**TYRUS – Dokter Abdul Hussain Sharafida zit aan de bar van een café aan het pittoreske vissershaventje van Tyrus. Hij is anesthesist in het Nayim Hospitaal in Tyrus en heeft zijn groene ziekenhuiskleding nog aan. De dokter is er even tussenuit geknepen. De barman zet een groot glas bier voor hem neer, waar hij haastig uit drinkt. Sharafida is een keurig man. Toch rollen enkele scheldwoorden uit zijn mond. Hij is woest op Israël. «Het Israëlische leger doodt burgers. Tachtig procent van de doden en gewonden die ik heb gezien zijn vrouwen en kinderen. Ik heb nog geen Hezbollah-strijder binnengekregen.»
Waar is Hezbollah? Waar zijn de vechters van de sjiitische «partij van god»? Tot nog toe heeft geen journalist in het zuiden van Libanon de strijders gesproken. Toch zijn ze er. Het Israëlische leger heeft toegegeven bij Maroun ar-Ras en Bent Jbail in het zuiden, vlakbij de Israëlische grens, zestien militairen en meerdere tanks te hebben verloren in gevechten met Hezbollah-militanten. Een regeringswoordvoerder noemt hen «fanatieke en geduchte vechters». Maar aan ons laten ze zich niet zien. De beelden die de grote tv-zenders van de strijders gebruiken, zijn afkomstig uit oudbakken propagandamateriaal van de Libanese Hezbollah-zender Al Manar.
De havenstad Tyrus wordt intussen overspoeld met vluchtelingen uit dorpen dichter bij de Israëlische grens. De haven is afgegrendeld door de Israëlische marine. Rond de stad wordt onophoudelijk gebombardeerd.
Tyrus, met zo’n honderdduizend inwoners, ligt twintig kilometer van de grens en is de enige stad van belang in het zuiden van Libanon. Tien kilometer ten noorden van de stad stroomt de rivier de Litani. Dat is de grens van wat Israël beschouwt als een veiligheidszone waaruit Hezbollah zich dient terug te trekken. Tussen 1982 en 2000 hield Israël dit gebied bezet. Onder druk van niet aflatende guerrilla-aanvallen van Hezbollah vertrok het leger uiteindelijk, maar nu staan er weer Israëlische tankdivisies klaar aan de grens.
Drie weken geleden begon Israël met een naar eigen zeggen «beperkte luchtcampagne» gericht tegen Hezbollah, dat in een gewaagde actie op Israëlisch gebied zeven militairen doodde en er twee ontvoerde. De partij van god beantwoordt de Israëlische aanvallen met het afvuren van katoesja’s en middellange afstandsraketten op de Noord-Israëlische stad Haifa en dorpen vlak over de grens. De Israëlische luchtmacht blijft maar bombarderen en Hezbollah blijft maar terugschieten. Stellingen en raketlanceerinrichtingen van de beweging worden aangevallen met zwaar kaliber bommen en raketten. Bruggen en wegen in heel Libanon worden vernietigd. In haar laatste luchtacties in Midden- en Noord-Libanon heeft de Israëlische luchtmacht nu de laatst overgebleven grenswegen aangevallen. De grensovergang tussen Beiroet en Damascus is na raketbeschietingen gesloten. Alleen die in het noorden is nog open, maar ook daar vielen gisteren de bommen.
De laatste dodentallen zijn van afgelopen maandag. Het Libanese Rode Kruis meldt 598 doden. Volgens de regering zal dat dodental tot minstens 750 oplopen, aangezien er nog lichamen onder het puin liggen in de zwaar bestookte dorpen bij de Israëlische grens. De slachtoffers zijn vrijwel allen burgers. Tot nog toe werden achttien Israëlische burgers gedood door Hezbollahs raketten. 33 Israëlische militairen sneuvelden sinds het begin van de oorlog in gevechten met Hezbollah-strijders. Israël zegt er al tientallen te hebben gedood. Het land toont hun lichamen niet aan de media.
