
Daniel Hannan is een van de weinigen die blij zal zijn, mocht hij binnenkort zijn baan verliezen. ‘Ik voel me een beetje als een leninistische klassenverrader’, zegt de Britse europarlementariër. Gebrom klinkt in het publiek. ‘Maar ik hoop dat de Britten binnenkort het verstandige doen en vóór vertrek uit de Europese Unie stemmen. Dan kan ik op zoek naar nieuw werk. En bedenk wat ik opgeef’, vervolgt hij met een knipoog. ‘Een riant salaris waarover ik dankzij de regels van de EU nauwelijks belasting hoef te betalen.’
Hannan, namens de Conservatieven lid van een parlement dat hij liever ziet verdwijnen, is vandaag te gast bij de British Academy, waar voorname wetenschappers zoals John Maynard Keynes en Isaiah Berlin ooit onderdak vonden. Er is een serie lezingen gepland met als titel Brits and Brussels. Het publiek bestaat voor een groot deel uit wetenschappers die, afgaande op het afkeurend morren tijdens Hannans lezing, overwegend tot de voorstanders van het Britse EU-lidmaatschap behoren. Hannan is de slotakte van het symposium. Het eurosceptische tegengeluid na een lange dag van pleidooien waarom de Britten de banden met de EU vooral niet moeten doorsnijden (het zou een klap voor de economie zijn, de Britten isoleren zich binnen Europa). Al wijst Hannan de term ‘eurosceptisch’ van de hand. ‘Iemand die wil dat Engeland onderdeel wordt van een Europese superstaat, wordt toch ook niet als “angloscepticus” bestempeld?’
Er heerst verkiezingskoorts in Groot-Brittannië. Het is ‘Vote leave’ versus ‘Britain stronger in Europe’. De campagne, die Labour maar vooral de Conservatieven intern verdeelt, is een van de meest roerige die de Britse eilanden ooit hebben gezien. Dat is niet vreemd als je bedenkt dat de uitslag van het referendum niet alleen beslissend kan zijn voor de positie van het Britse koninkrijk in de wereld, maar ook de toekomst van Europa kan bepalen. Een Brexit, zo wordt gevreesd, kan een domino-effect teweegbrengen waarbij meer landen zullen kiezen het schip te verlaten of gaan vragen om uitzonderingen op bestaande Europese afspraken. Het spant erom. Volgens de meeste peilingen is het remain-kamp ongeveer net zo groot als het leave-kamp. Bovendien zegt bijna vijftien procent van de Britten nog niet te weten wat ze zullen stemmen. Deze groep twijfelaars zal waarschijnlijk de doorslag geven.
Op het eerste gezicht lijkt de roep om een Brexit een zoveelste revolte tegen de EU van het volksdeel voor wie de blauwe vlag met gele sterren werkt als de rode lap op een stier. Voor commentatoren is er alle gelegenheid om de vermeende Britse volksaard weer eens onder de loep te nemen: de koppige eilandbewoner gevormd door een geschiedenis van splendid isolation. Maar achter het stereotype van de Brit die vanaf de kliffen van Dover argwanend naar het Europese vasteland kijkt, gaat een politieke dynamiek schuil die net zoveel zegt over Groot-Brittannië als over de rest van Europa: hoe meer de EU koers zet richting verdere integratie, hoe moeilijker ze de Britten aan boord kan houden.
‘Het leave-kamp krijgt het verwijt dat een Brexit betekent dat het Verenigd Koninkrijk naar binnen keert’, zegt Dan Hannan als we na afloop van zijn lezing een wandeling door Londen maken. ‘Het omgekeerde is het geval. Door de EU te verlaten kan Groot-Brittannië zich openen voor de rest van de wereld. Neem India. Wij zijn de derde grootste investeerder in dat land, en India investeert meer in het Verenigd Koninkrijk dan in de hele EU bij elkaar. Maar we kunnen geen handelsverdrag sluiten met de Indiërs omdat Europa gaat over buitenlandse handel. En na bijna tien jaar zijn de gesprekken tussen de EU en India vastgelopen. Samen met de Grieken zijn wij het enige Europese land dat meer handel drijft buiten de EU dan daarbinnen. Dan kunnen we beter het recht hebben zelf te bepalen onder welke voorwaarden die handel plaatsvindt.’
