Op de speelvloer van de repetitieruimte van Toneelgroep Oostpool zijn zes acteurs bezig om een scène in te studeren onder leiding van Eric de Vroedt. Ik mag erbij zitten, omdat ik iets wil leren over de manier waarop een regisseur zijn ambacht uitoefent: het eigenlijke maakwerk. Wat doet zo iemand nu precies in de weken die verstrijken tussen de eerste lezing van het script en de première?

Zo onbevangen mogelijk kijken leek mij de aangewezen methode om daar achter te komen, maar dat valt in de praktijk nogal tegen, want hoe vaak de scène die de zes acteurs en actrices (eigenlijk zijn het er zeven, maar de zevende komt pas later in beeld) aan het instuderen zijn ook wordt herhaald, toch kan ik er aan het eind van deze repetitiedag nog steeds geen touw aan vastknopen. Wat ik zie is een ruimte die kennelijk een hotelsuite moet voorstellen, op de ochtend na een ruig feest waarvan de deelnemers nog maar nauwelijks bekomen zijn. Twee vrouwen, een donkerharige en een platinablonde, hangen op en rond het grote bed, terwijl ze in spiegeltjes kijken en met vinnige gebaartjes hun make-up bijwerken. In de jacuzzi, die ook deel uitmaakt van het interieur, ligt een man van wie het grootste deel van de tijd alleen het achterhoofd te zien is, en op de voorgrond zijn drie mannen met elkaar verwikkeld in een geagiteerd gesprek.

Alhoewel, gesprek? Twee van hen hebben kennelijk al iets aan damage control gedaan en inderhaast een broek en een verfomfaaid overhemd aangeschoten, en die twee nogal brallerige types schreeuwen om het hardst tegen elkaar in hun opwinding over het feit dat er een crisis is uitgebroken naar aanleiding van de een of andere stommiteit die ze de vorige dag hebben begaan, en die nu hun werkgever – multinational Shell – in diskrediet dreigt te brengen in het hele Midden-Oosten. Iets met een onbeheerde politie-auto die ze voor de grap hebben gestolen, om ermee te gaan joyriden. De man in de jacuzzi schijnt bovendien aan de algemene consternatie te hebben bijgedragen door een Facebook-foto van een van de twee op internet te zetten, een foto waarop hij pronkt met zijn Bugatti, en daaronder een beledigende tekst aan het adres van de profeet Mohammed, zodat er nu ook nog een woedende menigte islamieten voor het hotel te hoop is gelopen om tegen de aanwezigheid van deze goddeloze westerlingen te protesteren.

Het hotel staat namelijk in Dubai, een plek waar dat soort geintjes slecht valt, en het hotelpersoneel heeft dan ook wijselijk de benen genomen voordat er mogelijk bloed zou kunnen gaan vloeien. De enige die de situatie nogal gelaten, om niet te zeggen sloom, over zich heen laat komen is een vertegenwoordiger van de Europese Centrale Bank: een blonde jongen, slechts gehuld in een rode boxershort, die zich slungelig op een stoel heeft laten zakken en het getier van de twee Shell-executives ondergaat met de mimiek van iemand die het al lang heeft opgegeven om tegen dat soort geborneerde praatjes in verweer te komen. Alleen als hem directe verwijten naar het hoofd worden geslingerd probeert hij even de voice of reason te laten horen, maar zonder veel overtuiging, want de andere twee luisteren toch niet.

Dat is zo ongeveer wat ik er in eerste instantie van begrijp: dit stuk – Fresh Young Gods, het tweede deel in een door Joeri Vos geschreven drieluik met de overkoepelende titel Goede bedoelingen – gaat kennelijk over de rol die oppermachtige multinationals spelen op het wereldtoneel, door middel van de even cynische als kortzichtige manier waarop ze de olie- en gasvoorraden controleren, uitsluitend ten eigen bate uiteraard, zonder zich veel gelegen te laten liggen aan de maatschappelijke gevolgen van hun interventies.