Ook Hassan Djabar (18) zag geen strijders. Hij vluchtte vorige week uit het dorp Yaroun, dat hevig werd gebombardeerd. Hij vertelt dat er bijna geen huis meer overeind staat. Hij woont in New Jersey, bij New York, en heeft een Amerikaans paspoort. Bij de haven van Tyrus wacht hij totdat hij met een motorsloep wordt overgevaren naar een Frans cruiseschip dat hem naar Cyprus zal brengen. «We waren op familiebezoek», vertelt Hassan. «We hadden een prachtige vakantie tot de oorlog losbarstte. Eerst werd er alleen buiten het dorp gebombardeerd. Na twee dagen vielen de bommen op de woonhuizen. Onze witte vlaggen werden genegeerd door de piloten. Er waren geen Hezbollah-strijders in ons dorp.»
Toch riep Israël de burgers op te vertrekken, met pamfletten en via Arabische radio-uitzendingen. Anders zouden ze slachtoffer worden van de strijd tegen terroristen. Toen ze aan die oproep gehoor gaven, werd de achterste auto van hun vluchtelingenkonvooi gebombardeerd. Hassan hoorde de wagen exploderen. «We weten niet wat er van de inzittenden is geworden», zegt hij. «Er zitten nog veel mensen vast in de dorpen aan de grens. Op de weg ben je een makkelijker doelwit dan in de kelder van een huis. Veel mensen durven niet weg, en niemand durft het puin te doorzoeken van gebombardeerde huizen. De straaljagers komen steeds terug om opnieuw te bombarderen.»
«Ik ben atheïst, ik ben geen Hezbollah-aanhanger», zegt dokter Sharafida. «Maar Hezbollah vecht voor Libanon, dus ook voor mij. Ze helpen de bevolking juist. Gewonden uit een dorp vertelden me dat ongewapende Hezbollah-jongens op scooters voedsel naar hen brachten. Hun strijders laten zich in de dorpen niet zien, om de burgers niet in gevaar te brengen. Ze hebben de steun van de bevolking nodig in hun strijd tegen Israël.» Vandaag heeft Sharafida al achttien gewonden onder zijn handen gehad. Zijn glas bier is leeg, hij moet terug naar het ziekenhuis. De gewonden wachten. «Als een van hen sterft, hebben we een probleem», zegt hij. «In onze koelcel kunnen we maar tien lichamen bewaren. Hij zit vol, en die van de andere twee ziekenhuizen in de stad ook.»
’s Nachts klinken weer bombardementen vlakbij Tyrus. Doffe klappen in series van vier. Het moet vuur zijn van de oorlogsbodems voor de kust. De zwarte lucht kleurt rood bij elke inslag. Soms trekken trage witte strepen langs de heuvels. Het zijn de vuurstaarten van Hezbollah-raketten op weg naar Israël. Na drie weken bombarderen worden er nog altijd zo’n honderd per dag afgevuurd.
Het gaat niet goed met de oorlog. Eerst kondigde Israël aan alleen te zullen bombarderen. Vervolgens vonden er toch grondoperaties plaats. Eerst beperkt, met speciale eenheden. Toen die werden teruggeslagen bij Maroun ar-Ras, werden hele bataljons ingezet. Er werden reserves opgeroepen en er braken zware gevechten uit bij Bent Jbail. Eind vorige week kondigde Israël aan zijn troepen uit het stadje terug te trekken. De eenheden hebben geen moment volledige controle over het gebied gehad en werden continu aangevallen door goed ingegraven Hezbollah-strijders. Vervolgens zette Israël de aanval in op heuvels langs de grens. Ook daar werden zijn troepen teruggeslagen. Sinds de terugtrekking van Israël in 2000 heeft Hezbollah zich kunnen voorbereiden op een nieuwe strijd. Israël zegt dat de strijders gebruikmaken van tunnelstelsel. Dokter Sharafida vermoedt dat ze hun eigen ondergrondse ziekenhuizen hebben ingericht.
