
Klas vmbo-basis 3 – die zichzelf met trots ‘de schrik van de school’ noemt – is haar meest favoriete klas. ‘Ik houd van die kinderen’, zegt Lucelle Comvalius (46) lachend terwijl ze het schoolbord schoonveegt. ‘Ze krijgen vaak op hun kop, maar ik ga met ze om op basis van wat ik in de les zie.’ De tieners hebben net met veel geduw en gelach het lokaal verlaten. De les van vandaag is voorbij, het weekend staat voor de deur. De door henzelf getekende cartoons zijn achtergebleven, ze liggen keurig naast elkaar op tafel.
‘Leg de cartoons maar in het midden’, had Comvalius gezegd. De vijftien leerlingen uit klas 3 gingen er met z’n allen omheen staan.
‘Wat zie je?’ vroeg de docente wijzend naar de eerste cartoon.
‘Dave Roelvink’, zei de een.
‘Dat die knap is…’ zei een ander.
‘Dat je de andere kant ziet, dat ook hij niet altijd perfect is…’ zei de eerste.
‘Op Insta is altijd alles perfect’, zei de derde. ‘Mensen kijken naar je op, dat is nooit haalbaar op jouw manier…’
Comvalius, docent maatschappijleer, in 2019 Leraar van het jaar van het voorgezet onderwijs, ambassadeur van een landelijke campagne voor werken in het onderwijs en regelmatige gast in het tv-programma De vooravond, veegt na de les de uitleg van de ‘wiba-methode’ van het schoolbord: ‘Wat zie ik, interpretatie (wat betekent het), beoordelen (wat vind ik ervan), actualiteit (was het in de media).’ Op die manier moesten de leerlingen vandaag in de les de cartoons van de andere groepjes bekijken.
‘Een mooie vrouw in een rode jurk’, zag de een.
‘Met decolleté…’ zei een ander.
‘Nienke Plas…’ wist weer iemand anders.
‘Het gaat over jezelf zijn’, zei een leerling. ‘Over borstvergroting, altijd die druk om perfect te zijn, zij is niet perfect en laat dat zien…’
‘Zouden jullie dat doen?’ vroeg Comvalius. ‘Iets aan jezelf laten veranderen?’
‘Uuh nee…’
‘… misschien…’
‘Zijn jullie gek geworden?’ riep een jongen. ‘Waarom vinden jullie dat zo belangrijk?’
‘Omdat elk meisje perfect moet zijn’, antwoordde een van de meisjes. ‘Dikke tieten, vette reet…’
‘Taalgebruik!’ riep Comvalius.
Ze heeft de afgelopen twee weken de lessen besteed aan de moord op de Franse leraar Samuel Paty naar aanleiding van de cartoon van de profeet Mohammed die hij in de klas had laten zien. Ze heeft met de kinderen gepraat over de rol van cartoons, over wat cartoonisten willen, wat het verhaal erachter is. Daarna moesten de leerlingen zelf een cartoon maken. ‘Kijk nog maar een paar minuten naar jullie eigen cartoon’, zei ze deze ochtend. ‘Wat is het maatschappelijke probleem dat je wilt aankaarten? Was het in het nieuws? Kun je de wiba toepassen?’
‘Donald Trump die wasmiddel drinkt tegen corona…’ verklaarde de een.
‘Hebben jullie geen medelijden met hem?’ vroeg de docente. ‘Ook aanhangers van Trump zijn mensen met gevoel en geloven in hem. Hen zet je ook voor gek…’
‘Cartoons over moslims, dat vind ik niet kunnen’, vond een ander. ‘Iedereen heeft een eigen geloof. Niemand mag je beledigen, maar Trump heeft geen geloof, hij is niet heilig…’
‘Ik vind hem een goede president’, zei weer een ander. ‘Hij heeft in vier jaar geen oorlog gevoerd. Mijn vader zegt dat superveel stemmen niet zijn geteld…’
Zelf laat Comvalius geen cartoons zien waarop de profeet wordt bespot. ‘Ik vind dat niet respectvol. Mijn missie is: de kinderen voorbereiden hoe ze hiermee om kunnen gaan. Is cartoons maken op deze manier het juiste middel om iets aan de orde te stellen? De profeet naakt of in een beschamende positie zetten – waarom? Omdat het mag?’