Maar als het echt mis dreigt te lopen is dat nooit hun schuld, hoezeer er in de top van zulke bedrijven ook geblunderd wordt door overbetaalde blaaskaken met een elementair gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel, die alleen in opwinding ontsteken als hun eigen positie gevaar loopt. En waarom zouden ze ook, want multinationals hoeven doorgaans aan niemand rekening en verantwoording af te leggen, er is geen enkele instantie die vat op ze heeft. Of, zoals de ECB-man op de speelvloer mismoedig opmerkt: ‘Jullie zijn net van teflon, alles glijdt van jullie af. (…) Er zijn nooit oorzaken, alleen gevolgen.’

Het motto dat Joeri Vos dit stuk meegaf is dan ook een letterlijk citaat van Ben van Beurden, de CEO van Shell, die zich ooit in een triomfantelijke bui liet ontvallen: ‘De prestaties die wij leveren, ons vermogen om te innoveren, de impact die we hebben op samenlevingen: het is fenomenaal.’

Let wel, dit ‘concept’ – het uitgangspunt van het stuk – is iets waar ik naderhand pas toe gekomen ben, want tijdens de repetities word ik niet veel wijzer over de dramatische logica die deze hectische plot bij elkaar moet houden. Er gebeurt namelijk heel veel, nog veel meer dan ik in het bovenstaande heb aangestipt, en dat allemaal in een razend tempo. Boven de hoofden van de spelers hangt bijvoorbeeld een gigantisch scherm, waarop zo nu en dan een van de acteurs in close-up verschijnt en dan een vrij theoretische verhandeling ten beste geeft over de wankele geopolitieke situatie van die cruciale dag in Dubai, gesitueerd in het hier en nu van 2015, en vervolgens – negen jaar later, naar het schijnt – terugblikt op zijn of haar eigen aandeel in de gebeurtenissen van toen. Wat nogal verwarrend werkt, althans voor mij, want als het scherm tot leven komt vallen de acteurs stil, of geven in slow motion een soort dansjes ten beste die het gesproken woord min of meer kunnen illustreren.

Vooralsnog zie ik niet hoe al deze elementen in de voorstelling samengevoegd moeten worden tot een eenheid met een begrijpelijke verhaallijn, en over de psychologie van de personages, over hun emoties en drijfveren, kom ik evenmin iets te weten wat me op het juiste spoor kan zetten. Eigenlijk had ik verwacht dat de ingrepen van Eric de Vroedt mij wel op weg zouden helpen, maar die is dat punt in deze fase van zijn regie kennelijk al voorbij, en let vooral op de ruimtelijke posities die de acteurs innemen op het speelvlak, vooral ten opzichte van elkaar en op de momenten dat ze zo’n dansje uitvoeren en synchroon moeten bewegen. Bijna alsof De Vroedt niet in de eerste plaats bezig is met de vormgeving van een toneelstuk maar met de choreografie van een ballet, met bewegingstheater.

Aan het eind van de middag vraagt hij wat ik ervan vond, en schiet in de lach als ik enigszins beschaamd moet bekennen dat ik volledig in het duister tast. Wie of wat moeten deze personages voorstellen, bijvoorbeeld. Zijn het echte mensen, of zijn het representanten van de functies die ze bekleden? Of, nog abstracter: zijn het dragers van een ‘idee’? De donkerharige actrice speelt dat ze dochter is van president Erdogan, en de blonde is een voor het feest ingehuurd hoertje uit Oekraïne; moet ik daaruit afleiden dat ze respectievelijk staan voor ‘Turkije’ en ‘Oekraïne’, als factor in de wereldeconomie? En wat te denken van de man in de jacuzzi, volgens de inhoudsopgave een ‘multimiljonair’ die rijk is geworden van internet, een personage dat steeds kopje onder dreigt te gaan in het badwater terwijl de rest passief toekijkt; moet ik dat personage misschien duiden als de verpersoonlijking van de macht van de sociale media, ook op de aandelenbeurs?

Is een zekere mate van ‘vervreemding’ soms het doel waar hij in deze voorstelling naar streeft, in brechtiaanse zin? Toneel als een symbolische zedenschets van de samenleving, een podium waarop Goed en Kwaad het met elkaar moeten uitvechten, en waarbij de toeschouwer geacht wordt partij te kiezen voor de verdrukten?

‘Tja’, zegt Eric de Vroedt, ‘dit is geen Ibsen of Tsjechov, dat zal duidelijk zijn. Maar weet je wat? Ik geef je het script mee naar huis, dan kom je er wel uit.’

