte is enorm gevaarlijk. De smokkelaars zijn bruut. Ze stelen het geld van de passagiers die ze met kleine bootjes of in het ruim van grote containerschepen over laten varen. En het verdrinkingsgevaar is groot. Toen ik de bootjes zag, bedacht ik me. In de tijd dat ik in Alexandrië was ontmoette ik verschillende mensen die de oversteek wel hebben gemaakt en het niet hebben gered. Ik ken drie of vier mensen die zo zijn omgekomen.’

Hij besluit hierna ook de Turkije-route te proberen en vliegt naar Istanbul. Eén keer lukt het hem de Evros-rivier over te steken, maar ook hij wordt door de Griekse politie opgepakt en teruggestuurd. De smokkelaars varen er wel bij. ‘Vroeger kostte de oversteek van de Evros zo’n driehonderd of vierhonderd dollar’, weet Ramy. ‘Maar sinds Syriërs massaal hun land ontvluchten zijn de prijzen enorm omhoog gegaan. Nu betalen vluchtelingen tweeduizend tot drieduizend euro! Een keer waagde ik met zo’n 150 vluchtelingen tegelijk de oversteek. Moet je bedenken hoeveel die smokkelaars aan ons verdienen! Wie het goed aanpakt kan na één nacht miljonair zijn.’

‘Je moet iets weten’, komt de veel stillere Saleh tussenbeide. ‘Niet alleen de Griekse politie zit achter ons aan. Ook mannen in het zwart maken jacht op ons aan de Griekse kant van de grens.’ Saleh moest vluchten toen zijn stad Raqa’a in handen van Isis viel. Zijn vrouw en drie kinderen wonen er nog wel. ‘Ik steunde het seculiere verzet en was daardoor een doelwit voor zowel de islamitische rebellen als het regime. Verstopt in een auto ben ik naar de Turkse grens gevlucht. We konden niet van de hoofdwegen gebruik maken die in handen van Isis zijn gevallen. Uiteindelijk ben ik onder het prikkeldraad door gekropen en ben ik naar Istanbul gereisd.’

‘Je zit in de boot en je overleeft de oversteek of je verdrinkt. Ik wilde nooit meer door die bossen hoeven lopen’

Na een mislukte eerste poging over de Evros is Saleh de tweede keer 48 uur in Griekenland. Samen met de andere vluchtelingen verschuilt hij zich in een bos dat door Turkije en Griekenland betwist wordt. ‘We hoopten dat er geen grensbewaking zou zijn. Maar we werden ontdekt door mannen in zwarte uniformen met zwarte maskers op. Ze spraken geen Grieks. Ik hoorde Duits en iets wat door mijn groepsgenoten herkend werd als Pools. Sommige leden uit mijn groep werden getrapt en geslagen. Mij sleepten ze over de grond. Ze smeten ons in een geblindeerde bus en zetten ons daarna in een rubberen boot, terug de rivier op. Daarna heb ik deze oversteek nooit meer geprobeerd.’

Hij weet niet of de mannen bij Frontex horen. Op de vraag of er een Europees vlaggetje op hun uniformen was gestikt reageert Saleh ontkennend. ‘Nee, ze waren compleet in het zwart.’

‘Het zijn private contractors’, reageert Ramy. Mohammed knikt. ‘Ik ben ze zelf niet tegengekomen, maar in Edirne gonsde het van de geruchten over huurlingen, die zijn het ergst. Ze behandelen vluchtelingen erg wreed.’

‘De Evros is nu echt hermetisch afgesloten’, weet Ruud Bosgraaf, woordvoerder van Amnesty International. De mensenrechtenorganisatie is een campagne gestart om aandacht te vragen voor de gevaren die vluchtelingen lopen in hun poging om in Europa asiel aan te vragen. ‘De Europese douane-eenheid Frontex is daar zeer actief’, weet hij. ‘Er is een muur gebouwd. Je moet daarbij denken aan een hekachtige constructie, met betonnen palen en hier en daar daadwerkelijk een betonnen muur. Zelfs de Nederlandse marechaussee patrouilleert veelvoudig bij de Evros.’