Als ze zo’n cartoon om een bepaalde reden toch zou willen laten zien, dan zou ze eerst de ouders willen spreken. Als hun kinderen gekwetst thuiskomen, dan weten ze hoe dat komt. Cartoons over rooms-katholieke priesters en seksuele bevrediging laat ze ook niet zien. Dat vindt Comvalius ook te ver gaan. Ze omschrijft wat er op de cartoon staat en past dan met de kinderen de wiba-methode toe: wat is het, interpreteren, beargumenteren, actualiteit? ‘Ik leer ze hoe cartoons te lezen. Dan kun je nog gekwetst worden, maar weet je hoe je uit je emotie kunt stappen en je bijvoorbeeld met de maker in gesprek kunt gaan. Dan houd je je aan de grenzen van de democratie.’
‘En dan de laatste’, zei Comvalius. ‘Wat zien jullie hier?’
‘Geert Wilders, dat hij veel zegt wat niet klopt…’
‘Dat hij racistisch is…’
‘Meer of minder Marokkanen. Hij stopt ook niet met dat te zeggen. Hij vindt dat gewoon…’
Aan het einde van de les complimenteerde Comvalius haar leerlingen. Ze was tevreden. Volgende week maandag begint ze met de multiculturele samenleving, racisme en discriminatie. ‘Weten jullie het verschil? Kijk naar mij: ik ben vrouw, zwart, dik en oud. Allemaal punten waarop ik gediscrimineerd kan worden. Je kunt ook als vrouw met een vrouw zijn, of als man met een man, een ander geloof hebben, geen diploma’s. Dat is anders dan racisme, dat heeft te maken met ras of afkomst. Maandag gaan we kijken hoe het is om op de stoel van de ander te zitten.’
Als de leerlingen met veel gestommel de klas uit zijn gelopen, schalt de stem van Sinterklaas door de luidsprekers. Hij kon niet zelf komen, vanwege corona, maar heeft wel voor alle kinderen een cadeautje… Lucelle Comvalius zucht. Ze is opgelucht dat het dit jaar niet doorgaat. Er was een pittige discussie tijdens een lunchpauze in de docentenkamer tussen voor- en tegenstanders. Een paar maanden kregen ze van de schoolleiding te horen: Zwarte Piet blijft zwart. ‘Jammer dat er geen discussie was’, zegt ze. ‘Ik had liever dat we waren uitgenodigd als docenten, dat ons was gevraagd of we er moeite mee hadden dat Zwarte Piet hier rondloopt. Ik vind dat je als school rekening moet houden met kinderen uit andere culturen. Dat ze zich ook in hen moeten verplaatsen. Ik probeer de kinderen hier zo op te voeden dat ze de andere kant leren te zien, dat verwacht ik van collega’s ook. Maar ik sta daarin alleen.’

Het Christelijk College Groevenbeek in Ermelo is een overwegend witte school aan de rand van de Veluwe. Ook het lerarenkorps is overwegend wit. Toen Comvalius hier in 2013 begon, was zij zelfs de enige zwarte docent. ‘Ik had een bijzonder moeilijk eerste jaar’, zegt ze. Het begon al op de eerste dag; toen ze zich meldde, zei iemand: ‘O, daar is de rondleiding voor de schoonmaaksters, ze zijn net weg.’
Ze somt nog een paar van haar ervaringen op. ‘Sommige mensen op school hadden nog nooit een zwart persoon gezien. Een leerling die mijn hand niet wilde schudden, kinderen die zeiden dat ze me voor de trein wilden duwen, ouders met hakenkruizen, ouders die me uitscholden, ouders die geen zwarte docent wilden, docenten die vroegen wat ik daar deed.’ Ze maakte het allemaal eerder mee, werd op alle scholen waar ze werkte extra goed in de gaten gehouden, kreeg meer lesbezoeken, in winkels moest ze als enige haar tas openen, maar hier op de Veluwe was het er een schepje bovenop. ‘Laatst fietste ik met mijn dochtertje naar Ermelo en riep een jongen: “Kijk een aap!”’
Ze ruimt ondertussen het lokaal op. De filmcamera, het statief, de fles nep-champagne die ze tijdens de eerste uren vandaag gebruikte met de 4 vmbo-eindexamenklas. Ze moesten in een talkshow-setting praten over maatschappelijke onderwerpen die ze hadden voorbereid. Comvalius had in het midden de tafels bij elkaar gezet, glaasjes ‘champagne’ voor de gasten erbij, net als bij een talkshow. Drie leerlingen per keer gingen eraan zitten, de camera op hen gericht. Comvalius zelf zat aan het hoofd en stelde de vragen.
