Étienne Balibar in Nederland, Amsterdam, 8 maart 2019 © Roger Cremers

‘Ik beschouw mezelf als een Europees burger’, zegt Étienne Balibar. Voor de Franse filosoof is dat geen abstract ideaal, maar een ‘feitelijke constatering’ en dat heeft alles te maken met zijn persoonlijke geschiedenis. Als jongeman was hij een militante communist die vurig geloofde in internationale solidariteit en raakte hij betrokken bij de antikolonialistische strijd. Hij hield er kameraden in heel Europa aan over. Ook met Nederland heeft de gerenommeerde denker een bijzondere band: hij promoveerde in 1987 aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen, was fellow bij het NIAS-Instituut in Wassenaar en doceerde een semester aan de Universiteit van Leiden. Toen hij begin maart zijn nieuwe boek Voor een ander Europa! presenteerde in De Balie in Amsterdam was de zaal gevuld met oud-collega’s en vrienden.

‘Het is niet zo dat ik mijn communistische idealen heb opgegeven, al is de situatie natuurlijk totaal anders dan veertig jaar geleden. Mijn internationalisme laat zich niet reduceren tot de toewijding aan een verenigd Europa, maar het is er zeker een onderdeel van’, zegt Balibar als ik hem een dag later spreek in de lobby van zijn hotel aan de Herengracht, waar hij heeft plaatsgenomen op een sierlijke sofa. Hij waarschuwt me direct: als hij eenmaal begint te praten, willen zijn gedachten nog wel eens met hem op de loop gaan. Het blijkt geen overbodige waarschuwing. Midden in een antwoord sluit hij soms de ogen, alsof hij zich zo beter op zijn eigen woorden kan concentreren. Zijn hand zweeft dan voor zijn gezicht, als een dirigent die zich laat meevoeren door zijn eigen cadans.

Het gevoel van Europees burgerschap, zegt Balibar, brengt de intellectuele plicht met zich mee om je te bemoeien met de toestand en toekomst van het continent. Dat doet hij al decennialang, in boeken, opiniestukken, academische artikelen en tijdens vele debatten en lezingen in heel Europa. Behalve zijn politiek-filosofische reflecties op de actualiteit schreef hij invloedrijke studies over Spinoza en Marx, twee van zijn wijsgerige helden, en werkte hij als hoogleraar aan universiteiten in Parijs, Londen en Californië. De bundel die onlangs in het Nederlands verscheen is een verzameling van recente essays over Europa. Zoals de voordracht die hij twee jaar geleden gaf bij het in ontvangst nemen van de Hannah Arendt-prijs voor politiek denken. Daarin schrijft hij over wat hij de ‘double bind’ van de Europese Unie noemt: ‘het feit dat de politieke constructie van Europa tegenwoordig onmisbaar is in het belang van haar bevolking en zelfs van de wereld, en tegelijkertijd onhoudbaar in haar huidige gedaante’.

Daarop kan maar één logische conclusie volgen: Europa heeft een gedaantewisseling nodig. Een uitgewerkte blauwdruk voor zo’n metamorfose biedt Balibar niet, het blijft eerder bij een set richting gevende grondslagen. In dit ‘andere’ Europa zou de burger vóór het bedrijfsleven komen, ontstaat er een levendige transnationale democratie, kunnen vluchtelingen rekenen op een humane behandeling, en is onderlinge solidariteit een kernwaarde. Alleen zo kan de Europese Unie een sociaal tegenwicht bieden voor de rücksichtslose kapitalistische globalisering. Dat vergt grondige economische hervormingen, want, zoals Balibar zei tijdens een toespraak die hij hield in Athene, een half jaar na het uitbreken van de eurocrisis: ‘Als er een waarheid is die (…) door deze crisis weer in het volle licht staat, dan is het wel dat alle economie politiek is, maar ook dat alle politiek economie is.’

Zoals voor wel meer linkse intellectuelen vormde de Griekse schuldencrisis een keerpunt in zijn denken, zegt Balibar: ‘De aanpak van de EU had dramatische gevolgen voor zowel de lokale bevolking als het hele continent. Ze was niet alleen compleet ondemocratisch, maar resulteerde bovendien in een dramatische verslechtering van de sociale en economische situatie in Griekenland. Dat is tekenend voor de desastreuze wijze waarop Europa omgaat met haar maatschappelijke en politieke problemen. Ik gebruik hierbij graag het beeld van Jacques Derrida over de “auto-immuunziekte”: de mechanismen die we in het leven hebben geroepen als bescherming tegen financiële dreigingen – budgettaire en monetaire regels – blijken uiteindelijk juist schadelijk voor het organisme zelf. In dit geval zorgen ze voor groeiende economische ongelijkheid tussen Europese landen en regio’s, wat weer leidt tot politieke onvrede en woede.’

