
Ouderling Albert Elzinga van de vrijgemaakt gereformeerde kerk in Rotterdam-Zuid is een rationalist. Hij kijkt rond in zijn oude kerk, vanuit de hoge ramen valt het zonlicht op de donkere houten kerkbanken, de betonnen vloer, de kale muren, de eenvoudige preekstoel. Alles is nog helemaal intact, maar niet meer in gebruik. Deze kerk, gebouwd in de jaren zestig, was nu eenmaal kleiner dan de kerk van de christelijk gereformeerde kerk iets verderop waar ze eind vorig jaar mee zijn samengegaan.
‘Zijn’ Elimkerk, waar hij sinds hij ruim twintig jaar geleden uit Drenthe kwam elke zondag twee keer kerkte, waar hij zijn kinderen heeft laten dopen, staat sinds vorig jaar te koop. Aan weerszijden van de preekstoel hangen de borden met daarop de nummers van de psalmen en verzen uit wat waarschijnlijk de laatste dienst is geweest. Elzinga, groot en stevig gebouwd, vindt het jammer, maar zoals hij al zei, het was logischer om het zo te doen. Voor de Elimkerk wil de kerkenraad een goede nieuwe bestemming vinden.
Het aantal kerken dat definitief de deuren sluit, neemt nog steeds toe. Vanaf 1975 zijn naar schatting driehonderd katholieke kerken, zeshonderd protestantse, tien synagogen en vijftienhonderd kloosters verdwenen, volgens het rapport Geloof in de toekomst! Strategisch plan voor het religieus erfgoed uit 2008. Sindsdien is het aantal kerkgebouwen in Nederland dat leeg is komen te staan flink toegenomen. Tot 2018 verwachten de rapporteurs nog eens een afname van vier- tot vijfhonderd katholieke kerken en zes- tot zevenhonderd protestantse kerken. Nog eens zo’n twaalfhonderd kerken verliezen de komende jaren hun religieuze functie. Evenals zo’n 120 kloosters. Een groot deel wordt gesloopt, maar bijna de helft van deze gebouwen heeft een monumentenstatus. Het lot van dit ‘religieus erfgoed’ ligt in handen van de kerkbesturen en bisdommen. Kerken worden omgebouwd tot onder andere wijkcentrum, woning, horecagelegenheid, boekwinkel, kantoor, supermarkt, kinderdagverblijf, feestzaal en voorheen soms ook tot moskee. Maar dat laatste proberen de meeste kerkbesturen de laatste jaren te voorkomen.
Ook bij de Elimkerk willen ze niet dat hun kerk een moskee wordt. De kerkenraad ziet het liefst een kleine christelijke gemeente in de kerk terug. ‘Het is belangrijk dat de kerk een christelijk ijkpunt in de wijk blijft’, benadrukt Albert Elzinga, de scriba van de kerkenraad. Hun hoop is gericht op migrantenorganisaties in Rotterdam. Christelijke Chinezen snuffelden laatst rond, vertelden de buren. Ook aan Surinaamse en Antilliaanse groepen denken ze. Bijna was de kerk verkocht aan protestantse Portugezen. Protestants-christelijk zou mooi zijn, maar het belangrijkste is christelijk. Katholieke migranten, zoals Polen, zijn eventueel ook een optie. Maar met moslims ligt het ingewikkelder. Dan speelt de bijbel een rol en de betekenis van het ‘ware’ geloof. ‘Wij geloven in een leven van genade, door de rol van Jezus’, verklaart Elzinga. ‘Hij stierf voor onze zonden, dat is belangrijk voor het christelijk geloof. Moslims beschouwen hem als profeet, voor ons is hij de zoon van God.’
