Eyal Weizman – ‘Wij werken aan die relatie tussen kennis en erkenning’ © Horst Friedrichs / Anzenberger

Het grote statige gebouw van de universiteit Goldsmiths in Zuidoost-Londen lijkt uitgestorven, tussen twee trimesters in. Maar ga je bij de ingang linksaf, rechtsaf, en aan het einde van de gang twee verdiepingen omhoog, dan kom je in een werkstudio met grote hoge ramen, vol met computers en jonge mensen.

De zilvergrijze verflaag op de houten vloer is door de rollende bureaustoelen gesleten en naast het rommelige keukentje groeit een hoge plant uit een retro-uitziend blik van twintig liter ktc-frituurolie. In de hoek staat een vouwfiets, op een van de bakstenen muren hangt een gigantisch projectiescherm.

De architecten van de onderzoeksgroep Forensic Architecture zijn in deze ruimte bezig met deconstructie en reconstructie. Niet alleen van gebouwen, maar ook van gewelddadige gebeurtenissen, van instituties en overheden. Met hun ruimtelijke en technische vaardigheden werken de architecten aan het bewijzen van mensenrechtenschendingen. Hiervoor heeft Forensic Architecture ook de expertise van kunstenaars, filmmakers, (data)wetenschappers, advocaten en journalisten in huis.

Het eerste project waar ze aan werkten was een reconstructie van de moord op Bassem Abu Rahma. Ongewapend demonstreerde hij in het Palestijnse dorp Bil’in op de Westelijke Jordaanoever, toen hij werd geraakt door een traangasbus, wat hem fataal werd. De moord werd opgenomen door drie camera’s uit verschillende hoeken. Forensic Architecture reconstrueerde de moord, en de zaak werd voorgelegd aan het Israëlische hooggerechtshof. Het oordeel: de Israëlische militaire politie handelde nalatig.

De oprichter van Forensic Architecture is Goldsmiths-hoogleraar Eyal Weizman. Zodra we van smalltalk in het Hebreeuws over het verhuizen naar een zonniger oord overschakelen naar het Engels, waarin we ons allebei in vakjargon beter kunnen uitdrukken, slaat de gemoedelijkheid om in een beladen gesprek. Weizman groeide op in de noordelijke havenstad Haifa, een stad die bekendstaat als voorbeeld van co-existentie tussen Palestijnen en Israëliërs. Maar wat mensen niet zien, is dat de Palestijnse wijken in een vallei liggen, dat de stad tot op zekere hoogte van de Palestijnen is afgescheiden, en dat wegen de ene gemeenschap bereiken en de andere omzeilen. Op jonge leeftijd leerde hij zo de politieke betekenis van architectuur kennen.

Aan de wand tussen twee werkruimtes in hangen stills van video’s, met op ieder klein vierkantje een beeld met een explosie of rookwolk. Tegenwoordig spelen conflicten en oorlogen zich met name af in urbane gebieden, vertelde Weizman eens tijdens een presentatie. De onderzoeksgroep vormde een tijdlijn van alle Israëlische luchtaanvallen tijdens de oorlog met Gaza in de zomer van 2014. Door het puin en de rookwolken te analyseren identificeerde de groep de precieze locaties en de afgevuurde raketsoorten. Allemaal stukjes bewijs die kunnen bijdragen aan juridische zaken voor gerechtigdheid.

In een van zijn boeken citeert Weizman dichter Stéphane Mallarmé: ‘dingen bestaan al, we hoeven ze niet te creëren; we hoeven alleen maar hun relaties te zien’. Dat is in essentie wat Forensic Architecture doet: het combineren van elementen die al in het publieke domein bestaan, potentieel zichtbaar zijn voor iedereen, om ze te bundelen tot krachtige reconstructies en bewijsstukken.

Aan het begin van zijn carrière hielp het Weizman de Israëlische bezetting te begrijpen als een reeks plannen. Masterplannen die de specifieke vorm van de nederzettingen omvatten, de manier waarop ze zich verspreiden, de infrastructuur die ernaartoe leidt en die Palestijnen op discriminerende manier benadeelt.