Voor veel van zijn socialistische vrienden was de Griekse crisis het moment waarop de Europese Unie haar ware gezicht liet zien. Zij verloren de hoop dat, binnen het communautaire keurslijf, een ander Europa mogelijk is en pleitten voor een ‘Lexit’: een ‘links’ pleidooi voor een vertrek uit de EU. Zo waren er in Groot-Brittannië genoeg socialisten die voor de Brexit stemden, in de hoop dat hun thuisland zich kan ontworstelen aan de perverse effecten van het mondiale kapitalisme, zodra het Brusselse juk eenmaal is afgeworpen.

Balibar verzet zich hevig tegen dit soort pleidooien voor ‘socialisme in een klein landje’. Het druist regelrecht in tegen zijn internationalistische opvattingen. Hij trekt heel andere conclusies uit de Griekse schuldencrisis en de huidige chaos rondom de Brexit-onderhandelingen: volgens hem bewijst het dat de Europese Unie een onomkeerbaar project is.

‘Natuurlijk was de strafexpeditie die werd opgelegd door de Trojka schandalig: ze gebruikten de Grieken om een voorbeeld te stellen, om andere landen die wilden breken met het bezuinigingsbeleid schrik aan te jagen. Toen vorig jaar een bankencrisis uitbrak in Italië verklaarde Jean-Claude Juncker opeens dat ze niet dezelfde fouten zouden maken als bij de Grieken. Dat vond ik totaal obsceen. Want eigenlijk heeft de Europese Commissie nooit toegegeven dat ze fout zat; tot op de dag van vandaag blijft ze volhouden dat dit de juiste strategie was.

Toch had Tsipras gelijk om te buigen. Anders was Griekenland uit de eurozone gezet en zou het een eenzame speler zijn geworden in het internationale financiële spel. Dat zou nog duizend maal erger zijn geweest. Veel radicaal-linkse vrienden werden boos op me, omdat ik dit standpunt innam. Zij geloven dat het onmogelijk is om de neoliberale oriëntatie van het sociaal-economische beleid te veranderen, omdat de Europese Centrale Bank, de Europese Commissie en de noordelijke lidstaten dat nooit zouden accepteren. Dus komen ze tot de conclusie dat we ons moeten terugtrekken in onze nationale soevereiniteit – en dan met name monetaire soevereiniteit.’

‘Natuurlijk was de strafexpeditie die werd opgelegd door de Trojka schandalig’

En volgens u jagen ze daarmee een illusie na?

‘Aan mijn internationalisme zit ook een morele en principiële kant. Begrijp me niet verkeerd: ik wil een pleidooi voor economische soevereiniteit en protectionisme niet gelijkschakelen aan een nationalistische of xenofobe ideologie. Maar wanneer je al je politieke verbeeldingskracht inzet voor het herwinnen van nationale soevereiniteit wordt het erg moeilijk om je te verzetten tegen de opkomst van een xenofoob discours en nationalistische tendensen.’

Maar in de huidige vorm vergroot de monetaire unie alleen maar de politieke en economische tegenstellingen, constateert u zelf. Wat is dan de oplossing?

‘In de discussie gaat men er vaak vanuit dat de euro in een bepaalde vorm geïnstalleerd is, die nu onveranderlijk is. Natuurlijk bemoeilijken bepaalde institutionele en juridische obstakels de benodigde veranderingen, maar de vraag is of dat betekent dat de euro inderdaad in cement gegoten is. Ik denk van niet. Wat dat betreft is het interessant om te zien dat er sinds 2008 ten minste twee belangrijke innovaties zijn voorgesteld. De eerste is geïmplementeerd door de ecb zelf, die onder Draghi meer is gaan functioneren als een reguliere centrale bank, als een lender in last resort. Het geeft de ecb de mogelijkheid om eurolanden in nood te hulp te schieten. Lidstaten begrepen dat er daarvoor een soort noodfonds nodig was, het Europees Stabiliteitsmechanisme – de tweede innovatie. Dit gaat rechtstreeks in tegen de monetaire orthodoxie van de oorspronkelijke architecten van de euro. Niet voor niets zijn de Duitsers fel tegenstander, maar tot nu toe zijn ze niet in staat gebleken om het volledig te blokkeren.’