Tegelijk met de ontkerkelijking is sinds de jaren zeventig het aantal moskeeën in Nederland gegroeid tot zo’n 455 op dit moment, evenals trouwens het aantal hindoeïstische en boeddhistische tempels, dat met 120 is toegenomen. Veel moslimgemeenschappen, die ooit op kleine en provisorische plekken een moskee bouwden, zijn op zoek naar een beter onderkomen. Een lege kerk in de buurt kan dan uitkomst bieden. Volgens het eerder genoemde rapport Geloof in de toekomst! zijn er van de 619 kerken die sinds 1970 een nieuwe bestemming hebben gekregen – de andere zijn gesloopt – achttien verbouwd tot moskee. Tien hiervan waren kerken van de Protestantse Kerk in Nederland (pkn), vijf waren rooms-katholiek en drie joods. Zo is de synagoge in Den Haag sinds 1978 de Turkse Aksa-moskee en de hervormde Immanuëlkapel in Den Haag sinds 1996 een moskee voor Indonesische moslims.
Het ombouwen van kerk naar moskee kent een oude traditie. Zoals de Hagia Sofia in Istanbul. Eeuwen was deze kathedraal, gebouwd in de zesde eeuw na Christus, de grootste van de wereld, maar na de verovering van Constantinopel door de Ottomanen werd de kathedraal omgevormd tot moskee. Ook toen werd het kruis op de koepel vervangen door een halve maan, later zijn er minaretten bij gebouwd. Grappig genoeg is de Aya Sofia, zoals hij sindsdien werd genoemd, het voorbeeld geweest voor alle moskeeën die later werden gebouwd in het Ottomaanse rijk, evenals voor de Turkse moskeeën in Nederland, met de grote koepelvorm, zoals de Mevlana-moskee in Rotterdam.
De voormalige rooms-katholieke Sint Ignatiuskerk aan de Rozengracht in Amsterdam die in 1981 is omgevormd tot de Turkse Fatih-moskee wordt ook wel de Aya Sofia van Nederland genoemd. De moslims verwijderden begin jaren tachtig met hoogwerkers de kruizen op het hoge dak en zetten er halve manen voor in de plaats. Voor de Turkse gemeenschap in de hoofdstad is deze moskee een boegbeeld; het was een van de eerste grote moskeeën in de stad en voor veel eerste-generatiemigranten een toevluchtsoord. Onlangs is de moskee ingrijpend gerenoveerd. Alleen de ingang moet nog aangepast.
‘De Fatih-moskee is onze burcht’, vertelt Ali Mercimek, zelf voorzitter van de HDV Kuba-moskee in Amsterdam-Noord. Samen met zijn vader was hij eind jaren zeventig betrokken bij de opbouw van de moskee aan de Rozengracht. In het kleine kantoor van zijn winkel in auto-onderdelen hangen aan de muur ingelijste Mevlana-wijsheden. Hij hoort vaak in moskeekringen dat het tegenwoordig niet meer mogelijk is om een kerk te kopen. ‘Ze willen het niet hardop zeggen, om geen boze reacties uit te lokken’, weet Mercimek. Hij is teleurgesteld. ‘Wij moeten integreren en inburgeren, maar jullie ook.’
Het lijken nu relikwieën uit een tolerant verleden. Sinds de jaren negentig is er geen kerk meer omgebouwd tot moskee. De kentering was duidelijk zichtbaar in 2005 met de rooms-katholieke Sint-Michaëlkerk in Zwolle. Het bestuur van de Turkse Ulu Camii in de wijk Assendelft was al maanden in gesprek met het kerkbestuur over een mogelijke koop. De moskeeruimte die ze gebruikten werd veel te klein voor de ruim duizend gelovigen die de moskee elke vrijdag bezochten.