In Israël wordt de roep om grootschaliger acties steeds luider. Volgens een opiniepeiling die afgelopen zaterdag werd gehouden, wil 72 procent van de Israëliërs dat er meer geweld wordt gebruikt. Maandag meende Uri Avneri, een van de weinige overgebleven prominenten van de Israëlische vredesbeweging wiens stem nog boven het geweld uitkomt, dat Israël steeds dieper in een steeds omvangrijker oorlog wordt getrokken. Avneri is zelf commandant geweest van een commando-eenheid en weet waarover hij spreekt. Volgens hem is de boel in rap tempo uit de hand aan het lopen. Israël gedraagt zich als een gokker die steeds verliest bij het kaartspel, maar door blijft spelen in de hoop uiteindelijk alles terug te winnen, schrijft hij in een artikel dat onder meer werd gepubliceerd op de website counterpunch.org. Avneri vreest dat Israëlische troepen uiteindelijk massaal Zuid-Libanon zullen binnentrekken, om daar te ontdekken dat Hezbollahs raketaanvallen doorgaan vanachter de Litani-rivier. Vervolgens zullen meer reserves worden opgeroepen, en zal de aanval worden geopend op de rest van Libanon, inclusief Beiroet. Nog zal Hezbollah doorvechten, want fanatieke guerrillastrijders, die vechten op hun eigen terrein en niet bang zijn te sterven maar daarin juist een heilige eer zien, kún je niet verslaan. Het Israëlische publiek zal schreeuwen om een overwinning. Dat zal het begin zijn van een aanval op Syrië, want als Hezbollah blijft doorvechten, moet iemand ze toch van wapens en raketten voorzien. Dat moet Syrië wel zijn, dat Hezbollah steunt en om twee derde van Libanon heengevouwen ligt. En zo loopt een «beperkte operatie» uit op een oorlog die het hele Midden-Oosten in brand zal zetten, vreest Avneri. De Verenigde Staten kunnen zelf niet afrekenen met Syrië en Iran, want zij hebben het te druk met Irak en Afghanistan, dus laten ze het over aan Israël, is zijn veronderstelling.
Twee weken geleden beschreef de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice de oorlog in Libanon als «de geboorteweeën van een nieuw Midden-Oosten». «Wat we ook doen», zei ze, «we moeten ervoor zorgen dat we op weg blijven naar een nieuw Midden-Oosten. We kunnen niet terugkeren naar de oude versie.»
Hoe het nieuwe Midden-Oosten er precies uitziet, zei ze er niet bij. Ongetwijfeld passen de huidige anti-Amerikaanse regimes van Syrië en Iran daar niet in. Maar ook democratisering zal geen optie zijn. Want in Gaza kwam na internationaal waargenomen verkiezingen Hamas aan de macht. De VS en Israël hebben Hamas constant belemmerd het gebied te besturen, wegens haar onverzoenlijke opstelling jegens Israël, dat nog altijd – in weerwil van meerdere VN-resoluties – Palestijns gebied bezet houdt. Ook in Gaza vechten Israëlische troepen. Het is de vergeten oorlog van dit moment.
In Libanon blijkt nog duidelijker dat de VS afgestapt zijn van het idee dat een nieuw Midden-Oosten langs democratische verkiezingen tot stand kan komen. Libanon is een democratie, die moedig stand heeft gehouden na een vijftien jaar lange burgeroorlog tussen christenen, sjiieten, soennieten en Druzen die in 1989 eindigde. Vorig jaar ging de bevolking de straat op om het vertrek te eisen van veertigduizend Syrische troepen. Het opkrabbelende Libanon wilde echt vrij zijn. De revolutie werd gesteund door de Amerikanen. In toespraken prees George Bush de democratie en de drang naar vrijheid van de Libanezen. De Syrische troepen verlieten het land. Een groot succes voor de Amerikanen, feestvreugde in Beiroet. Maar nu steunen de VS onverbloemd de Israëlische schending van de Libanese soevereiniteit.