‘Het stelde me in staat de bezetting te begrijpen als een soort driedimensionaal fenomeen’, zegt Weizman zodra we in zijn kantoor zitten. ‘Israël beheerst alle lagen van controle. De ondergrond, de watervoerende lagen, de archeologie, de heuveltoppen en het luchtruim. En Palestijnse gebieden van controle zweven hier als het ware binnen een soort Escher-achtige driedimensionale omgeving tussen.’ >

Schöne Welt, wo bist du

Op 28 april vierde De Groene Amsterdammer zijn 145ste verjaardag onder de titel Schöne Welt, wo bist du – een zoektocht naar hoopvolle ontwikkelingen. Hoe kunnen we bouwen aan een rechtvaardige, mooie wereld? In deze serie interviews gaan we op zoek naar tekenen van vooruitgang.

In april vierde Weizman Pesach met zijn familie in zijn geboortestad Haifa, waar tijdens zijn bezoek grootschalig werd gedemonstreerd. Een van zijn zussen, theatermaker en actrice Einat Weizman, wordt in Israël gezien als ‘terroristische bedreiging’ – haar toneelstukken over de Israëlische bezetting zijn onlangs verboden. Zijn andere zus, ook academicus, is net zo kritisch op haar geboorteland. Alle drie stemmen ze op de politieke partij Balad (dat in het Arabisch ‘land’ betekent), al vanaf de oprichting in de jaren negentig. De linkse partij pleit voor de oprichting van een Palestijnse staat en is voor de secularisatie van Israël.

‘Jarenlang werd activisten aangewreven dat ze egoïstisch waren, cynisch, verwend, dat ze ontworteld waren of hun neus ophaalden voor hun land. Hun viel de zwaarste beschuldiging ten deel die er is in Israël: dat ze geen patriotten waren’, schreef David Grossman recentelijk in De Groene Amsterdammer. Dit verwijt is herkenbaar. Het maakt niet uit wat je doet, zodra je over Israël schrijft werk je jezelf een moeilijke – en vaak ook ongemakkelijke – positie in. Toch volhardt Weizman in zijn werk en activisme.

‘De zachte kritiek van de demonstranten die we nu op straat zien, raakt niet de tragische kern van wat het betekent om als Israëliër geboren te worden, om je leven deel te laten uitmaken van een repressief mechanisme dat geen elementaire gelijkheid toelaat’, zegt Weizman na een diepe zucht. ‘Dat is wat we moeten bespreken. Mensen hebben het over het hooggerechtshof en de wet, maar hoe kun je spreken over de wet, als mensen op hetzelfde land tussen de rivier en de zee geen rechtssysteem, geen juridische status en geen functioneel burgerschap hebben? Ze roepen dictatuur, maar dictatuur bestaat al in Palestina sinds de Nakba van 1948.’ Nakba (de catastrofe in het Arabisch) verwijst naar de tijd waarin de staat Israël zich vormde. Honderdduizenden Palestijnen werden uit het door Israël veroverde gebied verdreven, dorpen werden verwoest, en duizenden werden vermoord.

Het trauma van de generatie van zijn grootouders, doorgegeven door zijn ouders aan Weizman, heeft hem naar eigen zeggen extreem gevoelig gemaakt. ‘Het had me ook juist kunnen verdoven. Verdoofd zijn is het zien van het “noodzakelijke” kwaad, maar het niet voelen. We komen bijna allemaal uit gedecimeerde gezinnen met intergenerationele trauma’s. Die overlevingsdrang kan zich op verschillende manieren uiten’, zegt hij. Volgens Weizman weten velen in Israël hoe wreed de bezetting is en kennen ze de Nakba. De bezetting rechtvaardigen ze door te stellen dat het noodzakelijk kwaad is om in leven te blijven. Voor hen is de soevereiniteit en harde hand van Israël de onontkoombare oplossing om te overleven.

‘Erkenning is gebaseerd op kennis’, vervolgt hij. ‘Je kunt kennis hebben van de Nakba, je kunt weten dat binnen de officiële grenzen van Israël honderdduizenden, bijna een miljoen Palestijnen grof worden verdreven, dat hun land wordt ingenomen, dat ze tot vluchtelingen worden gemaakt, je kunt het weten maar het niet erkennen. Wij werken aan die relatie tussen kennis en erkenning. Zien is niet alleen met je ogen identificeren wat de schendingen zijn hier en daar. Het is een culturele politieke praktijk, over wat je ziet, hoe je het benoemt, en wat het na het benoemen betekent.’

