Het begrip jeugdtheaterschool zal niet direct bij iedereen een duidelijk beeld oproepen. Toch bestaan er in ons land ruim veertig, regionaal gespreid tussen Schagen en Stadskanaal, Goes, Apeldoorn en Maastricht. De oudste dateert uit 1985. Dit blijkt uit de recente publicatie Jeugdtheaterscholen in Nederland. Bij elkaar zijn daar meer dan tienduizend kinderen en jongeren met theater bezig. De scholen benoemen uiteenlopende doelen, van kennismaking met de podiumkunsten en enthousiasmeren voor het theatervak tot «je eigenheid» op theatrale wijze leren vormgeven. Het boekje laat ook leerlingen aan het woord over hun passie, zoals de tienjarige Maria: «Jezelf ben je altijd al en bij toneel kun je iemand anders spelen.»

Een van de succesvolste scholen is de Jeugdtheaterschool Zuid-Holland. Die huist sinds 1991 in Gouda, in de enorme ruimtes van een voormalige garenspinnerij. Er lopen een kleine achthonderd leerlingen en 35 docenten rond. De school heeft een over de leerjaren samenhangend lesprogramma ontwikkeld en produceert regelmatig een muzikale familievoorstelling die langs de grote zalen in het land reist.

Oprichter, artistiek leider en regisseur is Theo Ham, 47 jaar oud, dramadocent in al zijn vezels, voor veel leerlingen een soort extra vader en meestal rondstuiterend van enthousiasme. «Wij willen kinderen ontvankelijk maken voor wat kunst is, en het past bij ze om te doen, te spelen en te imiteren. Zo leren ze de wereld kennen», zegt Ham. «Aan de andere kant willen we ze laten kijken naar professioneel theater. Wekelijks geven we lessen toneel, stemvorming, zang, beweging en dans. Zo’n school is natuurlijk ook vormend, sociaal en individueel. Kinderen mogen het allerbeste van zichzelf laten zien. Zelf vinden ze dat leuk en ze merken dat mensen die ernaar zitten te kijken dat ook vinden. Daar word je beslist steviger van als mens. Je ervaart verder dat één en één niet altijd twee is. Onderwijsmethodes gaan keurig van de ene stap naar de volgende. Bij ons leer je dat je soms een groot risico moet nemen. Dat de uitkomst niet zeker is, maar dat je er op een heel eigen manier bij kunt komen.

Het mooie van theater is dat literatuur, beeldende kunst, muziek en beweging samenkomen. Het heeft alles te maken met creativiteit en verbeeldingskracht, met leren samenwerken en met het over je eigen grenzen heen durven reiken. Maar er is ook veel lelijks. Kinnesinne, door het lint gaan en enorme chaos, het hoort allemaal tot het theatervak en het leidt zelfs tot prachtige resultaten. Maar als je kinderen iets leuks in hun vrije tijd biedt, moet je dat wel een beetje buiten de deur zien te houden.»

Zolang hij zich kan heugen hoort theater voor Theo Ham bij het leven: «Ik was een nakomertje en maakte mijn eigen wereld. Speelde met de poppenkast en organiseerde kermissen en circussen in de tuin, waar de hele buurt aan mee kon doen. Een toneelclub, waar ik stommegraag naartoe wilde, was er in Hendrik Ido Ambacht niet, maar in het buurthuis deden ze wel aan ballet. Daar ging ik elke woensdagmiddag uit mijn dak, en eens per jaar hadden we dé uitvoering. Dan kwam er een lading kostuums en licht en ging het doek op. De onvergetelijke geur die daar hing… Natuurlijk vonden ze me een rare jongen en werd ik gepest, maar de kracht die me naar de speelvloer trok was blijkbaar groter.

