
Een paar bereisde vrienden hadden in het begin van de jaren negentig Angels in America in New York gezien. Ze vonden het helemaal niks. Sentimenteel en warrig gedoe met engelen en flikkers. Toen de Nederlandse première eraan kwam (1995), ben ik het eerst maar eens gaan lezen. Het viel niet tegen. Om de openingsscènes tijdens een joodse begrafenis moest ik al meteen erg lachen. Lekker springerige situatiehumor schreef die Kushner.
Louis ‘Idiote dienst was dat. Die rabbi…’
Prior ‘Je moet z’n nummer vragen straks. Ik wil hem ook op mijn begrafenis.’
Louis ‘Ik ga er even naartoe. Als de kist eenmaal gezakt is, gaat iedereen er rotzooi op gooien.’
Prior ‘Begrafenisfolklore. Mag je niet missen.’
Louis ‘Oud joods gebruik. Vangen, oma, weer een schep! Ze was behoorlijk maf. Ik heb ’r nooit opgezocht. Ze lijkt te veel op mijn moeder.’
Prior (omhelst hem) ‘Arme Louis. Erg voor je dat je oma dood is.’
Louis ‘Wat een klein kistje, hè? Sorry, ik heb je aan niemand voorgesteld. Met de familie in de buurt ben ik ineens een stiekeme nicht.’
Prior ‘Zeg maar gerust macho. (hij imiteert) “Ik ben Lou, zoon van Rachel.” Lou, niet Louis, sodat se de nichten-S niet horen.’
Louis ‘Ik heb geen…’
Prior ‘Voor mij mag je ’t wegmoffelen. O ja, schat, die nicht van je, die Doris, is een pot.’
Louis ‘Nee. Echt?’
Prior ‘Jij ziet niets. ’t Is dat ik je al vier jaar pijp, anders zou ik zweren dat je hetero was.’
De plot van het stuk behandelt in tientallen korte scènes het leven van twee stellen die uit elkaar gaan en een eenling die uit elkaar valt. Prior en Louis gaan uit elkaar omdat de een aids heeft en de ander daar niet tegen kan. Het andere (hetero)stel, Harper en Joe, zet een punt achter hun huwelijk omdat er in Harper iets is gebroken en omdat Joe een homo in de kast is. Die tweede breuk heeft veel meer voeten in de aarde. Vanwege een soort hondentrouw (ze noemen elkaar ‘maatje’). En vanwege hun mormonengeloof, dat over de huwelijkse staat en over homoseksualiteit nogal conservatief is. Louis uit het ene stel krijgt iets met Joe uit het andere, beiden worden na een hitsige affaire naar hun eerdere partner teruggedreven. Maar ze zijn daar niet meer welkom.
Het verhaal over de twee stellen wordt in continue versnellingen en vertragingen verteld. Er zijn surrealistische droomsequensen: Prior krijgt koortsdromen van de medicatie tegen aids en Harper is manisch depressief, ze slikt containers valium en stapt daardoor grappig-vreemde werelden binnen. Verder zijn er verspringingen in plaats en tijd, plotseling afgebroken woordenwisselingen en uitgestelde beslissingen.
En dan is er natuurlijk nog de figuur van Roy Cohn. De man die in z’n eentje uit elkaar valt. Hij heeft echt geleefd (van 1927 tot 1986). Hij was de joodse advocaat van rechts Amerika. Hij heeft Julius en Ethel Rosenberg als zogenaamd met atoomgeheimen sjacherende communisten naar de elektrische stoel geprocedeerd. Hij chanteerde stiekeme homo’s binnen het overheidsapparaat en afficheerde zichzelf onder intimi als ‘een hetero die rondneukt met jongens’. De Amerikaanse avant-garde-acteur Ron Vawter (van de Wooster Group) maakte in het jaar waarin Angels in America werd geschreven al een messcherp (ook verfilmd) toneelportret van deze politieke griezel, die ‘politics used as a form of drag’. Cohn is de zwarte engel in Kushners stuk, de consigliere van de Reagan-Republikeinen en de gangmaker van alle maatschappelijke stilstand en ellende waar die politieke familie in het tijdvak van aids voor stond.