‘Welkom bij het magazine Groevenbeek-inside, begon de docente. ‘Het is bijna Sinterklaas, dan gaat het weer over Zwarte en Witte Piet…’
‘Ik vind dat Zwarte Piet moet blijven’, zei een van de leerlingen direct. ‘Het is gewoon traditie.’
‘Als kinderen niet zwart zijn gemaakt, herken je ze makkelijk…’ beaamde de tweede.
‘Zij komen naar ons land, en dan moeten wij het veranderen’, zei de eerste weer.
‘Oké. Maar als je kijkt naar de kleine kinderen van mijn zusje, zij zijn zwart en autochtoon. Hoe denk je dat het voor hen is om voor Zwarte Piet uitgemaakt te worden?’
‘Ik vind het overdreven dat ze zo’n probleem maken van alleen een beetje schmink’, zei de derde.
Lucelle Comvalius vertrok geen spier. Ze lachte en zocht naar een andere manier om de vraag te stellen. ‘Mijn vraag was: kun je het je voorstellen dat het voor kinderen moeilijk is om voor Zwarte Piet te worden uitgemaakt?’
‘Ja hoor, dat kan ik me voorstellen…’ zei de eerste.
‘Wat is dan de oplossing?’ ging de docente verder.
‘Geen idee…’ zei de tweede en trok haar schouders op.
‘Maar het is al heel lang zo, nu maken ze er opeens een probleem van’, hield de eerste vol.
Al op haar vijfde speelde Comvalius ‘schooltje’ – ‘ging ik andere kinderen schrijfles geven, op schoolbordjes, in een sieradenkistje bewaarde ik de schriftjes’ – en vanaf haar 23ste stond ze voor de klas, of eigenlijk al toen ze negentien jaar oud was. Ze liep destijds lio-stage lerarenopleiding maar door ziekte van de docent was ze opeens alleen verantwoordelijk voor een havo 4- en 5-klas. Zij was negentien, de leerlingen waren zeventien en achttien. ‘Dat was tof’, zegt ze nog steeds lachend. ‘Ik heb er echt van genoten, en heb er heel veel van geleerd. Ik maakte toetsen en s.o.’s zelf. Het was best heftig, maar het ging goed. Toen ik daarna in mijn eerste baan een examenklas kreeg was ik nergens bang voor, ik had het al eerder gedaan en dat ging goed.’
‘Haal jullie voeten van de stoelen’, roept ze naar drie leerlingen die achter in de klas nog een opdracht moeten afmaken. ‘Zitten en stil zijn.’
Ze groeide op in Lelystad, waar ze vanaf haar negende woonde. Daar ging ze na haar opleiding ook lesgeven. Ook de school in Hilversum waar ze daarna werkte, was meer een gemengde school. Maar nadat ze haar tweede kind had gekregen, wilde ze dichter in de buurt van haar huis werken. ‘Toen heb ik hier een open sollicitatie gedaan.’
‘Welkom bij het magazine Groevenbeek-inside’, begon Comvalius weer bij de volgende drie leerlingen. Willen jullie je even voorstellen?’
‘Ik ben vijftien jaar en ik kom uit Uddel.’
‘Ik ben zestien, bijna zeventien jaar, ik kom uit Harderwijk.’
‘Ik ben vijftien jaar, ik kom ook uit Uddel.’
‘Jullie doen bijna eindexamen’, ging Comvalius verder. ‘Willen jullie dan hier in de buurt blijven?’
‘Ik hoop dat mijn kinderen net zo’n leven hebben als ik’, zei de eerste stellig. ‘In Uddel is alles rustig, je kent iedereen, het is heel gezellig.’
‘Als ik een leuke baan zou vinden, zou ik wel hier willen blijven’, antwoordde de tweede. >
‘En dan nog even over Zwarte Piet…’ vervolgde de docente.
‘O, vreselijk, om het daarover te hebben’, zei de eerste.
‘Waarom?’
‘Het is een Nederlandse traditie, buitenlanders, donkere mensen, vinden nu dat het niet meer mag’, legde de eerste uit. ‘Donkere mensen willen ook geen negerzoenen, kom op zeg.’