Op een gegeven moment las ik in de krant dat er in de oude Rotterdamse Schouwburg lessen creatief spel en improvisatie werden gegeven door acteurs van het Nieuw Rotterdams Toneel. Daar viel de wereld op zijn plek. Een van de docenten was Ria Geerlings en die vroeg of ik niet eens een groepje kinderen over kon nemen. Eigenlijk wist ik het al in de derde van de middelbare school: ik wilde worden wat Ria was. Ze was drama docent en introduceerde mij, ook via haar man, die bij de Rotterdamse Kunststichting werkte, in een wereld die groter was dan thuis en het dorp. Nee, acteren was het niet voor mij. Ik heb wel gespeeld, maar ik ben veel te kwetsbaar voor het echte werk op de vloer. Ik heb zoveel pijn gezien, van afgewezen worden, van de ene keer wel en de andere keer niet mee mogen doen. Dat zou ik helemaal niet aankunnen.»

Na de middelbare school werd Theo Ham aangenomen bij de opleiding in Utrecht, maar hij ging er uiteindelijk niet heen: «Het was allemaal nogal vaag en ik kon een baantje krijgen. In die tijd studeerden er wel dramadocenten af, maar er was nauwelijks werk. Dus ik speelde op safe. Als achttienjarige ging ik naar scholen in achterstandswijken, binnen het project Onderwijs en Sociaal Milieu. Jan Grandia had bedacht dat kinderen uit kansarme milieus anders moesten worden aangepakt dan met de traditionele methoden. Drama was daar als ontwikkeling van sociale vaardigheden en creativiteit een onderdeel van. Ik ging fluitend naar mijn werk, want het lesgeven ging min of meer vanzelf. Daar heb ik het vak geleerd, want als je voor die kinderen overeind bleef, zat het wel goed met je.»

Na ruim tien jaar op verschillende scholen raakte Ham in 1985 betrokken bij De Speeltoneelschool, die Louis Lemaire in het Rotterdamse Hofpleintheater begon. Het zou de eerste jeugdtheaterschool worden. Leerlingen deden mee aan de jaarlijkse familievoorstelling van het ROtheater en later maakte de school eigen producties. Daar begon de traditie van voorstellingen met kinderen, en ineens was Ham ook regisseur, wat goed beviel. Uiteindelijk wilde hij echter meer dan «tweede artistiek leider» zijn en begon zijn eigen school, helemaal vanaf nul, maar met ambitie en inmiddels met ervaring en met visie.

Kinderen beginnen omstreeks hun achtste jaar en stoppen als ze eindexamen hebben gedaan en Gouda uit gaan. Vaak markeert de «grote voorstelling» het afscheid. Dat betekent minstens twee keer in de week hard en geconcentreerd werken met regisseur, choreo graaf en zangdocent en het opofferen van vakantieweken. Het resultaat moet immers de concurrentie met het professionele aanbod in de grote zaal aankunnen.

Theo Ham: «In ons vak zit je altijd in het spanningsveld tussen docent en theater maker. Waar wil je op beoordeeld worden? Ik ben in de allereerste plaats docent. En een goeie, want ik kan iets met kinderen maken. Ik wil met een groep ergens naartoe werken, weten dat het resultaat er echt toe doet. Je ziet de kinderen in zo’n voorstelling groeien omdat ze hem dertig keer moeten spelen en dan krijgen ze van alles terug uit de zaal. Dat hoort bij theater en dat leer je niet in een leslokaal.

Ik ben niet alleen bezig met een artistiek proces, maar ook met de ontwikkeling van de spelers. Als we gaan monteren, waarschuw ik dat ik minder aandacht voor ze zal hebben, omdat allerlei mensen, bijvoorbeeld van de techniek, mij op de nek gaan zitten. Tijdens de aanloop naar deze voorstelling zag ik twee meisjes heel ‹actreutelig› gaan doen, rivaliteit opbouwen. Daar zit ik direct bovenop door ze te vertellen dat dat voor iedereen heel vervelend wordt en tot niets leidt. Dat werkt altijd. Ik moet er niet aan denken dat ik zoiets zou moeten opknappen met professionele acteurs. Vaak spelen er één of twee in onze voorstellingen en dat kan killing zijn. Loopt zo’n actrice bijvoorbeeld non-stop te bewijzen dat ze echt de beste van alle meisjes is.»