De mythische, inktzwarte kracht van Kushners stuk zit voor een deel in deze figuur. En in zijn tegenpool natuurlijk, de witte, de werkelijke ‘Angel in America’. Deze raadselachtige figuur bepleit met zachte hand (of liever: vleugel) het stilstaan en het verraad dat Roy Cohn met harde hand wil afdwingen. Die witte engel staat voor het stilzetten van de tijd, voor misschien het ideale ogenblik, het momentum zoals dat in de politiek heet, om ons als planeetbewoners te beheersen, in wetenschappelijk, economisch en mentaal opzicht. Om te bereiken dat we niet alles kapotmaken. Aids en het tijdvak waarin aids de wereld van velen beheerst, werken in het toneelstuk als schrikbeelden, fantomen en metaforen voor een verloederende wereld. De engel van Amerika staat voor de poging om de dingen als nieuw te zien, helder, schoon, zonder de hijgerige bijklank van een ‘grote schoonmaak’, met een nieuwe leider. Kushner schreef een complex en raadselachtig stuk over een ‘eindtijd’ en de kansen die daar misschien bij horen.
Toen Guy Cassiers en zijn acteurs van het RO Theater in 1995 de Nederlandse première gaven van Angels in America woekerde aids, de ‘flikkerpest’, de gay cancer nog volop. De schrik en het afgrijzen waren vers. Freddy Mercury was in 1995 vier jaar dood, Rudolf Nurejev nog maar twee. De werelden van de ‘gewone’, onbekende homo’s waren slagvelden van verdriet geworden. De aidsremmer azt (die een bijrol speelt in de plotafwikkeling van het toneelstuk) werd vanaf dat jaar preventief ingezet bij zwangere vrouwen met een hivbesmetting. Kushners stuk kijkt in het oog van de orkaan, gedurende de gruweljaren van 1985 tot 1990.
Ik herinner me de Nederlandse première, die op een relatief klein en intiem podium werd gespeeld, vooral door de soberheid van theatrale middelen en door de superieure aanwezigheid van acteurs als Stefan de Walle, Catherine ten Bruggencate en Joop Keesmaat. Op een kaal plankier, met een tafeltje als ziekenhuisbed, kledingrekken op de achtergrond, groot geprojecteerde dia’s van locaties in New York. De voorstelling eindigde in een sfeer van hoop. We kunnen eindelijk weer ademhalen. En God, wat was dat welkom in die dagen, adem. Veel homo’s hadden hun vriendenkring binnen tien jaar zien decimeren. Prior, de met aids besmette jongen, die min of meer overleeft, zit in de slotscène aan de voet van de engel van Bethesda in Central Park. Prior: ‘Voor velen van ons betekent deze ziekte het einde, maar lang niet voor allemaal. De doden zullen worden herdacht en ze zullen knagen aan de levenden, maar dat gaan we niet uit de weg. Wij sterven niet meer in stilte.’ Dat waren zinnen die voor ons toen klonken als een klok, teksten die troostrijk werkten, het waren woorden van bijbelse signatuur. Mené, Tekèl, Ufarsin. Geteld. Gewogen. En Gebroken.
Dertien jaar later, in 2008, bracht Ivo van Hove bij Toneelgroep Amsterdam zijn versie van het stuk. Aids was ondertussen hier als epidemie overwonnen, aids was ‘de ziekte van Afrika’ geworden, waar griezelige presidenten enge teksten over spraken. Terwijl in het rijke Westen de oude (seksuele) normen en waarden werden hersteld en minderheden werden opgejaagd als klassieke zondebokken. De tga-voorstelling uit 2008, die tot dit seizoen op het repertoire zou blijven en onlangs in New York met groot succes werd getoond, speelde zich af op een groot podium met projectieschermen. Een jachtig spektakel voor acht grootse toneelspelers was het. Tom Blokdijk schreef indertijd in het Vlaamse theatertijdschrift Etcetera: ‘Van Hove toont gedrag zonder dat gedrag te willen verklaren. Dat doet hij virtuoos, je blijft ernaar kijken, de acteurs zijn geweldig. Maar je blijft ook een buitenstaander, je dringt niet tot deze figuren door. Het lijkt alsof Van Hove dat ook niet wil.’