Economische aansluiting bij een dynamische wereld buiten Europa, dat is ook het voornaamste argument dat Hannan in stelling brengt in zijn recente boek Why Vote Leave, een referendumpamflet waarin hij de EU laat zien als een kwakkelende economie die de Britten steeds minder te bieden heeft. Vertegenwoordigde de EU in 1980 nog dertig procent van de wereldeconomie, inmiddels is dat zeventien procent, bericht Hannan. De export van Groot-Brittannië naar Europa neemt af, terwijl het economisch verkeer met de rest van de wereld een stijgende lijn vertoont. En hoewel sinds de crisis van 2008 zo ongeveer de hele wereld weer is opgekrabbeld, is de eurozone na acht jaar stagnatie nog steeds het zwakke jongetje van de klas. Een magere 1,6 procent zal de groei dit jaar bedragen, lager dan de Verenigde Staten, Canada en Groot-Brittannië zelf, en vele malen lager dan de Aziatische grootmachten India en China (al is de ironie dat de verwachte groei in Groot-Brittannië is gedaald tot het niveau van de eurozone, precies vanwege een mogelijke Brexit).
Om zijn punt te onderstrepen dist Hannan in Why Vote Leave op hoe de EU, gemeten naar haar eigen doelstellingen, tekortschiet. Hij trad aan als europarlementariër in 1999 vlak voordat de EU de Strategie van Lissabon presenteerde. In 2010 zou Europa ‘de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld’ zijn, ‘in staat tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang’. Van deze plannen is niets terechtgekomen, oordeelt Hannan, en daarom is out beter dan in. ‘In 1975 stemden de Britten in een referendum vóór lidmaatschap van de Europese Economische Gemeenschap. Destijds was het een goed idee om ons aan de rest van Europa te verbinden, maar inmiddels is de realiteit anders’, zegt hij.
Je zou het opportunisme kunnen noemen, maar de woorden van Hannan herinneren eraan dat de verbintenis met Europa voor het Verenigd Koninkrijk altijd iets van een verstandshuwelijk heeft gehad. Toen begin jaren vijftig de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal werd gevormd, deden de Britten niet mee, om de banden met de gemenebest en de Verenigde Staten niet in gevaar te brengen. Ze draaiden bij in de jaren zestig toen het Europese vasteland economisch bruiste na de wederopbouw, terwijl Groot-Brittannië (nota bene overwinnaar in de Tweede Wereldoorlog) daar bleekjes bij afstak. Uiteindelijk mochten de Britten pas meedoen in 1973, toen Europa in het slop raakte. Een afweging van kosten en baten ligt kortom ten grondslag aan de verhouding tussen de EU en Groot-Brittannië, en nu de vergelijking in het nadeel van Europa uitvalt, wil een deel van de Britten weer vertrekken. Hannan ziet het in ieder geval zo. ‘Ik ben er om het belang van de Britse kiezers te vertegenwoordigen. Niet voor een groter Europees project.’
Dit berekenend oordeel over de EU wordt gedeeld door David Owen, minister van Buitenlandse Zaken namens Labour van 1977 tot 1979, oprichter van de Britse Social Democratic Party (die eind jaren tachtig opging in de Liberal Democrats) en partijloos lid van het House of Lords. ‘De tijd is aangebroken om de disfunctionele Europese Unie te verlaten’, schreef Lord Owen in een opiniestuk dat onlangs in The Sunday Times werd gepubliceerd. Door Brussel opgelegde bezuinigingsdictaten en massale werkloosheid in Zuid-Europa laten wat hem betreft zien dat Europa zijn sociale kant heeft verloren en met de geheime onderhandelingen over ttip zit Groot-Brittannië vast aan een verdrag waarvan ze de gevolgen niet kan overzien. Owen vreest verdere privatisering van de gekoesterde National Health Service als Amerikaanse bedrijven onder ttip een procedure kunnen starten zodra Brits beleid hun zakelijke belangen in de weg zit (het remain-kamp meent juist dat een economische terugval als gevolg van een Brexit ten koste zal gaan van de nhs).