Voor Ham moeten zijn voorstellingen altijd «ergens over gaan». De afgelopen jaren werden er sprookjes van Grimm en Duizend-en-één-nacht gebracht en een aantal bijbelverhalen. Die laatste voorstelling bracht de SGP en ChristenUnie in Gouda in rep en roer omdat God ook meespeelde en zijn moeder zich af en toe met de Schepping bemoeide. Dit seizoen komt De Ramayana, gebaseerd op een oud hindoe-epos. De voorstelling wordt gepresenteerd als een wervelend en geestig Bollywoodspektakel, met een hindoestaanse stand-up-comedian als verteller. Ham: «Die oude verhalen hebben zo veel in zich, tonen de zoektocht naar zingeving en betekenis. Ik ben me nu weer in een groot boeddhistisch verhaal aan het verdiepen, De pelgrimstocht van Aap. Dat is zo grappig, rijk en veelomvattend. Ik wil Nederlanders, mijzelf voorop, laten kennismaken met dit soort verhalen, die niet voor niets al zo lang bestaan. Uitzonderlijk is dat er opeens allemaal hindoestanen in de zaal zitten. Ze vinden het prachtig, maar sommigen vinden het wel te makkelijk en hebben bezwaar tegen het woord tieten in verband met hun heilige verhaalfiguren!»

Wanneer kinderen eenmaal van de school af zijn, gaan ze soms bij het studententoneel. Onlangs kwam Ham op een doordeweekse avond in het Amsterdamse Rozentheater onder het publiek drie oud-leerlingen tegen: «Dan ben ik trots om ze te zien bij iets wat echt niet zo makkelijk is. Ik heb met duizenden kinderen theaterdingen gedaan, maar slechts een handjevol komt in het vak terecht. Die zijn toevallig tegen mij aangelopen en die hebben prettige dingen bij ons gedaan in hun vrije tijd. Alleen Kuno Bakker van Dood Paard was al een acteur toen hij binnenkwam, die had niets anders kunnen worden. Tegen de meesten zeg ik: ‹Doe dat maar niet, wil dat ook maar niet. Ga maar gewoon genieten van wat kunst voor jou kan zijn.›

We leveren dus beslist geen acteurs in de dop en we willen ook geen toeleverings instituut zijn voor iedereen die in het professionele circuit kinderen nodig heeft. In Engeland bijvoorbeeld zijn dagopleidingen waar je als kind drie dagen theaterles en twee dagen gewone vakken volgt. Daarboven zit een buitengewoon chique aangekleed castingbureau waar de heren van de BBC en van de film komen om kinderen te scouten. Die gaan dan aan het werk in ‹the industry›, zoals dat daar heet.

De directeur van de toneelschool in Maastricht zei een paar jaar geleden eens dat er bij ons mensen vandaan komen die zo open en geïnteresseerd zijn. Dat vond ik een groot compliment. We zijn bezig om kinderen tegen zo veel mogelijk dingen aan te laten lopen, maar proberen ze zo min mogelijk vast te leggen in de manier van spelen of in de manier van denken over theater. Wij hadden ooit een erg leuk jongetje dat er door Van den Ende werd uitgepikt om in een soap te spelen met Simone Kleinsma. De hele familie in de tralala! Dat kind denkt vervolgens: dit is spelen. Daarna zie je hem niks anders meer doen en het is ook de vraag of hij nog iets anders zal kunnen. Bij ons leren ze in elk geval dat ze niet op school zitten om beroemd te worden.»