Denkt u dat de EU een andere economische richting inslaat, weg van de bezuinigingspolitiek en de obsessie metinflatiedoelstellingen?

‘Ik weet het niet. Ik denk dat we op een kruispunt staan. De volgende financiële crisis wordt het moment van de waarheid.’

Hebben we dat moment van de waarheid niet al gehad in 2008? Toen werden we geconfronteerd met een financiële crisis die schreeuwde om Europese samenwerking. En de EU bleek niet in staat om een oplossing te bieden.

‘Mee eens. Maar het hangt ervan af of je het glas als halfvol of halfleeg ziet. Tegenover de neoliberale monetaire orthodoxie ontstaat nu een relatief brede alliantie van neo-keynesiaanse economen, die pleiten voor een andere economische koers en steviger stimuleringsbeleid. Het wordt steeds duidelijker dat het hebben van een gemeenschappelijke munt zonder gemeenschappelijk begrotingsbeleid zoiets is als proberen op één been te lopen.’

Toen Balibar begin maart sprak in De Balie had de Britse premier Theresa May nog drie weken om te zorgen voor een ordelijk vertrek uit de Europese Unie. Maar de deadline van 29 maart kwam en ging en het Verenigd Koninkrijk is nog altijd lid. De Britten mogen later deze maand zelfs naar de stembus voor de verkiezingen voor het Europees Parlement, want hun regering heeft nog minstens een half jaar uitstel gekregen om een parlementaire meerderheid te vinden voor een vertrekregeling. Als de Brexit überhaupt doorgaat, tenminste, want hoe langer het duurt, hoe meer stemmen er opgaan om de uittreding helemaal af te blazen, of op z’n minst een nieuw referendum uit te schrijven, in de hoop dat de stemmers die kampen met ‘bregret’ het kwartje ditmaal de andere kant op laten vallen.

‘Macron probeert te verhullen dat hij enkel opkomt voor de belangen van het bedrijfsleven’

Het onderstreept wat Balibar het publiek voorhield tijdens zijn lezing in Amsterdam: de Brexit betekent niet het begin van het einde van een ‘almaar hechtere unie’, zoals sommigen vrezen en anderen hopen; het laat juist zien dat de Europese Unie niet zomaar uiteen kan vallen.

Hij licht toe: ‘De voorstanders van Brexit zien de Europese Unie als een kunstmatige constructie. Dat klopt natuurlijk, alleen: dat geldt voor iedere politieke constructie. Je kunt zowel de natiestaat als de EU zien als een grote machinerie en het feit dat deze mechanismen al decennialang op elkaar inwerken, heeft het karakter van beide wezenlijk getransformeerd, zowel sociaal als economisch. Kijk naar de Franse boeren, die profiteren van Europese subsidies, waardoor ze hun traditionele gebruiken hebben aangepast en een ander agrarisch model hebben omarmd. De huidige vorm van landbouw, van oudsher een symbool van nationale identiteiten, zou niet kunnen bestaan zonder Europees beleid en structuren. Hetzelfde geldt voor allerlei andere terreinen: lidstaten zijn onherkenbaar veranderd doordat ze deel uitmaken van de EU. Dat laat zich niet zomaar terugdraaien.

Ik zeg niet dat Britse burgers geen reden hebben om ontevreden te zijn met Europa, maar als je vertrekt uit de EU krijg je niet je oude land terug. Een post-Europese natiestaat bouwen is in veel opzichten een artificiëler project dan de EU zelf. Kijk, ik geloof in politiek, dus ik geloof dat we verschillende keuzes kunnen maken. Maar ik geloof niet dat de keuze voor een terugkeer naar de natiestaat een reële optie is. Of liever: het is een catastrofale keuze.’

Dat is ook de boodschap van veel Europese centrumpartijen tijdens deze verkiezingscampagne. Frans Timmermans, de lijsttrekker van de Europese sociaaldemocraten, waarschuwt voor de desastreuze gevolgen van het oprukkende nationalisme, maar lijkt er maar niet in te slagen om zelf met een inhoudelijk, aantrekkelijk alternatief te komen.