Maar helaas, het lezen van de tekst brengt me zo mogelijk nog meer in verwarring, en ik kom tot de onvermijdelijke conclusie dat ‘onbevangen kijken’ naar de verrichtingen van de regisseur, zoals ik me aanvankelijk had voorgenomen, niet de sleutel is waarmee ik dit gecompliceerde slot open ga krijgen. Deze hypergestileerde vorm van politiek geëngageerd theater is me gewoon niet vertrouwd genoeg, dus ik zal noodgedwongen moeten wachten op de avond van de première, in de hoop dat me dan een licht op gaat.

Een verstandig besluit, want als ik eenmaal plaatsgenomen heb in het bomvolle zaaltje van Toneelgroep Oostpool en te zien krijg wat het eindproduct is, blijkt de voorstelling zo klaar te zijn als het spreekwoordelijke klontje. Met terugwerkende kracht zit ik me te verbazen over mijn gebrek aan begrip, want ik besef eindelijk dat dit geen zwaarwichtig en educatief bedoeld ‘vormingstheater’ is, met een moralistische boodschap, maar je reinste comedy! En dat verklaart meteen het hoge tempo en de opeenstapeling van bizarre gebeurtenissen – zoals een afgehakte hand die bij het hotel bezorgd wordt, de verrassende zelfmoord van de man in de jacuzzi, en een geknevelde, gedrogeerde CIA-agente die opeens verstopt blijkt te zitten in een keukenkastje onder de hotelbar – want de speelstijl is niet ontleend aan Brecht, maar aan de slapstick van Hollywood-films uit de jaren dertig, waarin de ene ramp over de andere buitelt, terwijl de protagonisten zich verdwaasd afvragen in welk gekkenhuis ze in godsnaam terecht zijn gekomen.

Er mag dus vaak en voluit gelachen worden. En zelfs de strak geregisseerde bewegingspatronen in slow motion, waar ik zo’n moeite mee had, blijken uitermate functioneel te zijn, want op zulke momenten dimmen de spots die op de spelers gericht zijn en zie je ze nog maar vaag, in het schemerduister, zodat de toeschouwer zijn volle aandacht kan richten op het videoscherm, dat gebruikt wordt om de sociale achtergrond en de motivatie van de personages uit te diepen. Er is dus wel degelijk sprake van psychologische ‘ontwikkeling’ in deze voorstelling, en van dramatische gelaagdheid, maar die zit ’m vooral in de bezonken manier waarop de betrokkenen reflecteren op de waanzin van toen.

Esra Erdogan, de dochter van de Turkse premier, wordt bijvoorbeeld aan het slot doodgeschoten door het Oekraïense hoertje, om een oorlog tussen Turkije en Syrië te provoceren en te voorkomen dat de internationale spanningen zich ontladen door middel van een gewapend conflict tussen Rusland en Oekraïne, en daarop wordt verdrietig commentaar gegeven door de zuster van Esra Erdogan, die daar nog steeds om treurt, maar ook door de gedoodverfde ‘zondebok’ in het gezelschap: dat arme geïntimideerde meisje uit Oekraïne, dat zich heeft laten opjutten door de anderen, zogenaamd om haar vaderland te ‘redden’ uit de klauwen van Poetin, en die daar nu spijt van heeft en er een levenslange gevangenisstraf voor moet uitzitten.

Als au serieux te nemen scenario voor de manier waarop oorlogen worden ontketend of afgewend laat dit stuk van Joeri Vos misschien wel iets te wensen over, maar het is hem waarschijnlijk ook niet te doen om een realistische analyse van het wereldgebeuren, maar om een karikaturale uitvergroting daarvan: een tragikomische samenloop van omstandigheden, waarin een stelletje heethoofden en toevallig in de chaos verzeilde onbenullen maar wat aanklooien, terwijl hun neuzen nog wit zien van de coke.

De avond van de première in Arnhem valt niet tegen: een bomvolle zaal geeft het ensemble een staande ovatie. Maar de meningen van de critici over deze eigentijdse aanpak blijken verdeeld te zijn. Hein Janssen schrijft zuinig in de Volkskrant: ‘Fresh Young Gods barst ongetwijfeld van de goede bedoelingen, maar levert niet meer op dan een dolgedraaide kermis van ongeloofwaardigheid. Door toneel en documentaire te combineren, ontstaat een kluwen verwarrende, onwaarschijnlijke verhalen.’