Over de massale deportatie van Syrische vluchtelingen vanaf Grieks grondgebied naar Turkije meldt het laatste Amnesty-rapport dat dit gebeurt in het grensgebied tussen de twee landen, maar dat de omstandigheden onduidelijk zijn. ‘Dat de Griekse politie tot aan Turks grondgebied meegaat heb ik niet eerder gehoord, maar dat het daar dicht tegenaan zat was ons al wel duidelijk’, reageert Bosgraaf. De door de Syriërs genoemde ‘grens’ van Alexanderpolis is voor hem nieuw. Over het bestaan van mogelijke private contractors of huurlingen die opereren in het Griekse grensgebied is Bosgraaf niet op de hoogte, maar hij sluit hun bestaan niet uit: ‘Er worden overal ter wereld private contractors gebruikt om de vieze klusjes voor overheden op te knappen. Die Syriërs zouden daarin dus best gelijk kunnen hebben, maar alsnog heeft de Griekse regering hen dan ingehuurd en blijven zij voor hun gedrag verantwoordelijk.’

De Europese douanemacht Frontex biedt de vluchtelingen volgens Amnesty te weinig bescherming. ‘Volgens internationaal recht mogen vluchtelingen niet zonder procedure worden uitgezet of teruggestuurd, maar dit gebeurt nu wel.’ Ook is volgens Bosgraaf de Griekse politie in hoge mate geïnfiltreerd door aanhangers van de rechts-extreme Gouden Dageraad en hebben agenten vaak sympathie voor deze beweging. ‘De vijandigheid ten opzichte van alles wat vreemd is in Griekenland is behoorlijk endemisch.’

De meest gebruikte vluchtroute van Turkije naar Griekenland loopt nu via de Egeïsche Zee. Vluchtelingen maken vaak in gammele, overvolle bootjes de oversteek. Griekenland maakt zich daarbij schuldig aan pushbacks, waarbij bootjes vol vluchtelingen door de Griekse marine en politie simpelweg worden teruggesleept naar Turkse wateren. Deze operaties zijn illegaal en zeer gevaarlijk. De bootjes slaan regelmatig om, waarbij verschillende vluchtelingen zijn verdronken omdat ze niet konden zwemmen. Volgens Amnesty International zijn in de eerste vijf maanden van 2014 zo’n tweehonderd vluchtelingen verdronken in hun poging de Middellandse Zee over te steken.

Ook Salehs route gaat uiteindelijk over zee. Vanuit de Turkse havenplaats Marmaris vertrekt hij in een kleine motorboot naar Rhodos. ‘Iemand van onze groep sprak Grieks. Op Rhodos hebben we gewoon een hotel geboekt. De hoteleigenaar wist wel dat we vluchtelingen waren, maar het kon hem niets schelen als we maar betaalden.’

De volgde dag pakken ze de boot naar Athene en daar wordt Saleh gearresteerd. ‘De Griekse politie pakte mijn mobiel af en gooide die in het water, net als mijn medicijnen. Ze namen me mee naar het politiebureau, maar ik weigerde vingerafdrukken af te geven. Ik was bang dat als ik in Griekenland zou worden geregistreerd ik niet meer in een ander Europees land asiel aan kon vragen. Toen begon het verhoor. Maar ik bleef schreeuwen dat ik diabetes heb en dat als ze me niet onmiddellijk zouden behandelen ik in hun handen zou sterven. Ze weigerden het te geloven. Toen ik steeds zieker werd hebben ze me naar een ziekenhuis meegenomen. Daar heeft een arts testen en bloedonderzoek gedaan die aantoonden dat ik inderdaad diabetes heb. De politie wilde me weer meenemen, maar de arts vertelde de agenten dat ik een nacht in het ziekenhuis moest blijven om aan te sterken. De volgende ochtend ben ik in alle vroegte uit het ziekenhuis weggerend.’

Ook Mohammed geeft de landroute op en besluit per boot naar Griekenland te gaan. In Izmir ontdekt hij dat er twee opties zijn. ‘Een rubberen boot waar dertig tot veertig vluchtelingen tegelijk in kunnen of een iets snellere motorboot waar zeven tot acht personen in gaan. De eerste boot kost duizend tot 2500 euro. De tweede tweeduizend tot drieduizend euro.’ De betaling verloopt overigens niet in cash. ‘Niemand wil duizenden euro’s bij zich dragen. Je wordt gegarandeerd beroofd.’