‘Alleen maar waarschuwen voor het nationalistische gevaar is totaal ontoereikend. Het is geen keuze tussen op dezelfde voet doorgaan met een paar bescheiden aanpassingen of het najagen van een nationalistische droom. Daarom maak ik me hard voor het alternatief van een Ander Europa. Dat is verbonden met het idee dat omdat de problemen grensoverschrijdend zijn de oplossingen dat ook zouden moeten zijn. Het meest evident is dat bij klimaatbeleid, maar ook bij een onderwerp als financiële regulering is Europese samenwerking cruciaal. Alleen in de politieke arena lijkt niemand dit ideaal actief te promoten.’

Hoe zit het dan met uw eigen president? Macron schreef een open brief aan de Europese bevolking waarin hij zegt de status quo te willen doorbreken en Europa nieuw elan te willen geven.

(schamper:) ‘Het is een vreemde brief. Macron gebruikt het idee van een progressief Europa als een rookgordijn of een schaamlap om te verhullen dat hij enkel opkomt voor de belangen van het bedrijfsleven.’

Het moge duidelijk zijn dat Balibar weinig op heeft met ‘pseudofederalisten’ zoals Macron, die geloven dat een paar gerichte ingrepen voldoende zijn om de Europese droom levend te houden. Wat hij voor ogen heeft is een federaal Europa, dat geschoeid is op een sociale en democratische leest. Een plek waar transnationaal burgerschap kan ontstaan en waar die burger actief betrokken is bij besluitvorming. Een beetje zoals het ‘Vrije en Verenigde Europa’, waarvan Altiero Spinelli ruim zeventig jaar geleden al droomde. De Italiaanse communist en antifascist werd door Mussolini verbannen naar een gevangeniskamp op het eilandje Ventotene, waar hij in 1941 een manifest schreef voor een Europese federatie. Na de Tweede Wereldoorlog zou Spinelli lid worden van de Europese Commissie en het Europees Parlement en begin jaren tachtig, kort voor zijn dood, was hij een van de meest fanatieke pleitbezorgers van een Europese grondwet. Nog altijd is hij een soort patroonheilige voor overtuigde federalisten van links (Daniël Cohn-Bendit) tot rechts (Guy Verhofstadt).

Ook Balibar koestert ‘grote bewondering’ voor Spinelli: ‘Men is vergeten wat voor cruciale rol deze man heeft gespeeld. Hij is een ontzettend interessant figuur, iemand met wie ik me misschien ook wel identificeer, vanwege zijn communistische verleden. Hij had een compleet andere visie dan Jean Monnet en ijverde voor een Europa waarin het sociale en het democratische vraagstuk onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Nu kunnen we niet simpelweg teruggrijpen op zijn manifest, maar het kan wel dienen als een belangrijke inspiratiebron.’

Toch is de visie van Spinelli ondergesneeuwd geraakt. Hoe kan dat?

‘Dat was niet altijd zo. Sommige linkse vrienden beweren dat de Europese Unie van meet af aan een neoliberaal project was, bedoeld om de markt te beschermen tegen de grillen van de demos, precies volgens het boekje van Friedrich Hayek. Dat is historisch gezien gewoon onjuist. Monnet had weliswaar Amerikaanse connecties maar hij was geen hayekiaanse ideoloog. Hij was eerder een technocraat die geloofde dat als we de centrale instituties op de juiste manier zouden inrichten economische voorspoed vanzelf zou volgen. Dat is ook begrijpelijk als je bedenkt dat de architecten van het naoorlogse Europa als doel hadden om de integratie van de kolen- en staalindustrie te bevorderen en zo door de wederzijdse afhankelijkheid potentiële bloedige conflicten te voorkomen. Het idee was juist dat dit proces niet volledig kon worden overgelaten aan de markt.

Het grote kantelpunt vond volgens mij plaats na de val van de Muur. In de jaren tachtig zongen er nog een hoop interessante sociaaldemocratische plannen rond. Commissievoorzitter Jacques Delors beloofde dat de creatie van een gemeenschappelijke munt gepaard zou gaan met gemeenschappelijk sociaal beleid, maar uiteindelijk schoot dat laatste erbij in. Single minded leftists zeggen dan: “Zie je wel, dat is geen verrassing, de Europese instituties zijn gewoon instrumenten in dienst van financiële belangen.” Daar ben ik niet zo zeker van. Ik denk dat het belangrijk is om vast te stellen dat er debat over was, het laat zien dat die socialere route nog altijd een optie is. Sterker nog: het wordt alleen maar urgenter, gezien de groeiende onvrede met de bestaande Europese orde.’