Op een dag ontving het bestuur echter een brief van het aartsbisdom Utrecht dat ze niet op hun verzoek tot koop ingingen. Een reden werd in de brief niet gegeven, maar directeur financiële zaken van het aartsbisdom Utrecht, Jacques Klok, verklaarde publiekelijk dat het bisdom niet wenste te verkopen aan moslims. Hij verwees naar de verkoop in 1982 van de katholieke kerk in de Utrechtse wijk Overvecht aan een Marokkaanse moslimgemeenschap, nu de Omar-Al-Farouk-moskee. Volgens Klok bleek daar later de voormalige Libische dictator Kadhafi achter te zitten. ‘Het officiële beleid van het aartsbisdom is sindsdien dat we nooit aan moskeeën verkopen’, zei hij in een interview met de rkk in 2005. ‘Achter bijna elke moskee schuilt wel een land.’
Het moskeebestuur was boos, maar wilde geen klacht indienen. Ze wilden het, aldus de toenmalige moskeevoorzitter, niet op de spits drijven. Twee jaar later, in 2007, deden ze een bod op de Scheppingskerk in Holtenbroek. Ideaal, want juist in deze wijk wonen de meeste Turkse moslims. De kerk stond al een tijd te koop en zou naar de hoogste bieder gaan. Het enige criterium was dat de bieder een maatschappelijk relevante instelling moest zijn en dus bijvoorbeeld geen projectontwikkelaar. De Ulu-moskee, die al jaren goede contacten onderhield met verschillende geloofsgemeenschappen in Zwolle, had goede hoop.
Maar toen puntje bij paaltje kwam, bleken ze niet de hoogste bieder te zijn, wie dat wel was wilde het college van kerkrentmeesters destijds niet zeggen. Volgens de huidige eigenaar van de Scheppingskerk, 03projectontwikkeling in Zwolle – een projectontwikkelaar dus –, waren zij dat. Ze verhuurden de kerk eerst aan de Pinkstergemeente, nu aan de mormonen. De kerk ging aan de moslims voorbij. ‘De pogingen van de Ulu-moskee om de Scheppingskerk te kopen, strandden om duistere redenen’, stelde GroenLinks een jaar later in de gemeenteraad. ‘Onze fractie heeft het vermoeden dat ook hier sprake is geweest van discriminatie op grond van geloof.’
Pas in 2010 vond de Ulu-moskee, met medewerking van het Zwolse college van b. en w., een voormalig schoolgebouw in Holtenbroek. ‘De Scheppingskerk heeft onder tafel de prijzen opgevoerd’, zegt Lokman Tercanlioglu, de voorzitter van het moskeebestuur nu. Hij formuleert voorzichtig op de vraag wat hij vindt van de kerkweigeringen: ‘Wij zien een kerk als een godshuis, om te bidden. Als dat verkocht moet worden, zou ik blij zijn als het weer een godsruimte wordt. Maar ze willen geen moslims. Ze willen dat het een woning wordt of zo. Dat begrijp ik niet.’
De Ulu-moskee kocht de oude school voor een miljoen euro. De kantine gebruiken ze nu als tijdelijke gebedsruimte, later zal de gymzaal beneden worden verbouwd tot moskee. De gemeenschap moet daarvoor eerst weer sparen. ‘We hebben nu een mooie ruimte, daar zijn we heel blij mee’, benadrukt Tercanlioglu.
‘Ik verkoop niet meer aan moslims’, begint Mickey Bosschert stellig in haar kantoor in een traditioneel dijkhuis in Amsterdam-Noord. ‘Ze houden zich nooit aan de afspraak.’ Bosschert is directeur en oprichter van Reliplan en handelt al sinds 1991 in kerken, kloosters en andere monumentale gebouwen. Mickey Bosschert weet als ze een te verkopen kerk binnenloopt binnen een half uur wat ze met die ruimte zou kunnen doen. ‘In de jaren tachtig ging een kerk nog wel voor een gulden weg’, verklaart ze lachend, ‘maar sinds wij op de markt zijn gebeurt dat niet meer.’ De laatste tijd neemt het aantal kerken dat leeg komt te staan weer iets toe. ‘Kerkbesturen houden het soms lang vol de kerk in stand te houden, maar moeten uiteindelijk toch echt sluiten.’