Ramy knikt en legt de werking van het systeem uit dat veel weg heeft van ondergrondse transactiesystemen die ook door criminelen en witwassers worden gebruikt. ‘Je geeft je geld af aan een betrouwbare derde partij in Istanbul, een office heet dat. Bijvoorbeeld een koffiehuis of restauranteigenaar of bij een telecomwinkel die in ruil voor het geld een cijfercode geeft.’

Mohammed vult aan: ‘Op het moment dat je de boot in stapt en wordt overgezet, of aan de andere kant van de rivier bent beland, betaal je de smokkelaar door een simpel telefoontje naar de derde partij die het geld beheert. Met de cijfercode heb je toegang tot je geld en kun je de transactie afhandelen. Natuurlijk had niemand van ons ooit van dit systeem gehoord. Vluchtelingen ontmoeten elkaar in de Arabische wijken van Istanbul en de grote bazaars. Ze wisselen tips en adviezen uit. In de mensenhandelbusiness draait alles om reputatie. De goede smokkelbazen die hun woord nakomen, kunnen miljoenen verdienen. De geldkantoren hebben ieder ook een reputatie. Wie niet levert verliest al zijn toekomstige klanten.’

Midden in de nacht stopt de rubberboot van Mohammed 150 meter voor de kust van Kos. ‘We werden uit de boot gegooid en moesten in het pikdonker naar het eiland zwemmen. Het water was ijskoud, het was december. Doorweekt en onderkoeld zochten we beschutting in de bosjes. We hadden totaal geen plan. Al snel werd ik de leider van mijn groepje omdat ik verschillende talen sprak en gewend ben mensen aan te sturen. We boekten een hotel. Ik weet niet wat die receptionist gedacht moet hebben. Compleet nat en onder de modder stonden we daar in de foyer. De volgende dag splitsten we ons op in nog kleinere groepjes en namen de veerboot naar Athene. Ik had een nummer van een vriend die daar woonde en verbleef een tijdje bij hem.

‘In de mensenhandel­business draait alles om reputatie. De goede smokkel­bazen kunnen miljoenen verdienen’

Rond het Omoniaplein en het oude centrum rond de Acropolis wemelt het van de smokkelaars en mensen die documenten vervalsen of gestolen paspoorten aanbieden. Uit Athene kun je eigenlijk op drie manieren verder reizen: per vliegtuig, met een truck of te voet. Ik besloot op de eerste manier te gaan. Dan zijn er twee opties: óf je koopt illegale reisdocumenten en een ticket en probeert zelf het land uit te komen, óf je gaat in zee met een smokkelaar. Die betaal je eenmalig vierduizend euro, maar die gaat dan net zo lang door tot je het land uit bent. Gaat het mis, dan zijn de kosten van een volgend ticket en paspoort voor hem. Gaat het goed, dan houdt hij het overschot. Ik ging met een smokkelaar in zee. De eerste keer kocht ik een Russisch paspoort. Het was erg nep. Eigenlijk wist ik dat het mis zou gaan, maar mijn smokkelaar zei: “Probeer toch maar.” Tot mijn verbazing kwam ik door de eerste veiligheidscontrole op het vliegveld, maar ik werd aangehouden bij de gate. “Dit is nep”, zei het veiligheidspersoneel van de vliegtuigmaatschappij. En hij haalde zo het plastic van de persoonspagina los en haalde mijn fotootje eruit. Toen kwam een agent. “Hoeveel heb je hiervoor betaald?” Dat was zijn enige vraag! Toen ik het systeem uitlegde, zei hij: “O, je bent slim, waarom kom je dan met zulke rommel. Kom terug met betere papieren en vlieg weg.”’ Mohammed slaat in zijn handen en ook de andere drie mannen lachen. ‘Op het vliegveld kan het ze niets meer schelen’, roept Saleh. ‘Ze zijn al lang blij dat je weggaat!’

‘Ik besloot niet meer met de smokkelaar in zee te gaan, maar zelf het risico te nemen. Daarmee heb ik mezelf een paar duizend euro bespaard. In totaal heeft mijn reis me vijfduizend euro gekost. Ik had geluk, de meeste mensen geven veel meer uit. Ik kocht voor 180 euro een goed paspoort van een Iraniër die dertig jaar voor de Iraanse ambassade heeft gewerkt. Hij is een echte prof. Deze keer vloog ik zonder enige problemen naar Milaan.’ Daarna pakt hij de trein naar Parijs en vervolgens de trein naar Amsterdam.