«Wij voelen ons verraden», zegt Mohammed Rashid (51). «We rekenden op de VS. Zij zijn de enigen die Israël in toom kunnen houden. Maar het zijn hun wapens die Israël tegen ons gebruikt. De Israëlische aanval was onnodig. We hebben net een nieuwe regering, met twee Hezbollah-ministers. Er waren gesprekken gaande om Hezbollah te ontwapenen en het Libanese leger de controle te geven over Zuid-Libanon. Er is geen democratie ter wereld, ook de onze niet, die kan toestaan dat een gewapende militie heerst in een deel van het land. Nu staat heel Libanon achter Hezbollah, en dat is het tegendeel van wat Israël wil. Ze hebben ons nooit met rust gelaten. Hun schepen waren altijd in onze wateren en hun vliegtuigen steeds in ons luchtruim. Ik ben soenniet, met Hezbollah heb ik niets te maken, maar ik moet zeggen dat ik hun onverzoenlijkheid jegens Israël en de VS steeds beter begrijp. Zij zijn niet te vertrouwen.»
Het nieuwe Midden-Oosten van Condoleezza Rice is een Midden-Oosten waarin Israël en de VS niet alleen de lakens uitdelen, maar ook ongevraagd eenieders bed opmaken. De Israëlische premier Ehud Olmert bedient zich van Amerikaanse retoriek over de strijd tegen het terrorisme en de «as van het kwaad». De VS hebben tot nog toe de oorlogen in Gaza en Libanon gesteund en een wapenstilstand afgewezen. Israël moest de klus kunnen afmaken, zodat er een «duurzame oplossing» bereikt zou kunnen worden. Pas na het bloedbad in Qana afgelopen zondag (zie kader), dat een golf van internationale woede opwekte, meenden ook de VS dat een tijdelijke wapenstilstand nodig was. Israël heeft beloofd 48 uur niet te bombarderen. Die belofte schond het land al na minder dan één dag. Gevechtshelikopters ondersteunden een offensief bij het dorp Taïbe, vlak onder de rivier de Litani. Het vermoeden is dat de troepen daarvandaan zullen doorstoten naar het westen, tot aan de Middellandse Zee, zodat heel Zuid-Libanon afgegrendeld zal zijn. Opnieuw heeft Israël alle bewoners van het gebied opgeroepen te vertrekken.
De vraag is hoe lang het zal duren totdat Israël de oorlog naar Tyrus zal brengen, zegt dokter Sharafida. «Ik ben ervan overtuigd dat ze uiteindelijk de stad zullen bombarderen. Ze willen dat iedereen uit deze streek vertrekt. Ook de journalisten. Dan hebben ze hun handen vrij om korte metten te maken met alles wat zweemt naar Hezbollah.»
Een dag later wordt het eerste konvooi hulpgoederen van de Verenigde Naties dat Tyrus bereikt, uitgeladen. «Condoleezza Rice no good», zegt een jongen met een zak meel op zijn schouders. Dan klinken twee luide explosies, tweehonderd meter van ons vandaan. We worden haast omver geblazen door de luchtdruk. Vanachter een rij appartementenblokken stijgt een enorme stofwolk op. Een woonblok van zes verdiepingen is verdwenen. Een huilende man draagt een meisje van een jaar of zes in zijn armen. Ze heeft geen schoenen aan, en staart met doffe ogen. Haar broek is doorweekt van het bloed. Tussen het puin liggen schriftjes, meubilair, keukengerei. In korte tijd worden nog twee gewonden gevonden. Er breekt brand uit, en het geluid van straaljagers klinkt. Ze scheren over, lager dan we ze ooit zagen rond Tyrus. Iedereen vlucht weg, maar ze vallen niet opnieuw aan. Er raken twaalf mensen gewond in naburige appartementencomplexen. Tijdens de aanval was het gebouw leeg. Er bleek een Hezbollah-kantoortje in gehuisvest te zijn. De bewoners wisten inmiddels dat Israël geen scrupules kent. Ook in bewoonde gebieden worden Hezbollah-doelen gebombardeerd.