Weizman zegt de wereld vanuit de architectuur te zien, wat voor hem betekent dat hij niet alleen naar gebouwen kijkt, maar dat hij politiek beschouwt als relaties in de ruimte. Voor hem is alles een symptoom van een grotere politieke context. De analyses van Forensic Architecture zijn geen specifieke onderzoeken van incidenten op zich. Elk incident ziet hij als een diepe sonde, als een biopsie waarmee je iets van het dna van dat conflict neemt en begrijpt hoe politiek geweld wordt gebruikt om te onderdrukken, te verdrijven en om zo de status quo te bewaren. ‘Ongelijkheid en onrechtvaardigheid roepen weerstand op, dus is er geweld nodig om het in stand te houden’, zegt Weizman. ‘Dat zijn de symptomen. Als we bijvoorbeeld kijken naar de moord op een Palestijns kind vandaag, kunnen we daar doorheen kijken naar de Nakba.’

‘Als je opgraaft, vernietig je het belangrijkste archief van de menselijke natuurlijke verstrengeling’

Het geweld wordt uitgeoefend door de hele samenleving, vindt hij. ‘In de eerste plaats door juist de sectoren die nu de demonstratie leiden, zoals piloten, generaals, marinemensen, veiligheids- en Sjabak-mensen, alle mechanismen die zijn opgelegd om de ongelijkheid in Palestina te institutionaliseren.’ Hij valt eventjes stil. ‘Sorry, ik begon net op gang te komen.’

De architecten van Forensic Architecture houden zich niet alleen bezig met gebouwen, maar ook met gewelddadige gebeurtenissen, zoals de mishandeling van een Palestijnse burger © Forensic Architecture / Breaking the Silence, 2020)

Vanuit het gebouw van de Goldsmiths-universiteit, dat is vernoemd naar working class hero Richard Hoggart, parafraseert Weizman de Italiaanse historicus Carlo Ginzburg: ‘Architectuur is voor ons meer een vliegveld dan een gevangenis. Het is een plaats van waaruit we naar andere bestemmingen gaan.’ Weizman: ‘Een incident vindt plaats op straat. Telefoons lichten op. Tientallen, soms honderden. Toen we in Hongkong met een protestbeweging werkten, lichtten duizenden telefoons op. Soms namen ze korte clips op, soms streamden ze urenlang live.’

Met de opkomst van sociale media en de democratisering van satellietbeelden begreep Weizman dat het mogelijk is om met een architecturale lens incidenten en matrices van controle uit te leggen, omdat relaties ruimtelijk zijn en tussen videobeelden verbanden kunnen worden gelegd.

‘Het verhaal zit tussen die camera’s’, zegt hij. ‘Je begint een ruimte te reconstrueren, dat kan een gebouw zijn, maar ook een deel van een stad, alsof het een studio is waarin je kunt bewegen tussen camera 1, camera 2, camera 54, camera 714, toch? Elk daarvan legt een deel van het incident vast, samen geven ze je een optiek die voorheen onbereikbaar was.’

De Israëlische bezetting is niet alleen een laboratorium van wapens en mass surveillance, maar ze is ook een laboratorium van verzet. De technieken van Weizman en Forensic Architecture, die zijn ontstaan op de heuveltoppen van de Westbank, reiken inmiddels veel verder. Naar bijvoorbeeld een dodelijke fabrieksbrand in Pakistan, extreem-rechtse aanslagen in Duitsland, martelingen door Amerikaans personeel in een detentiecentrum in Kameroen, pushbacks in Melilla en overmatig traangasgebruik in Chili met gezondheidsrisico’s tot gevolg.

Met The New York Times onderzocht de groep onder andere aanvallen met chemische wapens in de Syrische stad Douma, met Al Jazeera de moord op de Palestijnse journalist Shireen Abu Akleh, en met Bellingcat politiegeweld tijdens Amerikaanse Black Lives Matter-demonstraties.

Met tien kantoren wereldwijd bevragen ze met deze technieken overheden en proberen ze zichtbaar te maken wat verborgen wordt gehouden. Door zonder schroom de vinger op de zere plek te leggen, trappen ze mondiaal instanties op hun tenen.