Het wordt tijd om te peilen wat regisseur Eric de Vroedt (43) en dramaturge Willemijn Barelds (39) nu eigenlijk voor ogen stond toen ze met Joeri Vos in zee gingen voor de twee eerste delen van zijn spraakmakende drieluik. De Vroedt werkte al met Joeri Vos samen in het kader van de tiendelige serie mightysociety, toen deze nog op de toneelschool zat. ‘Daarna vroeg hij mij als regisseur voor Fresh Young Gods, deel II van Goede bedoelingen’, vertelt De Vroedt. ‘Deel I is een stuk dat De onrendabelen heet en over een Tokkie-familie gaat aan de onderkant van de samenleving, die in een container in de Rotterdamse haven woont en in verzet komt als Shell dat stuk grond dreigt te onteigenen en ze eruit wil zetten. Dit jaar heeft hij me gevraagd om de regie van het tweede deel te doen, over de ongecontroleerde macht van een kleine elite in de wereld van het grote geld. En dat is niet, zoals je misschien zou denken, een late uitloper van het vormingstoneel in de jaren zeventig, want in de jaren tachtig en negentig waren onderwerpen die naar de actualiteit verwezen juist volstrekt taboe! Toen was het allemaal l’art pour l’art, en moest het over tijdloze persoonlijke problemen gaan.’

Hij vervolgt: ‘Dit drieluik van Joeri is daar dus eerder een reactie op, want er is natuurlijk heel veel gebeurd en veranderd in het begin van de 21ste eeuw: al-Qaeda en 9/11, de multiculturele problematiek, de vluchtelingenstromen die nu naar Europa komen, de economische crisis van 2008, en de moord op Pim Fortuyn en Theo van Gogh. En dan kun je wel weer een stuk van Ibsen of Tsjechov gaan bewerken en dat met kunst en vliegwerk naar deze tijd toe proberen te halen, maar een feit blijft dat hun wereld, die van de negentiende eeuw, een totaal andere is dan de onze. Het is eerlijk gezegd nogal schandalig dat het zo lang geduurd heeft voordat Nederlandse theatermakers daarop gingen reageren. Want het kan toch niet de bedoeling zijn dat de mensen die naar toneel komen kijken aan het eind van de avond tevreden terugrijden naar hun villaatje in het Gooi, met het gevoel dat het zo heerlijk rustig is in de wereld, terwijl die wereld even verderop compleet in brand staat! Het is nogal gemakzuchtig om maar weer een beproefd stuk uit de boekenkast te trekken en vervolgens te beweren dat het ‘’helemaal van nu” is.’

Willemijn Barelds vult aan: ‘Wat wij wilden was nu eens niet het stof van zo’n klassieker af blazen, maar een nieuwe vorm ontwikkelen voor actueel en interessant toneel. Gevaarlijk toneel.’

Eric de Vroedt: ‘Deze tekst is dan ook nogal heftig tot stand gekomen, ook voor Joeri. Hij heeft hem geschreven, maar Willemijn en ik hebben wel van meet af aan meegepraat en meegedacht om tot dit concept te komen. Het was een enorme klus om iets te bedenken waarin zoveel verschillende verhaallijnen ten slotte bij elkaar komen: het is razend complex, maar dat vonden wij juist de uitdaging. Al die dingen die op je af komen als je de krant leest en die je niet meteen duidelijk zijn, terwijl alles toch met alles te maken heeft. Al die verschillende ontwikkelingen is Joeri toen als een soort complottheorie in elkaar gaan schuiven, want in de werkelijkheid tref je geen kant-en-klare verhalen aan, daar regeert de chaos en geven allerlei toevalligheden de doorslag. De kunst is dan om er toch verband in aan te brengen, om een verhaal te construeren waarin je goed en kwaad van elkaar kunt onderscheiden, en dat bovendien zo te doen dat het niet moralistisch wordt. Er zijn misschien toeschouwers en critici die vinden dat er te veel overhoop wordt gehaald en zeggen: ik snap het niet. Nee, allicht, want daar gáát dit stuk nu juist over. Dat de postmoderne wereld zo complex in elkaar zit, met zoveel mondiale vertakkingen, dat er bijna niemand meer is die nog kan overzien hoe de boel in elkaar steekt.’