‘In het begin stond ik erg open om kerken aan moslimorganisaties te verkopen’, vervolgt Bosschert. Ze vist een grote zwart-witfoto uit haar archiefkast, genomen in 1993, met daarop de ouderlingen van de gereformeerde kerk de Olijftak in Amsterdam-West aan tafel met het bestuur van de Marokkaanse moskee El Hijra. Het koopcontract is net getekend, de mannen kijken wat onwennig in de camera. Ook hier is het mis gegaan, aldus Bosschert; destijds gemaakte afspraken over gebrandschilderde ramen die intact moesten blijven, zijn geschonden. ‘Ze lachen vriendelijk, zeggen dat ze het doen, maar doen het niet. Ik ben er helemaal klaar mee.’ De wil is er wel, beklemtoont ze nogmaals. ‘Maar ik ben meer en meer geschrokken. En het maakt echt niet uit welke islamitische organisatie. Veel komen hun betalingsverplichtingen niet na. Volstrekt onbetrouwbaar.’
Er speelt natuurlijk wel meer dan die wel of niet nagekomen afspraken, erkent Bosschert. ‘De bestemming van een kerk is wezenlijk van belang voor de oude eigenaren’, verklaart de makelaar in religieus vastgoed. ‘Er zit zoveel emotie bij.’ Ze voelt het zelf ook vaak. Zo was ze laatst bij een gereformeerde kerk die verkocht ging worden: ‘Dan komt een lid van de kerkenraad op zo’n degelijke zwarte herenfiets aanrijden en zet hem zoals hij al jaren heeft gedaan tegen het hek van de kerk. Dat doet me iets.’
En dat is ook het punt als die kerk een moskee wordt. ‘Dat gaat dieper, het tast wezenlijk iets aan van hun geloofsgevoel. Het heeft dus niets met discriminatie te maken. De eigenaar van de kerk mag zelf bepalen wat er met de kerk gebeurt en aan wie het gebouw wordt verkocht.’ De rooms-katholieken zeggen tegenwoordig zelf heel duidelijk dat ze niet meer aan moslims willen verkopen, maar ook de protestanten, die naar buiten toe wat gematigder zijn, doen het niet meer. ‘Binnenskamers zeggen ze tegen mij: “Liever niet.”’
Ze scrollt door het bestand van Reliplan: er staan nog wel moslimorganisaties ingeschreven als ‘zoekende’. ‘Ze weten wel dat ik niet zo’n fan van ze ben’, lacht Bosschert. ‘Het gaat om de kloof tussen de geloofsgemeenschappen. We willen islamitische organisaties wel degelijk helpen aan een nieuwe locatie, maar dan kijken we vaak naar een niet-traditioneel kerkgebouw. Soms kunnen we ze ook begeleiden met het vinden van een geschikte bouwkavel. Iedereen die aardig is, help ik meteen.’
‘Zijn er geen afspraken met moslims te maken?’ reageert Yusuf Altuntas, woordvoerder van de Turks-islamitische stichting Milli Görüs. ‘Ik kan me er iets bij voorstellen. Maar als in de katholieke kerk kinderen worden verkracht, zeg ik ook niet: alle katholieken zijn pedofielen. Je moet niet generaliseren.’ Milli Görüs – ook ingeschreven in het bestand van Reliplan – heeft nog nooit een kerk gekocht om als moskee te gebruiken. ‘Maar als moslim zou ik het niet erg vinden, ik zou een moskee liever aan christenen verkopen of aan joden, zodat het een gebedshuis blijft, dan aan een commercieel bedrijf.’ Altuntas vergelijkt de weigering van kerken om aan moslims te verkopen met het beleid van zwarte en witte scholen: ‘Er is een sluipend ontmoedigingsbeleid in Nederland ten opzichte van moslims.’