Als weer een gewonde wordt gevonden, schreeuwt een menigte in koor dat ze hun leven en hun bloed willen geven voor Hezbollah. De oorlog heeft de stad bereikt.**
––
**QANA
TYRUS – Hoe bijbels de naam Qana ook mag klinken, volgens de inwoners van Tyrus is het dorp, veertien kilometer ten zuidoosten van de stad, verdoemd. Zondag doodden Israëlische bommen er 56 mensen, waaronder 34 kinderen. Allen vluchtelingen uit Zuid-Libanese dorpen dichter bij de Israëlische grens.
Het bloedbad van Qana is het grootste in de bijna drie weken durende oorlog van Israël tegen de militante sjiitische groepering Hezbollah. Eerder al werden 35 burgers gedood in het dorp Srifa, toen Israëlische vliegtuigen voor de tweede keer het woonhuis aanvielen dat ze vlak daarvoor troffen. Reddingswerkers en omwonenden waren op dat moment bezig gewonden uit het puin te bevrijden. «Deze plaats kan niet heilig zijn», zegt Mohammed Farhad. «Daarvoor sterven er te veel mensen.» Hij is derdejaars biologiestudent en zoekt naar een mogelijkheid zijn land te ontvluchten. «Eerst wilde ik het niet geloven, maar nu weet ik het zeker: we zijn allemaal doelwit van de Israëliërs.»
Wijn, geen bloed, zou moeten vloeien in Qana. Volgens de Libanezen zou hier het Huwelijk van Cana hebben plaatsgevonden, waar Jezus Christus volgens het evangelie van Johannes een wonder verrichtte door joods gebedswater in wijn te veranderen. Veel wetenschappers bestrijden dat. Zij menen dat het Israëlische dorp Kefr Kenna de plek was waar Christus voor het eerst zijn goddelijkheid toonde. Ook de dorpen Ain Kana en Kenet-el-Jalil, dichtbij Nazareth, komen volgens hen in aanmerking.
Vorige week werd eveneens bloed vergoten in Qana. Eerst doodde Israëlisch vuur er een 23-jarige Libanese journaliste. Vervolgens werden in het dorp twee ambulances door Israëlische vliegtuigen beschoten. Sami Yazbek, directeur van het Libanese Rode Kruis in Tyrus, laat de wagens zien. De deuren zijn eraf gerukt en zitten vol deuken en gaten. Vier Rode Kruis-medewerkers raakten gewond. «Eén ligt nog in coma», zegt Yazbek. Hij is inmiddels twee van zijn zes ambulances kwijt. Van de vijftig medewerkers die zijn Rode Kruis-post normaal gesproken telt, zijn er twintig gevlucht en vier gewond. «We zijn goed herkenbaar», zegt hij. «We zijn onpartijdig en doen onze plicht door gewonden te helpen. Ook als het Israëliërs betrof zouden we uitrukken. We weten niet wat Israël bezielt.» Een aanvankelijk lichtgewonde patiënt in een van de wagens verloor door de aanval een been. Yazbek laat de brancard zien waarop de man lag. Er zit een groot gat in, met geronnen bloed eromheen.
In 1996, toen Israël net als nu met bombardementen Hezbollah te lijf ging, werd een bunker geraakt op een VN-basis bij Qana, waarbij 105 doden vielen en 120 gewonden. De bunker zat vol vluchtelingen. Israël beweerde indertijd dat Hezbollah de VN-basis gebruikte als dekking. Ook nu zegt Israël weer dat Hezbollah moedwillig vanuit Qana raketten afvuurde. Maar in 1996 wees onafhankelijk onderzoek uit dat dit onwaarschijnlijk was.
18 april, de dag van het bloedbad in 1996, is nu in Libanon een dag van nationale rouw, vertelt Mohammed Farhad. «Als Israël zo doorgaat, komt er geen einde aan ons verdriet.» Vlak voor de oorlog hoorde hij dat hij was aangenomen op een Canadese universiteit. Aanvankelijk wilde hij niet weg uit zijn land, maar nu verlaat Mohammed Libanon zodra de situatie het toelaat, om zijn leven elders voort te zetten. Ver weg van het verdoemde Qana.
Beelden uit Tyrus.
Na de explosie
**