Wat was het moeilijkste bij deze productie? – is mijn vraag.

‘De enscenering’, zegt Eric de Vroedt prompt. ‘Om te begrijpen wat zich op het podium allemaal afspeelt moet je ook een paar dingen vertellen die een vrij theoretisch karakter hebben, over de manier waarop de internationale olie- en gasmarkt werkt bijvoorbeeld, en het bleek volslagen ongeloofwaardig te zijn als we die informatie uit de mond van de acteurs lieten komen. Die zeven personages op het toneel zijn namelijk nog steeds halfdronken en amper ontwaakt uit hun drugsroes, die hebben al moeite genoeg om hun broek en hun schoenen terug te vinden en tot zich door te laten dringen hoe penibel de situatie inmiddels is geworden. Die zitten als ratten in de val in die hotelkamer, en dan kun je uiteraard geen helder college van ze verwachten over de geopolitieke verhoudingen in de wereld, dat wordt echt heel raar. En vandaar dus de beslissing om gebruik te maken van een soort voice-over, als de deelnemers op het videoscherm zogenaamd “terugblikken”, vaak op basis van echt bestaand documentatiemateriaal. Maar dat wierp uiteraard meteen het volgende probleem op: wat doen de acteurs intussen, terwijl het scherm alle aandacht vraagt? Onze oplossing was om de actie zo nu en dan te “bevriezen”, of de acteurs ritmisch en synchroon te laten bewegen, door middel van een reeks pasjes – kleine choreografietjes – die we er echt ingestampt hebben. Dat was spannend! En toen we die oplossing eenmaal hadden gevonden viel alles ineens wonderwel op zijn plek.’

Die ‘bevroren’ poses en ‘choreografietjes’ stellen wel heel specifieke – en tamelijk zware – eisen aan de acteurs, zoals ik in de repetitieperiode zelf heb ervaren, toen ik met een kop koffie in mijn handen zat te kijken naar het engelengeduld waarmee bepaalde scènes keer op keer moesten worden overgedaan, en nog eens en nog eens, terwijl Eric de Vroedt er bovenop zat en aanwijzingen gaf in de trant van: ‘Iets meer naar links, nee, veel langzamer, nee, nog veel langzamer, en nu een kwartslag draaien, anders staan die Shell-jongens straks met hun neus de verkeerde kant op, als ze naar de balustrade moeten lopen om naar de menigte op straat te kijken.’

Ik praat er een paar dagen na de première over met Rick Paul van Mulligen, de acteur die de vrij ‘knullige’ Europese Centrale Bank-vertegenwoordiger speelt. ‘Mijn personage kan eigenlijk niet tegen die twee brallerige Shell-types op’, zegt hij, ‘maar dat zou hij wel willen: meedoen in dat wereldje van snelle pakken, snelle auto’s en ruige feesten. Toch is hij degene die helemaal op het eind dat hoertje uit Oekraïne over de streep duwt en haar onder druk zet om te bekennen dat ze Esra Erdogan heeft neergeschoten in opdracht van de Syrische premier Assad. Meedogenloos, want dat was niet het geval, maar ze doet het voor Oekraïne en haar familie in het thuisland. Dat is de emotionele gelaagdheid van mijn personage, de climax waar ik de hele voorstelling naartoe werk, en het is heerlijk dat Eric al die pasjes net zo lang met ons heeft doorgenomen tot ze een automatisme werden, want dat geeft je nou juist de vrijheid om die andere aspecten van je rol tot hun recht te laten komen. Hij zegt het soms ook letterlijk: “Kom eens met een aanbod, want wat moeten we hiermee?” Ik vind dat prettig, want het betekent dat je echt samenwerkt om de vorm te vinden, dat maakt het minder gestresst. Je mag iets uitproberen, zonder angst dat je wordt afgestraft. En wat de inhoud betreft: die vind ik interessant, maar zo heel erg politiek geëngageerd ben ik niet, hoor. Ik vind dat geëngageerd toneel ook best gewoon een avondje uit mag zijn.’

Fresh young gods speelt vanaf 13 november op verschillende locaties. Zie toneelgroepoostpool.nl


Beeld: Scènes uit Fresh young gods. Foto’s Sanne Peper