De protestantse kerk in Nederland (pkn) verliest zestigduizend leden per jaar door vergrijzing, en er komt nauwelijks meer iemand bij. ‘We verwachten geen enorme opleving van het protestantisme in de nabije toekomst’, lacht Marloes Keller, woordvoeder van de pkn. ‘Wij hebben in de jaren tachtig, negentig al de grote verlating gehad. De katholieken zitten daar nu in. Maar op een gegeven moment blijft er een kerngroep over.’ Daar is Keller van overtuigd. Wat er met de kerken moet gebeuren, daar doet de pkn geen uitspraak over. In het document Een protestantse visie op het kerkgebouw uit 2009 stellen de opstellers wel duidelijk dat hergebruik door groepen uit een andere godsdienst een vervreemding impliceert van de oorspronkelijke doelstelling. En ook al is dit afhankelijk van lokale verhoudingen, deze herbestemming ligt volgens de opstellers ‘gezien de huidige ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving niet voor de hand’.
Toch stelt het document dat hergebruik door een andere wereldgodsdienst altijd nog beter is dan het afstoten voor profaan gebruik. ‘Waarom het niet meer gebeurt, dat weet ik niet’, besluit woordvoerster Marloes Keller.
De omslag bij de kerken sluit aan bij de veranderende mentaliteit in de samenleving ten opzichte van moslims. In de jaren tachtig, de beginjaren van de migratie van Turken en Marokkanen naar Nederland, lag dat anders. Kerkbesturen zijn harder geworden, zakelijker en zijn zich bewust van de waarde van wat ze hebben. ‘Ze moeten vaak hun eigen financiële tekorten dekken met de verkoop van de kerk’, verklaart Door Jelsma, publicist en onderzoeker op het gebied van levensbeschouwing. Tegelijkertijd is duidelijk dat de islam in Nederland definitiever is dan voorheen. ‘Het voelt voor veel christenen toch als concurrentie. “Je verkoopt het Ajax-stadion toch ook niet aan Feyenoord?” zei iemand tegen mij.’
De rooms-katholieke kerk heeft zich duidelijk uitgesproken. Op 26 september 2008 publiceerde de Nederlandse Bisschoppenconferentie de beleidsnota Het kerkgebouw als getuige van de christelijke traditie. Hierin staat dat de bisschoppen in het algemeen afwijzend tegenover herbestemming van kerken staan. Maar als de kerk eenmaal is onttrokken uit de eredienst is het gebouw profaan geworden en kan het worden herbestemd. Een katholiek godshuis mag worden hergebruikt als horecagelegenheid of winkel, het mag worden verbouwd tot woningen. Maar, zo stelt de beleidsnota iets verderop: ‘Een kerk kan niet worden bestemd voor niet-christelijke godsdiensten of levensbeschouwingen.’ Een reden wordt niet gegeven. ‘Voorschriften uit Rome bepalen dat het gebouw niet mag worden gebruikt voor wapens, gokken, prostitutie’, zegt Hans Zuijdwijk, perschef van aartsbisdom Utrecht. ‘Of voor een moskee.’
Volgens Zuijdwijk gaat het om een breed-kerkelijke afspraak. In de Raad van Kerken – waar dertien christelijke (protestantse en katholieke) kerken bij zijn aangesloten – is bepaald dat kerken alleen aan elkaar mogen worden doorverkocht. Dezelfde afspraak is, aldus Zuijdwijk, overgenomen in het Interkerkelijk Contact Overheidszaken waar zo’n dertig kerkgenootschappen en drie joods-Israëlitische instellingen in zijn vertegenwoordigd. Moslims vallen buiten deze oecumenische ‘club’, zoals hij het noemt. ‘Kerkgenootschappen houden zich aan de afspraak dat de kerken zich niet mogen vervreemden aan een moslimorganisatie, net zo min als aan een hindoeïstische of boeddhistische organisatie of aan de Scientology Kerk of de mormonen.’ Deze afspraak is volgens hem in de tweede helft van de jaren negentig gemaakt. Dat er desondanks in die tijd kerken omgebouwd zijn tot moskee wijt de perschef van het aartsbisdom aan onwetendheid van de kerkbesturen.