De aansluiting met het amateurtheater vindt Ham slecht: «Voor onze jongeren is het daar vaak te oubollig en te beperkt. Onlangs was er een felle discussie onder scholen waarom we ons niet ook op volwassenen zouden gaan richten. Daar heb ik helemaal geen zin in. Ik vind volwassenen minder interessant en ook lastiger. Ik heb vaak het gevoel dat ik door veel cryptogrammen heen moet, zeker in een werkproces. Met kinderen is mijn verhouding veel directer. Nog zo veel is mogelijk en vaak geven ze me een vrolijk en positief gevoel. Het is moeilijk uit te leggen en ik ben ook altijd beducht dat het een beetje smoezelig klinkt. Misschien vind ik kinderen wel leukere mensen dan volwassenen.

En ik ben natuurlijk een moralist! Het is hard nodig om in deze tijd andere dingen aan te dragen dan alleen maar wat met economische welvaart, spullen en geld heeft te maken. 24 televisiezenders en hoe weet ik waar er nog iets van waarde wordt verteld? Dan organiseren we ook nog een kijkwijzer waarmee we met ons Nederlandse vrijheidsdenken even hebben besloten de leeftijd waarop kinderen dingen mogen zien flink naar beneden te halen. Voor mij is moralis me vooral het gevecht om kinderen de andere kant te laten zien, om ze uit te dagen net iets verder te kijken dan de eigen neus lang is. Daarom ben ik driftig in de weer om een uitnodigende omgeving te organiseren en te roepen: ‹Lees dit nou, want dat gaat echt ergens over.›

Het is niet mis waar kinderen allemaal doorheen moeten ploegen om bij iets van schoonheid of waarheid uit te komen. Mijn twee meiden thuis hebben hun boekenkast keurig op orde, maar de zoon verdomt het. Die leest Carry Slee en houdt daar ook zijn boekbespreking over op school. Het schaamrood stond me op de kaken, maar dan kun je moeilijk de bazige moralist uithangen. Het is zijn keuze en zijn manier van lezen en we moeten er ook niet te heilig over doen. Ik was vroeger gek op Batman en de Thunderbirds en ben daar niks slechter van geworden.

In ons eigen theater programmeren we soms pittige voorstellingen. Daarop krijgen we tijdens bijeenkomsten met ckv-docenten (culturele en kunstzinnige vorming — bb) commentaar dat het allemaal laagdrempeliger moet, dat we kinderen het theater uit jagen in plaats van naar binnen lokken. Dan ga ik bij het jongerentheaterfestival De Opkomst in Utrecht kijken naar zogenaamd laag drempelig aanbod en ben geschokt over de kwaliteit. Dat gaan we dus niet doen. Dan maar lastig en moeilijk. We moeten tenslotte achter onze eigen programmering kunnen staan.»

De grootste wens van Theo Ham is «om alles wat kunstzinnige vorming heet nog eens een flinke schop onder de kont te geven. Nu gaat het vooral via het onderwijs. Er bestaan kunstmenu’s: op de basisschool ga je precies één keer naar een museum, een theatervoorstelling en een concert, en dat was het dan. We zouden eens een leuk, op kinderen gericht gebouw moeten neerzetten, waar ze steeds van alles kunnen proeven en alleen als ze daar zelf zin in hebben. Niks menu.

En dan die CKV voor het voortgezet onderwijs. Jongeren verstoren met hun verplichte theatergang voorstellingen dus danig dat groepen niet meer voor ze willen spelen. Geef al die lui gewoon een vrijkaart voor drie dagen Lowlands, met een kam peer arrangement erbij. Daar kunnen ze alles meemaken: theater, literatuur, popmuziek. Het klopt met hoe ze zelf zijn. Laat het eens niet allemaal in dat onderwijs vastliggen. Ik droom van een goed georganiseerd huis waar het zo leuk is voor kinderen dat ze er per se willen zijn, omdat ze bang zijn dat ze anders iets missen.»

De Ramayana speelt tot half maart. Informatie: Jeugdtheaterschool Zuid-Holland, Gouda, 0182-584877, of www.jeugdtheaterschool.nl.

Jeugtheaterscholen in Nederland is te bestellen bij Theaterwerk NL, Amsterdam, 020-3446120, of mail@theaterwerk.nl