Onlangs is Angels in America in ons land aan een derde leven begonnen. Bij Toneelgroep Oostpool. In de regie van artistiek leider Marcus Azzini. Die hier jarenlang op heeft gewacht. En die voor de gelegenheid een sterke troep, merendeels jonge spelers op de been heeft gekregen. Het eerste wat opvalt is de onwaarschijnlijk heldere én duistere scenografie van Theun Mosk. Een intieme, vlak voor het publiek neergelegde speelvloer van aarde. Met daarachter een spiegelwand waarin wij onszelf zien – het zaallicht blijft er goeddeels de hele avond voor aan. Iedereen betreedt het podium met blote voeten. Een helder teken van anti-illusionisme. Niets is hier echt, alles is hier waar, figuren zullen ongehinderd elkaars wereld binnenstappen, werkelijkheden en scènes lopen razendsnel in elkaar over.
Maria Kraakman (die ook meespeelt, in de rol van de mormoonse vrouw Harper) heeft een geraffineerd, nooit opdringerig maar tussen de regels als kamermuziek klinkend ‘muziekdecor’ ontworpen. Door al die heldere tekens – spelonkachtig geluid, aarde, spiegellicht – krijgt de vertelling veel van een ritueel. Emotioneel té ingrijpend om haar brechtiaans te noemen, net iets té hard in de schakelingen en overgangen om van psychologisch naturalisme te spreken. ‘Episch en intiem tegelijk’, kopte een dagblad, en dat was in de roos. Je ziet het aan een toneelspeler als Rick Paul van Mulligen, die (onder meer) de verzorger Belize speelt, die zowel de alleen gelaten Prior verzorgt als de politiek door hem gehate Cohn.
Belize is een zwarte ex-travestiet (donker mutsje op zijn blonde kop, meer heeft Van Mulligen niet nodig) en een ex van Prior. Replieken schiet hij in het rond als klapzoenen op een cocktailparty. Hij is witty, ad rem en zijn interventies hakken er ook emotioneel hard in. In het deel na de pauze heeft hij een scène met Prior (een groots spelende Roy Baltus) die over de verschijning van een engel vertelt (met die gebeurtenis wordt de scène doorsneden) en over het orgasme dat hij tijdens die annunciatie had. Hoe Rick Paul van Mulligen hier schakelt van valse humor en mooie oneliners naar ontzetting en plaatsvervangende angst, dat is keelsnoerend mooi om te zien en te horen. Maar het zwelgt nergens. Je blijft kijken, luisteren en denken.
Belize ‘Godverdomme, niet flippen. Dit is geen dementie. En het is niet echt. Je bent het zelf, Prior, je angst voor de toekomst, je tijd raakt op. Je wilt zo graag terug in de tijd dat je die engel hebt bedacht, een kosmische reactionair. Maar er is geen engel. Hoor je me? Ik kan alles hebben, maar niet wat er nu met je gebeurt.’
Tot slot en boven alles: hier staat een sterk ensemble. Met Jacob Derwig (Cohn) als primus inter pares. Hij speelt niet louter de zichzelf overschreeuwende schurk, maar ook de bedrieger die sterft in het spuug van zijn eigen grappen. Derwig monteert de talloze attracties van Cohn niet door elkaar heen maar achter elkaar. Daar heb je een sterke regisseur voor nodig die veel vertrouwen geeft. Marcus Azzini liet zich in dit project van zijn allersterkste kant zien.
Angels in America is t/m 6 juni te zien in een aantal grote steden
Beeld: Toneelgroep Oostpool, Angels in America. Niets is echt, alles is waar (Sanne Peper)