Dat Lord Owen zich als Brexiteer heeft ontpopt is opmerkelijk: hij gold altijd als een overtuigd Europa-aanhanger. Begin jaren zeventig stapte hij op als Kamerlid toen zijn Labour-partij te weinig enthousiasme toonde voor het Britse EU-lidmaatschap. Hij bekleedde hoge Europese functies. Ten tijde van de burgeroorlog in Joegoslavië was hij samen met de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Cyrus Vance bedenker van het vredesplan Vance-Owen, dat mede de basis legde voor vrede in Bosnië. Het idee dat Groot-Brittannië het wel alleen af kan keurde hij altijd af als ‘chauvinistisch en onrealistisch’. Nu is hij 180 graden gedraaid en noemt hij het referendum een ‘once-in-a-generation opportunity’ voor de Britten om weer hun eigen wetten in hun eigen parlement te kunnen maken, zich te kunnen bekwamen in overzeese diplomatie en te kunnen aansluiten bij wereldmarkten.
Dan Hannan en Lord Owen schelen een generatie, maar delen de overtuiging dat de EU als partner van Groot-Brittannië lang niet zo aantrekkelijk meer is als ze ooit was. Ook hun betoog staat bol van de retoriek over soevereiniteit terugwinnen op bemoeizuchtig Brussel en ze schetsen vergezichten over een fier Groot-Brittannië dat in onafhankelijkheid de geglobaliseerde wereld tegemoet treedt. Maar hun pleidooi voor een Brexit bevat een kern van harde Realpolitik. Ze zijn ervan overtuigd dat de belangen van hun land beter gediend worden door het land politiek te ontkoppelen van de andere Europese lidstaten.
Daarmee vormen ze een heel andere uitdaging voor de EU-gezinde Britten (en Europeanen) dan windvaan Boris Johnson, wiens pleidooi voor een Brexit vooral lijkt ingegeven door de ambitie om leider van de Conservatieven te worden wanneer David Cameron politiek sneuvelt als gevolg van een eventuele Britse uittocht. Hoe anders te verklaren dat Boris in 2013 nog verkondigde dat in zijn ‘ideale wereld’ Groot-Brittannië ‘in de EU zit, en probeert die beter te maken’ en nu vergelijkingen trekt tussen de EU en het Derde Rijk.
Hannan en Owen zijn ook van een andere snit dan Nigel Farage, voorman van de UK Independence Party, die een Brexit vooral probeert te verkopen als instrument om migranten tegen te houden. Hannan en Owen vormen het deel van het Brexit-kamp dat het accent eerder bij de EU legt. Die heeft ambities waar Groot-Brittannië in hun ogen niet bij past.
‘De feiten zijn veranderd, dan wijzig je van mening’, vertelt Lord Owen aan de keukentafel in zijn huis in Oost-Londen, met uitzicht op de Theems. Lord Owen mag dan een koninklijke titel hebben, de koffie zet en serveert hij zelf. ‘De unie waar ik destijds pleitbezorger van was, was gebaseerd op het idee van een gemeenschappelijke markt. De EU van nu heeft ambities die veel verder gaan. Er liggen blauwdrukken klaar voor verdere economische en monetaire integratie. Jean-Claude Juncker wil een Europees leger. Ik zie dat als een groot risico voor de veiligheid in Europa. Een Europees leger zal ten koste gaan van de inzet voor de Navo. Dan verkies ik een Groot-Brittannië buiten de EU als enige sterke Navo-partner.’