‘Kun je je voorstellen dat het pijnlijk kan zijn?’ vroeg Comvalius.
‘Dat kan ik me voorstellen.’
‘Ik snap niet dat roetveegpiet beter is’, mengde de tweede zich in het gesprek.
‘Ik denk dat het niet uitmaakt voor kinderen’, zei de derde. ‘Als mensen er last van hebben, kun je net zo goed een roetveeg doen.’
‘We leven in een land van blanken…’ hield de eerste vol.
‘Vind je het kunnen dat mensen Zwarte Piet naar mij of mijn kinderen roepen?’ vroeg Comvalius.
‘Nee’, gaf de eerste toe.
‘Ik ben ook Nederlander, het is ook mijn land’, ging de docente verder.
‘En uw roots mevrouw, wat is dan uw moederland?’ vroeg de eerste onzeker.
‘Ik zeg altijd vaderland, dat is Suriname, maar als mensen vragen: waar kom je vandaan? dan zeg ik Nederland.’
‘Kinderen op de Veluwe nemen geen blad voor de mond’, zegt Lucelle Comvalius later terwijl ze de camera en het statief in een tas stopt. ‘Mensen zijn bang iets te verliezen, dat Nederland Nederland niet meer is…’ Eerst was ze hier mevrouw Deneer, de achternaam van haar Limburgse man, maar dat heeft ze onlangs laten veranderen in Comvalius. ‘Dit is een zwarte achternaam, zo weten mensen direct met wie ze te maken hebben.’ Het is dubbel in Nederland, zegt ze dan. ‘Aan de ene kant wordt assimilatie van je verwacht, maar als je dat doet is het nooit goed genoeg. Je moet altijd de betere versie van jezelf zijn.’
Haar vader was in Suriname docent in het basisonderwijs. Toen ze twee jaar oud was, kwam ze met haar ouders naar Nederland. Haar moeder ging werken als medisch bioloog, ze verdiepte zich in de varkenspest, gekkekoeienziekte en werd al snel een van de specialisten in Europa. Maar haar vaders diploma’s werden in Nederland niet erkend, hij ging in de fabriek boter inpakken. ‘Hij heeft veel last gehad van discriminatie en racisme. Hij leerde mij: wees lief, wees stil, rustig, val niet op. Je moet geaccepteerd worden, ik was vijf jaar oud en ben dat nooit vergeten. Hij zei: je moet rustig en beleefd zijn, dan word je geaccepteerd. Je bent een voorbeeld voor alle Surinamers. Als jij je niet gedraagt, hebben alle Surinamers daar last van. Er werd thuis ook geen Surinaams gesproken, zodat wij goed Nederlands leerden.’
Later besefte ze dat het een verkeerde boodschap was: ‘Mijn kinderen lopen nu tegen dezelfde dingen op als ik destijds, maar ik voed ze pittiger op, assertiever. Niet over je heen laten lopen, zeg ik altijd, spreek je uit, wees gewoon jezelf.’
Ze ging zich tijdens haar studie richten op haar roots en deed voor haar afstuderen onderzoek naar slavernij. Ook specialiseerde ze zich in veelkleurig onderwijs. ‘We geven les aan heel gemengde klassen, met kinderen van verschillende achtergronden en sociaal-economische lagen. Kijk verder dan wat je ziet in de klas. Een kind is een product van wat thuis geleerd wordt. Daar moet je je van bewust zijn als je je voorbereidt op een les.’ Dat geldt niet alleen voor docenten maatschappijleer, geschiedenis of aardrijkskunde, benadrukt ze, maar ook bij vakken als wiskunde kan opeens discussie over een gevoelig onderwerp ontstaan. ‘Ook dan moet je het oppakken en kun je het als docent niet zomaar laten liggen.’
Laatst gaf een docent als opdracht: waarom is de islam zo gewelddadig? ‘Hoezo is dé islam gewelddadig?’ zegt Comvalius. ‘Wees je ervan bewust welke zaadjes je plant.’ Zo ziet ze ook haar eigen taak. ‘Dit is wit Nederland, maar hierna gaan de kinderen misschien wel een opleiding doen in Lelystad, Amersfoort, Zwolle. Steden die wél multicultureel zijn.’

‘Oké, laten we het over deze cartoon hebben’, zei ze en wees naar het bord achter haar. ‘Wat zien jullie?’