In alle steden neemt hij de tijd om de belangrijkste attracties te bekijken. ‘Ik was niet bang. Ik voelde me veilig nu ik weg was uit Griekenland. Ik vroeg zelfs twee Franse agenten de weg, ze waren heel aardig en behulpzaam. Waarschijnlijk hadden ze geen idee dat ik uit Syrië kwam.’

Na een dagje Amsterdam te hebben verkend meldt hij zich bij de politie, die hem doorstuurt naar Ter Apel. ‘Daar arriveerde ik op 18 januari. Op 23 februari was de asielprocedure afgerond en kreeg ik een vluchtelingenstatus. Nu ben ik een legale vluchteling. De grootste uitdaging is om de taal te leren, ik wil zo snel mogelijk aan de slag. Ik heb al bij een paar bedrijven gesolliciteerd maar ze willen iemand die Nederlands spreekt. Zodra ik dat kan, kan ik me weer nuttig maken en een leven opbouwen in Nederland.’

Ook Saleh probeert uiteindelijk met een vals paspoort uit Uruguay van Athene naar Brussel te vliegen. Met zijn lange zwarte haar, donkere huidskleur en Mediterrane gelaatstrekken heeft hij veel weg van een Zuid-Amerikaan. Hij weet de eerste controle in de luchthaven te passeren maar wordt bij de gate aangehouden. Bij een tweede poging vertrekt hij met een Braziliaans paspoort. Deze keer heeft hij van de smokkelaar niet alleen een kleurige uitdossing met hawaï-blouse en al meegekregen, maar ook een heuse gitaar die als speciale bagage wordt ingecheckt. Het paspoort wordt geaccepteerd. ‘Ik kon niet geloven dat ik echt in een vliegtuig zat, ik bleef de stewardessen maar vragen hoe laat ik aan zou komen en of de vlucht echt naar Wenen ging. Ik was uitzinnig van vreugde.’

Eenmaal in Brussel laat hij zijn gitaar achter bij twee verbaasde politieagenten en koopt een vliegticket naar Kopenhagen. Op het laatste moment bedenkt hij zich, cancelt zijn ticket en koopt een treinkaartje naar Rotterdam. ‘Het was de bedoeling om vanuit Kopenhagen naar Oslo te gaan, maar ik weet niets van Noorwegen, behalve dan dat het noordelijk is en koud. Over Nederland wist ik meer: Van Basten, Cruijff. Daarmee had Nederland een gezicht. En ik had een vriend in Rotterdam. Ik heb een nachtje bij hem verbleven. De dag erna heb ik me in Ter Apel gemeld. En kijk, nu ben ik hier.’

Saleh wijst rond. ‘Ik kan het nog steeds niet geloven.’ Dan even later. ‘Mijn vrouw en kinderen zijn nog steeds in Raqa’a. Ik ben de gezinsherenigingsprocedure gestart. Als ze hier zijn en ik werk kan vinden, keer ik niet meer naar Syrië terug.’ Salehs vlucht naar Nederland kostte hem in totaal 7500 euro.

Ramy is Griekenland nooit binnengekomen. Hij vertrekt met een Grieks paspoort rechtstreeks uit Istanbul en vliegt zo naar Amsterdam. ‘Ik kocht tickets van Athene naar Istanbul en van Istanbul naar Amsterdam. Ik deed alsof ik een transit-passagier was. Bij de balie legde ik alle tickets in één keer neer. Vraag me niet hoe, maar ze trapten erin. Ik had zelfs wat woorden in het Grieks geleerd. Eenmaal in het vliegtuig deed ik alsof ik sliep. Ik heb de hele vlucht niets gegeten en gedronken. Ik spreek geen Engels en was bang om door de mand te vallen. Eigenlijk wilde ik eerst naar Duitsland, maar toen ik hoorde dat de asielprocedure daar veel langer duurt kocht ik een ticket naar Amsterdam. Toen ik aankwam liep ik rechtstreeks op de agenten af.’

‘Zo’, met een theatraal gebaar werpt Ramy zijn handen in de lucht. ‘Issalemu aleikum!’ Ik had al mijn papieren weggegooid maar had nog wel een Syrisch rijbewijs. Ze namen me apart, ondervroegen me, gaven me toen een speciaal document. Ik verbleef een nacht in Amsterdam. De volgende dag vertrok ik naar Ter Apel en meldde me aan als vluchteling.’ De totale vlucht kostte hem zeventienduizend euro. ‘Ik heb veel geld in Egypte verloren, ik had daar werk maar verdiende niet genoeg om alle kosten te dekken. Al het spaargeld dat ik had is weg.’