Het Verdrag van Maastricht uit 1992 is voor hem het keerpunt geweest, vertelt Lord Owen. ‘Sindsdien is er de aanname dat uiteindelijk alle EU-landen onderdeel worden van de eurozone. Maar het systeem achter die munt, monetaire eenheid zonder politieke eenheid, is fundamenteel onwerkbaar. Er komt onvermijdelijk een moment waarop de EU-leiders een keuze moeten maken om de politieke macht geheel over te dragen aan Brussel.’
Daar gaat dit referendum volgens hem in feite over. ‘Denken wij dat Europa een gezamenlijke munt kan hebben zonder een gezamenlijke politiek te vormen? En willen wij, op den duur, onderdeel zijn van die gezamenlijke munt en gezamenlijke politiek? Mijn antwoord is nee, omdat dat een volledig opgeven van nationale soevereiniteit betekent. Het alternatief is dat de muntunie klapt bij een volgende eurocrisis. En ook al zijn we geen onderdeel van de euro, dat zal ook de Britse economie schaden. Ik zie het zo: het risico van de EU verlaten is groter dan het risico erin te blijven.’
Ook Dan Hannan meent dat er niet zoiets bestaat als een keuze voor de huidige status quo: Groot-Brittannië met een EU-lidmaatschap dat omkleed is met uitzonderingen. ‘Een keuze om in de EU te blijven is een keuze voor een Europa dat politiek steeds meer aaneen wordt gesmeed. Zo zal het referendum ook worden uitgelegd wanneer we blijven: als steun voor Europa dat beweegt richting ever closer union. Dat is het enige oprechte argument dat ik kan bedenken vóór de blijf-stem: de wens dat er uiteindelijk een Verenigde Staten van Europa komt. Ik denk dat Groot-Brittannië een rijkere, democratischer en vrijere toekomst tegemoet gaat buiten die Europese Unie.’

Dromend van een EU-vrij Groot-Brittannië kiezen de Brexiteers ervoor de oren te sluiten voor de economische alarmbellen die klinken nu een Engelse exodus dreigt. Volgens het Britse ministerie van Financiën hangt er een flink prijskaartje aan een Brexit: de economische groei en de koers van de pond zullen dalen, de werkloosheid en inflatie zullen stijgen. Uiteindelijk zou een huishouden er tussen de 2600 en 5200 pond per jaar bij inschieten als het zo ver komt, afhankelijk van welke afspraken de Britten met de EU kunnen maken. Ook de oeso, het imf en de Bank of England concludeerden dat Engeland zichzelf economisch in de voet zou schieten.
Het Brexit-kamp beschikt niet over onderzoek dat onomwonden gunstige economische gevolgen schetst en kiest voor een andere tactiek: als de boodschap niet bevalt, trek dan de integriteit van de boodschapper in twijfel. Het onderzoek van het ministerie van Financiën zou politiek voorgekookt zijn en internationale organisaties zijn niet te vertrouwen omdat ze behoren tot dezelfde kliek als de EU. ‘De oeso wordt grotendeels betaald door de EU’, zei Dan Hannan toen ik hem vroeg wat hij van de berekeningen van deze denktank vond.
Daarbij vraagt de vote/leave-campagne een hoge tolerantie voor onzekerheid van de Britten. Hoe een eventuele Brexit op de lange termijn zal uitpakken weet niemand. De lijst met open vragen is lang: welke beslissingen zal de Britse regering nemen? Hoe zal die regering eruitzien? (Een Brexit zal zo goed als zeker het einde van de regering-Cameron betekenen.) Welke handelsafspraken zal Groot-Brittannië kunnen maken met andere landen? Toen Hannan tijdens zijn lezing bij de British Academy deze onzekerheden voor de voeten geworpen kreeg, was zijn antwoord dat een stem om de EU te verlaten niet hetzelfde is als de kopstukken van de Brexit-campagne tot nieuwe regering te bestempelen. Hij wordt werkloos, anderen zullen het brave new Britain vormgeven. Op die manier is het: na de Brexit de zondvloed. Team-leave kan vrijelijk een fraaie toekomst schetsen van Groot-Brittannië buiten de EU, zonder daarbij zelf een politiek risico te lopen.