‘Charlie Hebdo, als iemand zonder hoofd, er steekt een tong uit zijn nek’, zei de een. ‘Ertegenover staat een man met een donkere baard en een hakmes…’ mompelde de tweede.
‘Kunnen jullie begrijpen dat cartoons soms voor een nare situatie kunnen zorgen?’ vroeg Comvalius.
‘Je kunt er belachelijk mee gemaakt worden’, knikte de derde.
‘Deze cartoon hing al jaren op een prikbord in een lokaal op een school in Rotterdam’, legde Comvalius uit. ‘Toen dacht een leerling opeens: dat is de profeet, mijn geloof wordt belachelijk gemaakt, en toen moest de leraar onderduiken. Maar dat is de profeet helemaal niet. Daarom is het zo belangrijk dat iedereen leert zo’n cartoon te lezen, je ziet hoe moeilijk het is om de boodschap over te brengen. Wat vinden jullie, kun je dit in een klaslokaal ophangen?’
‘Je kunt er leerlingen mee raken, je weet iemands achtergrond niet…’ weifelde de eerste.
Als ze voor de klas staat, is ze uitbundig, lacht veel, maakt grapjes, stelt soms voor om de polonaise te gaan doen om te vieren dat iedereen een goed cijfer heeft. In eerste instantie paste dat niet op deze strikte school. ‘Ik kende een veel vrijere cultuur, met app-groepjes met leerlingen, gastdocenten, ik verbouwde vaak het lokaal, deed opdrachten in de vorm van spelletjes. Hier is contact met leerlingen via sociale media uit den boze. Na mijn moeilijke eerste jaar besloot ik mezelf te zijn, me niet aan te passen aan de hier geldende cultuur. Dat was echt een verlossing. Ik dacht: als dat niet is wat ze willen, dan ga ik weer. Lesgeven is mijn passie, is een levenswijze. Dat kan ik niet op een andere manier.’
Comvalius staat zelf in de frontlinie van de gepolariseerde samenleving. Voor haar missie gooit ze ook zichzelf in de strijd. Het is al winst, vindt ze, als kinderen hardop durven te vragen: wat doet het met jou? ‘Het klinkt idealistisch, maar het kan wel. Kinderen hebben soms langere tijd nodig. Soms jaren.’ Ze krijgt weleens een mailtje van een ex-leerling: ‘Mevrouw, u heeft me dat destijds uitgelegd, maar pas nu begrijp ik het.’ Het kwartje valt soms later pas. ‘Ik bereid ze voor op het leven, hoe geweldig het is, maar oefen ook praktische dingen zoals sollicitatiegesprekken.’
Een brug slaan, dat is haar missie. Het gaat haar er niet om dat de kinderen haar mening overnemen. Juist niet. Ze is trots op een leerling die fan is van Geert Wilders. ‘Hij voelt zich daarbij thuis. Elke keer als hij de klas binnenkomt draait hij achter in het lokaal de foto van Wilders om. Hij heeft zijn keuze gemaakt, dat vind ik geweldig. Ik wil kritische burgers maken die zelf nadenken, niet de mening van hun ouders of vrienden overnemen.’ Wel wil ze hen leren dat hun mening soms kwetsend kan zijn voor anderen. ‘Ze doen soms ongenuanceerde uitspraken en hebben niet altijd door wat de impact kan zijn. Dan zeggen ze: alle Surinamers moeten het land uit. Ik vraag dan: hoe zou je dat anders kunnen formuleren en toch bij je standpunt blijven?’
Comvalius zet haar volle tassen bij de deur, de glazen heeft ze even op een kastje gezet. ‘Wat ik belangrijk vind, is dat het veilig is voor leerlingen om iets te zeggen’, zegt ze terwijl ze zich omdraait. ‘De klas is een minisamenleving. Je hoeft het niet met elkaar eens te zijn, maar verplaats je eens in een ander en breng respect op. Dat kan voor meer eenheid gaan zorgen. Elke leerling die van mij les heeft gehad, kan niet anders zeggen dan dat ik mijn best voor hen heb gedaan.’
‘Wat is jullie grootste wens voor volgend jaar?’ vroeg ze deze ochtend aan de laatste groep.
‘Dat corona verdwijnt’, zei de eerste.
‘Dat er geen zieke mensen meer zijn’, beaamde de tweede.
‘… dat we slagen’, zei de derde.