Ten slotte komt Mazin Hamada aan het woord. Zijn verhaal wijkt sterk af van dat van de andere drie mannen. Hij werkte in de olie-industrie en woonde in Deir al-Zor, een stad waarvan de verschillende delen in handen zijn van respectievelijk het Vrije Syrische Leger, het al-Nosra-front en Isis. Zelf was hij lid van de Hizb al-Sha’ab al-Dimuqratiy, de Democratische Volkspartij, de streng verboden communistische partij die zich in 1979 afsplitste van de Ba’ath-partij van Hafez al-Assad. Bij het begin van de Syrische opstand in 2011 werd hij door veiligheidsdiensten gearresteerd en in de gevangenis van de geheime dienst van de luchtmacht in Damascus opgesloten. Dit is een van de ergste gevangenissen van het land. In 2013 werd hij na tweeënhalf jaar bijna dagelijks te zijn gemarteld vrijgelaten. ‘Veel mensen stierven in de gevangenis. Ik leefde iedere dag als mijn laatste.’

Terug in Deir al-Zor herkende hij nauwelijks nog iets. Zijn huis was verwoest. Het oude kantoor van de olieraffinaderij was weggevaagd, alle belangrijke straten en gebouwen lagen in puin. Zowel de veiligheidsdiensten van Assad als islamitische milities zaten achter hem aan. Mazin werd een bekend gezicht in de internationale media. Hij gaf interviews aan Al-Arabiyya en Al-Jazeera en werd in Nederland geportretteerd door de Volkskrant. Anders dan Mohammed, Ramy en Saleh kreeg hij de A-status omdat hij asiel had aangevraagd als politiek vluchteling. ‘Ik had documenten van mijn vrijlating uit de gevangenis. Dat maakte het proces een stuk makkelijker.’

Maar om asiel aan te vragen moest hij eerst illegaal Europa zien binnen te komen. In Beiroet stapt hij in het laadruim van een truck die verscheept wordt naar Griekenland. ‘We kregen een paar flessen water en daarnaast een fles om in te plassen. Als de truck stopte moesten we doodstil zijn. We mochten niet eens adem halen. Ik had natuurlijk geen idee waar we echt naartoe gingen. Niemand van ons. Maar angst hebben heb ik in de Syrische gevangenis afgeleerd. Ik verbleef twee dagen in Thessaloniki, toen werd ik door de Griekse politie opgepakt. Ze sloten me drie dagen op in een Griekse cel. Voor mij was het een vijfsterrenhotel, het Marriott of zo.’ De politie laat hem na drie dagen vrij en hij krijgt een document met daarop de boodschap dat hij binnen zes maanden het land moet hebben verlaten. Opnieuw komt hij via smokkelaars in de laadruimte van een vrachtauto terecht. ‘We waren met zes mensen. Er was geen enkele plek om te liggen. We werden twee aan twee tussen de vracht autolampen ingeklemd. Ik kon niet eens met twee voeten tegelijk op de grond staan. De truck stak met een veerboot over naar Italië en reed verder naar Nederland. Ik heb zeven dagen in de krappe laadruimte doorgebracht. Ademhalen ging moeilijk. Maar het kon me niet schelen. Ik sliep. In de Syrische cel stond ik voortdurend met tien man op nog geen vierkante meter. Ik heb geleerd staand te slapen en dagenlang zonder voedsel te kunnen.’

‘Ik betaal liever vijfduizend euro per gezinslid aan de Nederlandse overheid dan aan al deze gevaarlijke dieven’

In Nederland stuurt de politie ook Mazin naar Ter Apel. ‘De eerste weken heb ik alleen maar geslapen. Ik was doodmoe van de reis en nog meer van de Syrische gevangenis.’ De hele reis heeft hem negenduizend euro gekost. In Nederland is hij al een paar keer geopereerd aan zijn benen. ‘Nederland zorgt goed voor mij.’

‘Weet je wat ik nou zo erg vind?’ Ramy staat op. ‘We betalen duizenden euro’s aan criminelen en vreselijke mensensmokkelaars. Waarom kunnen we ons niet gewoon bij de Nederlandse ambassade melden en met hen afspraken maken? Ik betaal liever vijfduizend euro per gezinslid aan de Nederlandse overheid dan aan al deze gevaarlijke dieven.’