Of niet, en dat is precies wat de Brexiteers momenteel wind in de zeilen geeft. Bij een keuze voor ‘remain’ weten de Britten min of meer wat ze krijgen: een verbintenis met een unie die worstelt met het probleem economisch zeer verschillende landen onder één economisch, politiek en monetair gesternte te krijgen, en er niet voor terugdeinst om de Brusselse wil aan de lidstaten op te leggen. In Why Vote Leave maakt Hannan dankbaar gebruik van recente voorbeelden waarin de EU-leiders zich van hun minst democratische kant toonden. Junckers antwoord aan de Grieken toen die massaal op Syriza stemden (‘There can be no democratic choice against the European treaties’), de woorden van de Duitse minister van Financiën Wolfgang Schäuble over dat ‘verkiezingen niks veranderen’ zijn koren op de molen van iemand als Hannan die kiezers ervan wil overtuigen dat de EU een bedreiging is voor de nationale democratie.
Wat betreft de verhoudingen met de EU na een eventuele scheiding rekent het Brexit-kamp op een scenario van economische lusten zonder politieke lasten. ‘We kunnen onderdeel blijven van de vrijhandelszone die zich uitstrekt van IJsland, dat geen onderdeel is van de EU, tot Turkije, dat evenmin tot de EU behoort’, zegt Hannan. ‘Politiek uiteengaan betekent niet dat we de handelsbetrekkingen met de EU staken.’ Vrees dat de EU uit chagrijn door de Britten te zijn verlaten, of als waarschuwing voor andere landen, de Britten allerlei restricties zal opleggen, heeft hij niet. ‘Dat zou wel heel kleinzielig zijn, en bovendien niet in het belang van de EU. We blijven een belangrijke afzetmarkt voor de lidstaten.’
De consequentie zou zijn dat Groot-Brittannië onderdeel is van een handelsblok zonder te kunnen meebeslissen over de spelregels, die ook voor hen blijven gelden. Dat is een van de belangrijkste argumenten van het remain-kamp: met een Brexit verspelen de Britten hun invloed en sluiten ze de mogelijkheid af een unie te vormen waarin de Britse belangen worden meegenomen. Maar de meeste Brexiteers hebben er weinig fiducie in om via inspraak meer ruimte voor Britse wensen te creëren. In Why Vote Leave laat Dan Hannan zien waarom. Sinds 1980 heeft het Verenigd Koninkrijk zeventig keer tegen een nieuwe Europese afspraak gestemd, en elke keer die stemming verloren. Van alle landen verliest het verreweg de meeste stemmingen in de Europese Raad, waarin alle lidstaten samen de koers van de EU uitzetten. ‘We zijn de tweede grootste financier van de EU, maar als puntje bij paaltje komt, hebben we weinig invloed’, schrijft Hannan.
En als de EU toch niet luistert naar de Britten, dan kan het land net zo goed alleen verder gaan, is de conclusie, zeker als Europa een continent in crisis is en de voordelen van lidmaatschap moeten worden betaald met het steeds verder overdragen van macht aan Brussel. ‘We zijn de vijfde grootste economie ter wereld, de vierde grootste militaire macht. We hebben een sterke munt, een permanente zetel in de Veiligheidsraad en Engels wordt overal ter wereld gesproken. We komen er wel’, zo besloot Dan Hannan ons gesprek.
dat groot-brittannië op eigen benen kan staan is niet alleen de overtuiging van een diehard-eurocriticus als Dan Hannan of een EU-voorstander die van mening is veranderd zoals Lord Owen. In Britain’s Europe: A Thousand Years of Conflict and Cooperation komt Brendan Simms, historicus van internationale betrekkingen in Cambridge, tot de slotsom dat van alle EU-lidstaten Groot-Brittannië waarschijnlijk de enige is die het prima af kan zonder de rest.