Binnen de katholieke wereld is hierover wel discussie. ‘Als moskee behoudt een kerkgebouw zijn bestemming als gebedsruimte, is dat niet mooier dan dat er een supermarkt in komt?’ begint kerkjurist Ton Meijers, universitair hoofddocent aan de Tilburgse School voor Katholieke Theologie. Volgens het kerkrecht mag het ombouwen van een kerk naar moskee namelijk wel. ‘Het canoniek recht verbiedt dit niet. Het gaat erom hoe de clausule “een profaan gebruik niet onwaardig” wordt geïnterpreteerd.’ Meijers schreef in 2001 een artikel waarin hij pleit voor meer dialoog en samenwerking tussen christenen en moslims. ‘Het zou voor de bestemming van kerkgebouwen als moskeeën een positieve doorbraak kunnen betekenen’, denkt hij. ‘Het Tweede Vaticaans Concilie wilde de interreligieuze dialoog bevorderen’, vervolgt Meijers. ‘Door deze dialogiserende houding dacht ik dat het wellicht ook mogelijk zou zijn om van een leegstaande kerk een moskee te maken.’ Maar hij staat hierin binnen katholieke kringen vooralsnog alleen.
‘Er wordt ook wel gesproken over het oprichten van een grote organisatie in Nederland die de belangen behartigt van christenen, joden en moslims’, vervolgt Hans Zuijdwijk van aartsbisdom Utrecht. ‘Daar zijn wij niet voor. De belangen tussen joods-christelijke organisaties en moslimgemeenschappen lopen te veel uiteen. De tijd is daar niet rijp voor’, meent Zuijdwijk. ‘Misschien over vijftien of twintig jaar.’ En zo ligt het volgens hem ook met een moskee in een kerk. ‘Als de kerk een boekwinkel wordt is het duidelijk, dan is er een andere functie. Als het een moskee wordt, ligt het gevoeliger: eerst werd daar God aanbeden door de katholieken, daarna Allah door de moslims.’
Opvallend genoeg vindt hij weerklank bij Yassin Elforkani, woordvoerder van het Contactorgaan Moslims en Overheid waar 380 moskeeën bij zijn aangesloten. Hij is het met het aartsbisdom eens. ‘Ik vind het niet netjes dat moslims een kerk willen kopen’, begint hij. ‘Het is een provocatie. Ik wil ook niet dat mijn moskee een kerk wordt. Ik begrijp de emotie.’ Hij vindt dat je rekening moet houden met elkaars gevoelens en elkaars gebedshuizen moet respecteren. ‘Mijn advies aan moslims is: niet doen.’
De Elimkerk in Rotterdam-Zuid is getaxeerd op vier ton. ‘Het geld is voor ons niet het belangrijkste’, vervolgt ouderling Albert Elzinga. ‘Het gebouw is afbetaald, we hoeven niet het onderste uit de kan.’ Maar voor de buurt en voor de mensen die in de jaren zestig veel geld hebben neergeteld om de bouw te financieren vindt de kerkenraad een christelijke functie belangrijk. ‘Families gingen misschien wel een paar jaar niet met vakantie om bij te kunnen dragen. Er ligt een emotionele waarde voor die generatie.’ Een moskee ligt gevoelig, herhaalt hij.
Hij wijst om zich heen: alles zit er nog in, het doopvont, de preekstoel, de vergadertafel, het diascherm. Elzinga loopt naar het elektronisch orgel, zet het aan, veegt het stof van de toetsen en speelt een lied: ‘De kerk van alle tijden kent slechts een vaste grond: ’t is Christus, die door lijden zijn volk aan zich verbond.’ De orgelklanken vullen de lege kerk. ‘Wel toepasselijk toch?’ glimlacht Elzinga en zet het orgel uit.
Beeld: Maarten Hartman/HH