‘Dat is niet eerlijk’, reageert Mohammed. ‘Dan kunnen alleen de rijken vertrekken.’

‘Maar dat is nu ook zo’, zegt Ramy resoluut.

‘Dat is waar’, beaamt Mohammed. ‘Wij zijn allemaal middenklasse, minstens. Sommigen van ons behoren zelfs tot de rijken van het land.’

‘Ik ken tientallen zakenmannen die in Egypte bedrijven zijn begonnen toen het in Syrië mis ging’, vertelt Ramy. ‘Als Nederland ons de kans zou geven, zouden er zeker honderden mensen hier een bedrijf of onderneming beginnen. Wij Syriërs hebben geld en kennis. We kunnen iets bijdragen aan het land.’

‘Ja, wij wel’, zegt Mohammed. ‘De vluchtelingen in de kampen in Jordanië en Turkije niet.’

Desgevraagd geven Mohammed en Mazin aan te willen terugkeren naar Syrië als de situatie dat toelaat.

Saleh en Ramy weten dat zo net niet. ‘Ik wil een goed leven voor mijn vrouw en kinderen, een toekomst. Dat kan in Syrië zijn, maar als ik hier werk vind en een leven kan opbouwen blijf ik’, zegt Ramy na een lange aarzeling. ‘Dit is een heel mooi land. De weg ernaartoe is alleen een ramp.’


Op verzoek zijn de namen van Mohammed, Ramy Galel en Saleh gefingeerd. Mazin Hamada gebruikt zijn eigen naam


De tegenstrijdige boodschap van Europa

Syrische vluchtelingen in Nederland krijgen momenteel standaard een vluchtelingenstatus – tenzij er een verdenking is van oorlogsmisdaden. Opvang en bescherming van Syrische vluchtelingen in Nederland behoort tot de betere in Europa. Van de Noordwest-Europese landen laten vooral Frankrijk en Groot-Brittannië het afweten, zij bieden vluchtelingen nauwelijks hulp of ondersteuning. Volgens Vluchtelingenwerk Nederland geeft heel Europa een tweeslachtig statement af: enerzijds trekt Europa steeds hogere muren op, anderzijds kennen Europese lidstaten als Nederland nog steeds een relatief goede asielprocedure.

Nederland biedt, zoals iedere Europese lidstaat, vluchtelingen nauwelijks hulp om op legale wijze het land binnen te komen. Sterker nog, er heerst een verscherpt visumbeleid voor Syriërs. Hierdoor zijn herplaatsing via de UNHCR en gezinshereniging met een direct gezinslid dat het wel gelukt is om illegaal Europa binnen te komen de enige twee legale manieren om als vluchteling in Europa asiel aan te vragen. Nederland nam via herplaatsing eenmalig 250 Syrische vluchtelingen op. Staatssecretaris Teeven voelde zich ondanks de omvang van de humanitaire crisis in Syrië niet genoodzaakt dit quotum uit te breiden.

In de eerste vier maanden van 2014 deden in totaal 2085 Syriërs een asielaanvraag in Nederland, dat is een kwart van alle asielaanvragen in Nederland. In heel Europa vroegen over heel 2013 in totaal 53.245 Syriërs asiel aan. Gezien de naar schatting zeven tot tien miljoen interne en externe Syrische ontheemden is het aantal Syrische vluchtelingen dat daadwerkelijk in Europa asiel aanvraagt (en krijgt) relatief gering. Het huidige Europese asielbeleid waarbij het leeuwendeel van de vluchtelingen via illegale wegen Europa binnenkomt, benadeelt vooral kwetsbare groepen die om medische of financiële redenen de illegale oversteek naar Europa niet kunnen maken. Vooral jonge vrouwen, ouderen en kinderen belanden in de overbelaste vluchtelingenkampen in de directe buurlanden of betrekken de vochtige kelders en krappe garageboxen van Libanon.


Beeld: (1) Vluchtelingen vertokken uit Turkije worden door de Griekse kustwacht aangehouden (Patrick Zachmann / Magnum Photos / HH). (2) Elhovo, Bulgarije. Grenspolitie bij een groep Syrische vluchtelingen (Vassil Donev / EPA / ANP).