Simms boek is een vogelvlucht door de afgelopen tien eeuwen waarin Engeland (later Groot-Brittannië) en Europa elkaar wederzijds hebben gevormd, vaak via oorlog en conflict. De Britten en Europa delen een en dezelfde tumultueuze geschiedenis, betoogt Simms, met als constante dat de Britse eenheid werd aangewakkerd door bedreigingen vanaf het continent en Europa zich vormde door zich af te zetten tegen de Britten. Volgens hem zijn er geen historische redenen waarom Engeland deel zou moeten uitmaken van een groter geheel. Het land kan bogen op een lange geschiedenis van economische en militaire dominantie en overleefde de twintigste eeuw zonder nederlaag of dictatoriale overheersing. ‘Europe was designed to fix something that was never broken in Britain’, schrijft Simms.
Britain’s Europe, pas verschenen en goed getimed zo vlak voor het referendum, is lovend ontvangen, zowel door eurocritici als eurofielen, waarschijnlijk omdat Simms optreedt als arbiter tussen de leave-campagne, die erop gebrand is een zo zwart mogelijk beeld van de EU te schetsen, en hun tegenstanders die de vrees voor een catastrofe aanwakkeren om de Britse kiezers zo ver te krijgen om ‘remain’ te stemmen. Simms ziet de EU en het Verenigd Koninkrijk als twee eenheden die elkaar op dit moment in de houdgreep houden en meent dat amicaal uiteengaan beter kan zijn voor beide partijen.
Wat hem betreft kiest de EU voor een vlucht naar voren: zo snel mogelijk die Verenigde Staten van Europa, met gezamenlijke schulden, een verkozen parlement, een senaat, een president en een leger dat gezamenlijk meedoet aan de Navo. Op die manier kan de huidige euro-impasse worden doorbroken. Het Verenigd Koninkrijk, dat al eeuwenlang een afgebakende, soevereine eenheidsstaat is, kan aan de zijlijn blijven, maar wel een speciale band onderhouden met de United States of Europe (Engels wordt, als het aan Simms ligt, de lingua franca van die Europese superstaat).
Zoals de vote/leave-campagne vrijelijk een glorieuze toekomst op een onbekende post-Brexit wereld kan projecteren, zo heeft een historicus als Simms de vrijheid van de academicus om zonder zorgen over praktische politiek een scenario voor Europa te schetsen. Maar zoals hij terecht opmerkt, de gedachte dat zonder die lastige Britten de EU in elk geval één obstakel richting verdere politieke eenheid kwijt is, zingt ook rond in Europese politieke kringen, al wordt hier hardop nauwelijks over gesproken.
Wie zijn mond wel open doet is Jacques Delors, die óók van mening lijkt te zijn veranderd. Simms citeert een lezing die de oud-voorzitter van de Europese Commissie hield in 2012 waarin hij zei dat ‘de Britten alleen geïnteresseerd zijn in hun eigen economisch belang en anders niets’. Delors zei zich te kunnen voorstellen dat de Britten in de toekomst alleen lid blijven van de Europese Economische Gemeenschap of hun betrekkingen met de EU regelen via een handelsverdrag. ‘Als de Britten de ontwikkeling richting verdere integratie in Europa niet kunnen verdragen, kunnen we nog steeds vrienden blijven, maar op een andere basis.’
Als toenmalig EU-leider klopte Delors in 1990 tevergeefs aan bij de Britten voor verdere Europese integratie en deelname aan een gezamenlijke munt. Het was, zoals The Sun destijds kopte, ‘Up Yours Delors’. Op 23 juni weten we of het Verenigd Koninkrijk en de EU-veteraan zich deze keer aan dezelfde kant van de geschiedenis bevinden.
Beeld: (1) Brexit (Patrick Chappatte / The International New York Times / Cagle); (2) It is time to say good-bye. (Markus Grolik / Cartoon Movement)