Samen met collega Matthew Fuller beschrijft Weizman in het boek Investigative Aesthetics dat dezelfde post-truth-tactieken die figuren als Trump, Bolsonaro en Orbán uitdragen, al generaties lang worden gebruikt tegen gekoloniseerde mensen. Pas recentelijk zijn de technieken van het verdoezelen van geweld en onteigening, de vernietiging van bewijsmateriaal en megalomane verzinsels, zoals beschreven in het boek, ‘van de grens van koloniale conflicten gemigreerd om als een karkas op de kust van de reguliere westerse politiek te stranden’.

Vurig vertelt Weizman over hoe al het werk van Forensic Architecture ten dienste staat van de burger, en het niet bedoeld is om regeringen of instituties te versterken. ‘We moeten tegen hegemoniale krachten strijden. Er is een manier waarop openbrononderzoek op het vroege internet lijkt. Ik herinner me een gesprek in de jaren negentig over de manier waarop het internet samenlevingen en gemeenschappen een bevrijdend toevluchtsoord zou bieden, en een plek zou geven om zich terug te trekken of zich te verzetten tegen de staat. Maar dat bleek een illusie. Het internet als plek is opgezogen door grote bedrijven.’

‘Bij het Visual Investigations-team van The New York Times grapte ik dat de laatste architect die de krant inhuurde als Renzo Piano was, die hun kantoor ontwierp. Nu worden architecten en onze alumni ingehuurd als journalisten, die schrijven vanuit een architecturaal perspectief.

Ik denk dat het een ethische noodzaak voor architecten is om minder te bouwen en om onze technieken juist op andere manieren te gebruiken. We hebben eigenlijk een proces van on-ontwikkeling nodig, in plaats van elk probleem te proberen op te lossen met de impuls van verdere bouw. Als je voor rechtvaardigheid wil werken, is het laatste wat je moet doen plastic, beton, staal en glas opstapelen, zoals we zien bij de enorme afvalbergen die we gebouwen noemen.

Soms moeten we bescheidener werken en hergebruiken wat we hebben. De architectuur is technologisch zo ver gevorderd in termen van simulatie en haar vermogen om de wereld te modelleren en te conceptualiseren, dat wij in staat zijn architectonische vluchtelingen te worden op andere gebieden. Via een soort hyperdisciplinaire samenwerking kunnen we dan helpen vechten voor gerechtigheid, daar moeten we architecten voor omscholen.’

In plaats van het beschermen van mensen, beschermt hij nu de aarde. Samen met archeoloog David Wengrow, die met David Graeber het boek The Dawn of Everything schreef, oefent Weizman met ontdekken zonder op te graven. Gepassioneerd begint Weizman te vertellen over het project waar hij op dit moment mee bezig is, waarbij archeologen technieken uit de forensische architectuur toepassen.

‘Opgraven is vernietigen. Het is letterlijk ontaarden. Je neemt een voorwerp en maakt het als het ware schoon van de aarde, alsof de aarde vuil is en het object het enige is dat telt. Het voorwerp kan een aardewerk zijn, een werktuig, een gebouw, maar de grond waarin het voorwerp zit bevat enorme hoeveelheid informatie over hoe mensen in een omgeving leefden.

Was het een bosrijke omgeving? Was het savanne? Of steppe? Die informatie zit in de aarde, niet in het object. Als je opgraaft, vernietig je het belangrijkste archief van de menselijke natuurlijke verstrengeling. Er bestaan dus kleine korreltjes aarde, en sommige daarvan zijn botten. Die kunnen je dna geven, waardoor je kunt zien wat het dieet was. Sommige korreltjes zijn pollen, die bewaard zijn gebleven, dan kun je reconstrueren wat er groeide. Zo reconstrueer je de omgeving, niet alleen de architectuur.

Soms turen we door de grond met prothetische ogen van grondpenetrerende radars en geomagnetische detectoren. We ontdekken en analyseren steden die heel anders zijn dan de traditie van steden waarvan we dachten dat het de allereerste steden waren – de hiërarchische steden, met een gecentraliseerde bureaucratie, die leunden op dwang, slavernij en de onderdrukking van vrouwen. De steden die wij vinden zijn van een heel andere aard. In Oekraïne is een enorme site genaamd Nebelivka, de stad heeft bijna vijftienhonderd huizen, maar ze zijn allemaal even groot. Er is iets heel bescheidens en moois aan een stad die kan ontstaan zonder hiërarchie. Net zoals ik denk dat we de architectuur moeten temmen van haar bouwimpuls, moeten we de archeologie temmen van haar opgravingsimpuls.’